Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies

667 aantal items zijn gevonden. U vindt hier 667 items op pagina 13 van de 56.
dinsdag 30 augustus 2016

Advies 577

Artikel III.2.4.2 vereist een brief van de advocaat waarbij hij onvoorwaardelijk een aanbod van zijn tegenstrever aanvaardt. Daartoe dient de advocaat gemandateerd te zijn door zijn cliënt. Deze onvoorwaardelijke aanvaarding beëindigt het geschil zodat de rechter hiervan zelfs geen kennis moet krijgen.

Wanneer briefwisseling wordt overgelegd door advocaten met toestemming van de stafhouder(s) heeft de rechtbank nog de plicht na te gaan of de stafhouders zich niet hebben vergist of in de mate dat er geen toestemming nodig is, het reglement wel correct werd toegepast. De schending van het reglement is een zelfstandige grond tot cassatie. Dit houdt evenwel niet in dat de rechtbank een “beroepsinstantie” zou zijn van de stafhouder.


Meer lezen
donderdag 11 augustus 2016

Advies 570

Een advocaat zetelt als werkend magistraat en niet als plaatsvervangend vrederechter. Het betreft een absolute onverenigbaarheid waarover de raad van de Orde moet oordelen, maar waarvan zij geen vrijstelling kan verlenen. De onverenigbaarheid is ingegeven door de onafhankelijkheid van de advocaat en de waardigheid van de balie

De onafhankelijkheid vereist dat het de taak van de advocaat is om elke mogelijkheid tot verwarring met zijn optreden in hoedanigheid van magistraat, te vermijden en dit zowel in hoofde van zijn cliënt als van derden. Wanneer men enerzijds als advocaat optreedt voor een partij in een bepaald dossier en anderzijds als magistraat oordeelt, geoordeeld heeft of nog te oordelen heeft over de tegenpartij van zijn cliënt - ook al is dat in een ander dossier - creëert men verwarring tussen de twee hoedanigheden waarin men optreedt met betrekking tot eenzelfde partij. Dergelijke verwarring moet vermeden worden door de advocaat; zelfs de enkele mogelijkheid tot verwarring volstaat om terughoudend te zijn. Enige schijn van een gebrek aan onafhankelijkheid volstaat.
De onafhankelijkheid van de advocaat vereist tevens enerzijds dat hij kritisch de rechtspraak benadert en de door de ‘werkende rechter’ tot stand gebrachte rechtspraak in vraag kan stellen en anderzijds dat de advocaat geen moreel belang mag hebben bij de zaak. De advocaat mag dan ook in zijn advies niet geremd zijn door eerder door hem uitgesproken vonnissen.

De beroepsuitoefening van de advocaat moet gestoeld zijn op de maximale verdediging van de belangen van zijn cliënt. Deze plicht tot partijdigheid gaat regelrecht in tegen de vereiste onpartijdigheid van een magistraat.

Meer lezen
donderdag 11 augustus 2016

Advies 576

Het verlenen van juridisch advies en juridische ‘bijstand’ is geen exclusieve bevoegdheid of taak van de advocaat. De bijstand of vertegenwoordiging in rechte daarentegen is op enkele wettelijke uitzonderingen na wel exclusief toebedeeld aan de advocatuur.



Meer lezen
dinsdag 09 augustus 2016

Advies 569

Een erenotaris is werkzaam op een advocatenkantoor als of counsel. In het verleden heeft hij werkzaamheden verricht voor partijen in een nu voorliggend geschil.
De tegenstrijdigheid van belangen speelt voor iedereen die met de advocaat samenwerkt, zelfs voor zij die geen advocaat zijn.

Meer lezen
vrijdag 15 juli 2016

Advies 574

Vraag of er sprake is van een belangenconflict indien een gemeentelijke mandataris in die hoedanigheid is tussengekomen in een dossier en later het advocatenkantoor vervoegt dat eerder geconsulteerd werd in dat dossier – advies 463.


Meer lezen
vrijdag 10 juni 2016

Advies 572

De stagecommissie kan op grond van artikel II.1.6.2 van de Codex enerzijds ‘slechts’ kennis nemen van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst en anderzijds ‘slechts’ advies verlenen aan de stafhouder en de raad van de Orde in verband met elk probleem in het kader van de stage. De stagecommissie mag geen beslissingen nemen.
Het bepalen van een opzegperiode en -vergoeding of het vaststellen van een contractuele grove fout, valt buiten de bevoegdheid van de raad van de Orde c.q. de stafhouder. Wel kan de raad van de Orde inbreuken op stageverplichtingen onderzoeken en vaststellen binnen zijn bevoegdheden, maar verder dan de bevoegdheid zoals in tucht kan de raad van de Orde niet gaan.

Meer lezen
woensdag 08 juni 2016

Advies 554

1. Een bijkantoor moet beschikken over ‘een infrastructuur die een behoorlijke uitoefening van het beroep mogelijk maakt.’ Het komt aan de stafhouder van de balie waar het bijkantoor gevestigd is, toe om na te gaan of dit wel degelijk het geval is. Op het briefpapier van het bijkantoor moet vermeld worden dat de advocaten tevens medewerker zijn van een associatie. De controle hierop kan zowel door de stafhouder van het hoofdkantoor als door de stafhouder van het bijkantoor worden uitgeoefend, omdat dit de transparantie van de communicatie van de advocaat met meerdere kantoren betreft.

2. Het statutair doel van een vennootschap van 2 advocaten-echtgenoten is het uitoefenen van het beroep van advocaat. Zij hebben hun beroepsactiviteit als advocaat aldus ingebracht in een vennootschap, zodat zij een samenwerkingsverband vormen. Omdat de vennootschap gebruikt wordt voor het factureren van hun diensten als medewerkers bij andere associaties, is het samenwerkingsverband van de advocaten-echtgenoten een associatie.
Artikel V.1.1.3 - 3.4 van de Codex is niet van toepassing. Een advocaat, en dus ook een advocatenvennootschap, kan op zich als medewerker diensten verlenen aan meerdere kantoren.

3. De advocaten-echtgenoten moeten als leden van hun associatie ervoor waken dat ze geen tegenstrijdige belangen hebben met het advocatenkantoor waar ze als medewerker werkzaam zijn.

4. Als medewerkers van twee verschillende kantoren moeten de advocaten-echtgenoten vrij van alle druk, in het bijzonder van de eigen belangen, de zaken van hun beide associaties c.q. kantoren behandelen. Enige schijn van een gebrek aan onafhankelijkheid volstaat.

Meer lezen
woensdag 08 juni 2016

Advies 566

1. Een advocaat werd geschrapt van het tableau en is aldus geen advocaat meer. Hij kan geen activiteiten als advocaat meer uitoefenen, noch zich als advocaat uitgeven. Op een zoekwebsite wordt hij nog vermeld als advocaat. Uit artikel 455 Ger. W. kan voor de Orde van Advocaten geen recht afgeleid worden om door middel van een burgerlijke partijstelling een rechtsvordering in te stellen wegens miskenning door een niet-advocaat van de beroepsbelangen van een advocaat.

2. De stafhouder heeft geen tuchtbevoegdheid meer ten aanzien van de geschrapte advocaat, omdat hij geen advocaat meer is. Hij kan hem dan ook niet verplichten zijn gegevens te laten verwijderen van de zoekwebsite.

3. De publiciteit op de zoekwebsite die erin bestaat diensten van de geschrapte advocaat als advocaat aan het publiek aan te bieden, kan mogelijk beschouwd worden als misleidende reclame.
Omdat de Orde van Advocaten geen beroepsregulerende overheid lijkt te zijn, kan zij geen stakingsvordering instellen. Dit komt toe aan de OVB.

4. Hoewel de stafhouder geen enkele bevoegdheid heeft ten aanzien van de websitebeheerder, kan hij hem vragen om de geschrapte advocaat weg te laten van zijn zoekwebsite. Indien de websitebeheerder hieraan geen gevolg geeft en zich zou steunen op een contractuele relatie met de geschrapte advocaat, dan kan de websitebeheerder mogelijk aangesproken worden op grond van derde-medeplichtigheid aan het verspreiden van onjuiste informatie.

5. Indien de geschrapte advocaat na zijn definitief geworden tuchtbeslissing tot schrapping, aan de beheerder van de zoekwebsite uitdrukkelijk instructies zou hebben gegeven om de advertentie met betrekking tot zijn gegevens als advocaat te verwijderen, kan hij niet aansprakelijk gesteld worden.

Meer lezen
donderdag 26 mei 2016

Advies 563

De door de stafhouder aan het paleisverbod gegeven ‘publiciteit’ moet noodzakelijk zijn en mag niet verder gaan dan wat nodig is om de effectiviteit van de bewarende maatregel te garanderen. Door deze mededeling kunnen bepaalde instanties de stafhouder over de al dan niet naleving van de genomen bewarende maatregel inlichten.
Een rechter kan op grond van het paleisverbod een advocaat niet weigeren te verschijnen, noch verbieden te pleiten. Hij kan wel een afschrift van het proces-verbaal van de terechtzitting aan de stafhouder overmaken.

Meer lezen
woensdag 25 mei 2016

Advies 568

Voor de herinschrijving op het tableau moet dezelfde procedure gevolgd worden als voor de oorspronkelijke inschrijving. Bij heropname na schrapping kan de rang van de eerste inschrijving op het tableau behouden blijven.

Omdat de vraag tot heropname op het tableau conform artikel 472, § 1 Ger. W. niet vermeld is in de opsomming van de gevallen waarin de raad van de Orde zetelt zoals in tucht, is deze procedure niet van toepassing.

Het Gerechtelijk Wetboek schrijft niets speciaal voor m.b.t. de voorwaarden voor heropname, met uitzondering van de ‘buitengewone omstandigheden’ De voorwaarden zoals voor opname op het tableau zijn van toepassing.
Degene die zijn herinschrijving vraagt moet buitengewone omstandigheden aanvoeren en bewijzen. De raad van de Orde moet dit nagaan en het begrip desgevallend toetsen en invullen. ‘Financieel precaire en onstabiele toestanden’ worden niet aanvaard als buitengewone omstandigheden.

Het verzoek moet gericht worden aan de Orde van Advocaten waar men zijn herinschrijving vraagt, maar de inschrijving kan slechts gebeuren na een met redenen omkleed advies van de Orde van Advocaten waartoe de advocaat behoorde op het ogenblik van de schrapping.

In het licht van de rechtspraak van het EHRM kan de betrokkene het recht om gehoord te worden niet kan ontzegd worden.

Meer lezen
dinsdag 17 mei 2016

Advies 567

Een advocaat mag optreden tegen een confrater van de eigen balie. Artikel III.2.1.13 van de Codex vereist hiervoor geen voorafgaande toestemming van de stafhouder, maar wel een voorafgaande melding.

Meer lezen
dinsdag 17 mei 2016

Advies 571

Bij het aangetekend ingebrekestellen van een advocatenkantoor is er strikt genomen nog geen sprake van het inleiden van een rechtsvordering. Kopie van deze ingebrekestelling werd overgemaakt aan de eigen stafhouder. De ingebrekestelling kan niet beschouwd worden als een ‘ontwerp van de inleidende akte’ in de zin van artikel III.2.1.13 van de Codex. De kennisgeving van de ingebrekestelling aan zijn stafhouder maakt geen deontologische inbreuk uit. De bevoegde stafhouder is evenwel die van de advocaat die het voorwerp is van een maatregel in rechte.

De verwittigingsplicht zoals opgenomen in de artikelen III.2.1.13 - III.2.1.14 en VI.2.1 van de Codex mag toegepast worden op het inleiden van een rechtsvordering tegen een rechtspersoon (advocatenvennootschap).

Meer lezen