Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 93
Betekening en uitvoering van gerechtelijke akten - een voorafgaandelijke verwittiging van tegenstrever volstaat - fout van beide advocaten - vergoeding naar het oordeel van de Stafhouder.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Ik dank Stafhouder X. voor zijn brief van 26 juli ll. houdende toezending van het volledig dossier en kan U als volgt van advies dienen :
Het betreft een vraag of Mr O. zonder verdere verwittiging tot betekening en verdere uitvoering mocht overgaan nadat zijn confrater hem een minnelijk voorstel had overgemaakt namens zijn cliënt en gevraagd had geen verdere kosten te maken.
Op deze vraag enten zich in dit geval enkele andere vragen die ik verder zal bespreken.
De chronologie heeft een (relatief) belang :
- Deel A
- datum factuur : september 1998
- aangetekende ingebrekestelling door de cliënt ?
- aanmaning door Mr O. : 9 november 1999
- dagvaarding : 23 november 1999
- vonnis : 9 december 1999
- Deel B
- instructie aan gerechtsdeurwaarder 28 december 1999
- (officiële) brief T. : 5 januari 2000
- brief O. : 20 januari 2000
- betekeningsakte : 25 januari 2000
- betaling (deel) : 4 februari 2000
- Deel C
- bevel : 1 maart 2000
- uitvoerend beslag : 10 maart 2000
Advies
Deel A
Luik a) heeft voor Mr O. en zijn cliënt belang omdat deze gang van zaken zijn energiek optreden verklaart.
Doch voor de verdere beoordeling lijkt dit belang zeer relatief, omdat wij hier een regel moeten nagaan die speelt nadat Mr O. kennis krijgt van de tussenkomst van zijn confrater ; het gaat om een confraterniteitsregel.
Deel B
In luik b) komt de door Mr T. verweten gedraging aan bod.
Hij schrijft op 5 januari 2000 zijn confrater een minnelijk regelingsvoorstel voor slot van rekening (gedeeltelijke betaling voor 15 januari 2000 aanstaande enerzijds, plaatsen van plinten en verzaking aan verhogingsbeding en rente anderzijds), welke brief eindigt met :
“U gelieve het akkoord van uw cliënte met voormelde regeling te laten geworden en inmiddels geen onnodige kosten te maken.”
Het antwoord van 20 januari 2000 (dus na het verstrijken van de termijn van 15 januari voor betaling) van Mr O. is bijzonder kort, en antwoordt niet op de vraagstelling :
Waaruit blijkt dat mijn cliënte de plinten zou komen plaatsen ? U zal mij willen berichten.
Mr O. (en dat wordt hem precies verweten) maakt geen gewag van de opdracht tot betekening reeds gegeven op 28 december 1999, en welke zal worden uitgevoerd op 25 januari 2000, verwerpt het voorstel evenmin uitdrukkelijk, doch stelt een vraag naar verder bericht waarop door zijn tegenstrever niet zal worden geantwoord.
Het derde luik is m.i. het gevolg van de slechts gedeeltelijke betaling (bij gebreke aan akkoord) en het feit dat Mr T. niet verder berichtte (mogelijk door zijn cliënte evenmin werd verwittigd van betekening en bevel !).
Er is evenmin een bericht van berusting in het vonnis.
(Terloops weze gesteld dat de brief van 5 januari 2000 geen officiële brief kan zijn ; het gaat niet, zoals Mr T. ten onrechte schrijft, om het bericht dat een bericht van partij tot partij vervangt ; een dergelijke officiële brief bestaat niet, enkel elke mededeling die een akte van rechtspleging vervangt of uitmaakt, en het gaat evenmin om een mededeling die uitdrukkelijk als niet vertrouwlijk bestempeld is en die een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt, vermits voorwaarden worden gesteld om tot een dading te komen.)
4) Ter zake dient toepassing gemaakt van artikel 3 van het Nationaal Reglement : “betekening en uitvoering van gerechtelijke akten en beslissingen” van 7 december 1989 :
De betekening, het aanwenden van een rechtsmiddel en de uitvoering van een gerechtelijke beslissing moeten worden voorafgegaan door een kennisgeving aan de advocaat van de tegenpartij.
Deze regel wordt niet geïnterpreteerd alsof er twee verwittigingen nodig zijn, nl. één voor de betekening en één voor de uitvoering, maar houdt één globale verwittiging in.
Ook wanneer de opdracht tot betekening reeds was gegeven, diende Mr O. zich te voegen naar artikel 3, t.t.z. zijn confrater te verwittigen dat deze opdracht was gegeven.
Door dat niet te doen heeft hij een duidelijke confraternele regel overtreden.
Anderzijds heeft Mr T. zelf evenmin gereageerd op het “U zal mij willen berichten”, en volgde de (slechts gedeeltelijke) betaling evenmin binnen de door hem gestelde termijn, wat de verdere uitvoeringsdaden uitlokte, waarvan Mr T. blijkbaar door zijn cliënte al evenmin werd verwittigd !
Let op : Mr O. diende geenszins zijn uitvoeringsprocedure te staken, hij moest enkel verwittigen. De vraag of Mr O. betekende en uitvoerde nadat hij betaald was, en of de gerechtsdeurwaarder bleef uitvoeren alsof er niet betaald was (ik meen van niet), heeft geen verder belang.
De stelling “zelfs indien Mr O. Mr T. in kennis had gesteld van zijn opdracht tot betekenen zou dat naar mijn oordeel niets aan de zaak veranderd hebben” is m.i. te absoluut : er was alleszins een kans dat de cliënt zelf en Mr T. dan de juiste gevolgtrekking hadden gemaakt (verzet aantekenen of berusten en dadelijk betalen) waardoor sommige kosten konden vermeden worden, mogelijk niet deze van betekening (dat was sowieso het recht van Mr O.) maar dan toch de latere kosten van uitvoering.
Daarbij komt echter ook het probleem kijken van de totale inactiviteit van Mr T. en zijn cliënte na de brief van 20 januari 2000 die om antwoord vroeg, na de betekening zelf, en zelfs na het bevel.
Hier ligt zeker een concurrerende fout van deze laatsten.
Volgens artikel 3, lid 2 van het reglement kunnen de kosten van betekening en uitvoering ten laste vallen van de advocaat die hiertoe overgaat indien de betekening en de uitvoering gebeuren zonder dat deze kennisgeving plaats had of indien de tegenpartij berust heeft in het vonnis.
Artikel 4 stelt dat de Stafhouder van de advocaat die laat overgaan tot betekening en uitvoering oordeelt over de toepassing van het reglement.
Het gaat dus om een beslissing van deze Stafhouder en deze beslissing is geen automatisch gevolg maar is een mogelijkheid.
Deze Stafhouder zal hier dus moeten oordelen welk bedrag hij eventueel ten laste van Mr O. zal leggen.
Gezien de concurrerende fouten, en het feit dat het enkel om een kans gaat, zou ik durven suggereren dat hier enkel de kosten van de betekening zelf ten laste worden gelegd van Mr O..
Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie