Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Hoofdstuk 3 - Verhouding tot de cliënt
Afdeling 1 - Begin en einde van de betrekkingen met de cliënt
Art. 249
De advocaat treedt slechts op wanneer hij daartoe opdracht van zijn cliënt heeft gekregen. De advocaat mag evenwel optreden in een zaak wanneer hij opdracht ontvangt van een andere advocaat, die de cliënt vertegenwoordigt, of van een bevoegde instantie.
De advocaat dient redelijkerwijs moeite te doen om de identiteit, de competentie en de bevoegdheden van de persoon of organisatie van wie hij de opdracht heeft ontvangen te achterhalen, indien specifieke omstandigheden aan het licht mochten brengen dat genoemde identiteit, competentie en bevoegdheden niet duidelijk vaststaan.
Art. 250
De advocaat zal met spoed, gewetensvol en met ijver, de cliënt adviseren en verdedigen. Hij aanvaardt persoonlijk de verantwoordelijkheid voor de taak die hem is toevertrouwd en hij houdt de cliënt op de hoogte van het verloop van de zaak waarmee hij belast is.
Art. 251
De advocaat neemt geen zaak op zich als hij weet of behoort te weten, dat hij niet de nodige bekwaamheid bezit om deze te behandelen, tenzij hij dat doet in samenwerking met een advocaat die die bekwaamheid wél bezit.
De advocaat kan geen zaak aanvaarden als hij niet in de gelegenheid is deze met spoed te behandelen, rekening houdend met zijn overige verplichtingen.
Art. 252
De advocaat mag van zijn recht om zich aan een zaak te onttrekken geen gebruik maken op een wijze of in omstandigheden dat de cliënt niet in de mogelijkheid zou zijn tijdig juridische bijstand te verkrijgen om te voorkomen dat de cliënt schade zou lijden.
Afdeling 2 - Tegenstrijdige belangen
Art. 253
De advocaat behoort in eenzelfde zaak niet de raadsman, de vertegenwoordiger of de verdediger te zijn van meer dan één cliënt, indien er een belangentegenstelling tussen deze cliënten bestaat of er een wezenlijke dreiging bestaat dat een zodanige tegenstelling zal ontstaan.
Art. 254
De advocaat dient zich ervan te onthouden de zaken van twee of van alle betrokken cliënten te behandelen, indien zich tussen deze cliënten een tegenstrijdigheid van belangen voordoet, het beroepsgeheim dreigt geschonden te worden of zijn onafhankelijkheid in gevaar dreigt te komen.
Art. 255
De advocaat mag geen zaak van een nieuwe cliënt op zich nemen, indien de geheimhouding van de inlichtingen die hij van een vroegere cliënt heeft verkregen, dreigt te worden aangetast of indien de kennis, die hij van de zijde van de vroegere cliënt verkregen had, de nieuwe cliënt ongerechtvaardigd zou bevoordelen.
Art. 256
Als advocaten het beroep in groepsverband uitoefenen, zijn de artikelen 253. tot 255 van toepassing zowel op de groep in zijn geheel als op haar individuele leden.
Afdeling 3 - Pactum de quota litis
Art. 257
De advocaat mag zijn honorarium niet vaststellen op basis van een "pactum de quota litis”.
Art. 258
Met “pactum de quota litis” is bedoeld een overeenkomst aangegaan tussen de advocaat en de cliënt vóór de beëindiging van de zaak, waarbij de cliënt zich verbindt aan de advocaat een bepaald deel van de opbrengst van de zaak te zullen uitkeren hetzij in geld hetzij in enig ander goed of waarde.
Art. 259
Als een dergelijk pactum wordt niet beschouwd de overeenkomst, waarbij het honorarium wordt bepaald in samenhang met het belang van het geschil met de behandeling waarvan de advocaat is belast, indien dat honorarium in overeenstemming is met een officieel tarief of is toegelaten door de bevoegde autoriteit waaronder de advocaat ressorteert.
Afdeling 4 - Vaststelling van het honorarium
Art. 260
De advocaat moet de cliënt de nodige inlichtingen geven met betrekking tot het gevraagde honorarium en het bedrag ervan dient billijk en gerechtvaardigd te zijn en in overeenstemming te zijn met de wet en de beroeps- en gedragsregels waaraan de advocaat onderworpen is.
Afdeling 5 - Voorschotten op honorarium en verschotten
Art. 261
Wanneer de advocaat een voorschot voor verschotten en honorarium verlangt, mag dat voorschot een redelijke raming van het honorarium en de kosten en verschotten, die de zaak waarschijnlijk zal gaan kosten, niet overschrijden. Bij gebrek aan betaling van een voorschot mag de advocaat ervan afzien de zaak te behandelen of er zich aan onttrekken, behoudens het bepaalde in artikel 252.
Afdeling 6 - Verdeling van het honorarium met iemand die geen advocaat is
Art. 262
Het is de advocaat verboden zijn honorarium te delen met iemand die geen advocaat is, tenzij een associatie tussen de advocaat en deze andere persoon toegelaten is door de wet en de beroeps- en gedragsregels waaraan de advocaat is onderworpen.
Art. 263
De bepaling van artikel 262 is niet van toepassing op bedragen of vergoedingen die door een advocaat worden uitgekeerd aan de erfgenamen van een overleden advocaat of aan een advocaat, die zijn beroep neerlegt, ter zake van de introductie bij de cliënten als opvolger van die advocaat.
Afdeling 7 - Kosten van de procedure en rechtsbijstand
Art. 264
De advocaat dient te allen tijde te trachten om in het geschil van de cliënt een oplossing te vinden, die is aangepast aan het belang van de zaak, en hij zal de cliënt op het juiste moment nadrukkelijk adviseren over de wenselijkheid om tot een schikking te komen of een beroep te doen op alternatieve oplossingen om het geschil te beëindigen.
Art. 265
Indien de cliënt in aanmerking komt voor kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand tegen verminderd tarief, is de advocaat verplicht hem daarvan in kennis te stellen.
Afdeling 8 - Gelden van derden
Art. 266
Advocaten die gelden voor rekening van hun cliënten of van derden (hierna te noemen “gelden van derden”) ontvangen zijn verplicht deze gelden te deponeren op een rekening bij een bank of soortgelijke instelling, onderworpen aan toezicht door de overheid (hierna te noemen “derdenrekening”). De derdenrekening moet gescheiden blijven van elke andere rekening van de advocaat. Alle gelden van derden, die een advocaat ontvangt, moeten op een dergelijke rekening worden gestort, tenzij de eigenaar van deze gelden akkoord gaat om de gelden een andere bestemming te geven.
Art. 267
De advocaat houdt volledige en nauwkeurige overzichten bij van alle verrichtingen die met de gelden van derden zijn verricht, waarbij hij onderscheid maakt tussen de gelden van derden en andere bedragen, die hij onder zich houdt. Deze overzichten moeten bewaard blijven gedurende een bepaalde termijn overeenkomstig de nationale regels.
Art. 268
Een derdenrekening kan niet debet staan, behalve in uitzonderlijke omstandigheden die uitdrukkelijk zijn toegelaten in de nationale regels of wegens bankkosten waarop de advocaat geen invloed heeft. Deze rekening kan niet als waarborg worden gegeven of dienen als zekerheidstelling ten welken titel ook. Geen enkele compensatie of samengaan van een derdenrekening met een andere bankrekening is toegestaan. Evenmin kunnen gelden van derden worden gebruikt om de bedragen te vergoeden die de advocaat verschuldigd is aan zijn bank.
Art. 269
De gelden van derden moeten onverwijld worden overgemaakt aan de rechthebbenden of anders onder door hen goedgekeurde voorwaarden.
Art. 270
Het is de advocaat verboden om gelden die zijn gestort op een derdenrekening over te maken op een eigen rekening als betaling van honorarium of kosten zonder de cliënt daarvan schriftelijk op de hoogte te brengen.
Art. 271
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben het recht om elk document te controleren en te onderzoeken dat betrekking heeft op de gelden van derden, met eerbiediging voor het beroepsgeheim waaraan dit onderworpen kan zijn.
Afdeling 9 - Verzekering van de beroepsaansprakelijkheid
Art. 272
De advocaat moet binnen redelijke grenzen verzekerd zijn voor zijn beroepsaansprakelijkheid, daarbij rekening houdende met de aard en de omvang van de risico’s, die hij uit hoofde van zijn praktijk loopt.
Art. 273
Indien dit onmogelijk is, moet de advocaat de cliënt over deze situatie en de gevolgen daarvan informeren.