vrijdag 21 juni 2024
Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Standpunt hervorming wetboek strafvordering
Op 20 maart 2018 organiseerde de Kamercommissie justitie een hoorzitting met de leden van de commissie tot hervorming van het strafprocesrecht. Daarop werden de krachtlijnen toegelicht van de voorstellen die de commissie formuleerde met als doel de opstelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering.
De hoorzitting met de leden van de commissie tot hervorming van het strafprocesrecht vormde in maart 2018 de aanzet tot de opstart van verdere concrete parlementaire werkzaamheden met betrekking een nieuw Wetboek van Strafvordering.
De door de commissie toegelichte voorstellen hadden slechts betrekking op de fase van het vooronderzoek tot en met de afsluiting ervan en dus niet op de vonnisfase.
- Vertrekpunt: een eengemaakt vooronderzoek met gewijzigde rollen van de actoren
De commissie wenst het klassieke onderscheid tussen het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek te verlaten. Het openbaar ministerie krijgt de opdracht om het vooronderzoek à charge en à décharge te leiden. Om dwangmaatregelen te stellen of handelingen die een schending inhouden van individuele rechten en vrijheden, moet het evenwel toestemming krijgen van de onderzoeksrechter, die zowel wettigheid, proportionaliteit als subsidiariteit nagaat.
De vroegere kamer van inbeschuldigingstelling wordt in het voorstel omgedoopt tot de kamer van onderzoek. Die kamer staat in voor de controle van de bijzondere opsporingsmethoden en vormt de beroepsinstantie ten aanzien van bepaalde beslissingen van de onderzoeksrechter en voor benadeelde personen bij een beslissing tot seponering. De raadkamer behoudt een beperkte functie in het strafonderzoek, meer bepaald op het niveau van de voorlopige hechtenis.
- Een participatief vooronderzoek met rechten voor de verdachte en benadeelde persoon
Een participatief vooronderzoek omvat ten eerste het recht op een verzoek tot inzage en/of afschrift voor de verdachte en de benadeelde persoon bij de procureur des Konings. Ten tweede kunnen de partijen aan het parket aanvullend onderzoek vragen. Tot slot kan eenieder die wordt geschaad door een opsporingshandeling met betrekking tot zijn goederen de opheffing ervan vragen aan de procureur des Konings.
- Een nieuwe wijze van afsluiting van het vooronderzoek
De procureur des Konings beslist op het einde van het onderzoek zelf over het gevolg dat aan de feiten moet worden gegeven. Hij kan seponeren, kiezen voor vormen van buitengerechtelijke afhandeling, dan wel voor een procedure voor het vonnisgerecht (rechtstreekse dagvaarding of oproeping bij proces-verbaal).
- Een hertekening van de regeling over onrechtmatig verkregen bewijs
Het voorstel stapt af van de zuivering van nietigheden. De commissie heeft ook bedenkingen bij het actuele uitgangspunt waarbij onrechtmatig verkregen bewijs in beginsel toelaatbaar is (met uitzondering van de drie wettelijk omschreven gevallen) en wil dat principe omkeren.
- De voorlopige hechtenis
De regeling over de voorlopige hechtenis wordt geïntegreerd in het Wetboek van Strafvordering. De commissie stelt voor de gronden van vlucht-, collusie- of recidivegevaar en het gevaar om bewijzen te laten verdwijnen als redenen ter rechtvaardiging van een voorlopige hechtenis in het algemeen te voorzien voor alle misdrijven.
- De verjaring van de strafvordering
Het voorstel bevat nieuwe verjaringstermijnen die afhankelijk worden gesteld van de zwaarwichtigheid van het misdrijf. De commissie stelt voor om verjaring enkel te laten lopen in de fase van het onderzoek. De termijn zou stoppen vanaf de rechtstreekse dagvaarding, de oproeping bij proces-verbaal of de vrijwillige verschijning.