Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Standpunt DIOB
We staan erg kritisch tegenover het voorontwerp van wet tot instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en de oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB). Het machtigt het college van burgemeester en schepenen om een uitbatingsvergunning in te trekken of te weigeren, dan wel een publiek toegankelijke inrichting sluiten, wanneer een integriteitsonderzoek naar de (prospectieve) uitbater aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat de uitbating gepaard zal gaan met strafbare feiten.
Grote lijnen
De DIOB heeft tot taak om jaarlijks een risicoanalyse op te stellen over economische sectoren en activiteiten waarin ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren. Op basis van die analyse kan de Koning bij KB een lijst met risicovolle sectoren opstellen. Gemeenteraden kunnen vervolgens op basis van die lijst bij politieverordening bepalen naar welke lokale economische sectoren en activiteiten een integriteitsonderzoek kan plaatsvinden.
Dat integriteitsonderzoek wordt bevolen door de burgemeester en heeft betrekking op de personen die in feite of in rechte belast zijn met de uitbating van een publiek toegankelijke inrichting.
Indien uit het integriteitsonderzoek, aangevuld door het advies van DIOB, blijkt dat er een ernstig aanwijsbaar risico bestaat dat de inrichting zal worden gebruikt om specifieke strafbare feiten (bijvoorbeeld witwassen van geld, mensensmokkel en -handel, fiscale en sociale fraude, informaticabedrog, ... ) te plegen, kan het college van burgemeester en schepenen, op voorstel van de burgemeester, de uitbatingsvergunning weigeren of intrekken, dan wel de inrichting sluiten.
Advies
We zijn steeds erg terughoudend over de groeiende bewapening van het bestuur. Hoewel er begrijpelijk oplossingen worden gezocht voor het strafrechtelijk handhavingstekort, zijn dergelijke wetgevende initiatieven steeds precaire evenwichtsoefeningen waarmee men een erg dunne lijn bewandelt tussen de efficiëntie van het lokale niveau en de uitholling van enkele fundamentele principes van de rechtsstaat en de scheiding der machten.
Onze belangrijkste aandachtspunten gaan over:
- het vermoeden van (on)schuld: er kunnen maatregelen worden getroffen gebaseerd op voorafgaande strafbare feiten om potentieel toekomstig gedrag te voorspellen
- te ruim appreciatiemarge voor het bestuur
- de verdragende gevolgen: maatregelen zullen gedurende vijf jaar opgenomen worden in het centraal register van integriteitsonderzoeken.
- Praktische haalbaarheid
Ondanks deze (en andere) bezwaren, moeten we vaststellen dat het wetsontwerp dat ingediend werd in de Kamer quasi identiek is aan de tekst die we becommentarieerd hebben en dus nog steeds dezelfde problemen bevat.