Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies on­ver­e­nig­baar­he­den nr. 6

De onafhankelijkheid van de advocaat, zijn beroepsgeheim en het bestaan van belangenconflicten vormen geen beletsel voor het uitoefenen van een activiteit die bestaat in het louter ter beschikking stellen van een pand afgescheiden van het advocatenkantoor waar ondernemingen hun maatschappelijke zetel kunnen vestigen, gebruik kunnen maken van bepaalde faciliteiten (zoals een vergaderzaal), hun post kunnen laten toekomen, … Het publieke vertrouwen in de advocatuur daarentegen komt wel in het gedrang door frauduleuze operaties waarbij gebruik wordt gemaakt van de diensten van een domiciliëringsonderneming. Het vertrouwen dat het publiek in de advocatuur vermag te hebben, is dan ook moeilijk te verzoenen met een dergelijke activiteit. Maar indien de advocaat de alarmbel van fraude, witwas en de financiering van terrorisme nauwlettend in het achterhoofd houdt, zou het ter beschikking stellen van een pand - anders dan waar het advocatenkantoor is gevestigd – voor het vestigen van een maatschappelijke zetel, desgevallend gecombineerd met het verlenen van administratieve en logistieke diensten, toegelaten kunnen worden.

Daarnaast komt het publieke vertrouwen in het gedrang indien de advocaat juridische diensten als advocaat zou verlenen aan de ondernemingen die gevestigd zijn op zijn domicilieadres. De advocaat heeft in zijn hoedanigheid van advocaat mogelijk geen meldingsplicht bij een vermoeden van witwassen, terwijl hij als dienstenverlener aan vennootschappen dit wel heeft.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Vraag

Namens de raad van de Nederlandse Orde bij balie Brussel vraagt u mijn advies in toepassing van artikel 11quinquies, tweede lid van de Codex Deontologie voor Advocaten (hierna: de Codex).

Een advocaat biedt domiciliëringsdiensten aan bedrijven aan die hun maatschappelijke zetel kunnen vestigen op een adres dat eigendom is van de advocaat, maar afgescheiden is van zijn kantoor. Er wordt gezorgd voor de opvolging van de op dat adres toekomende post.

U legt mij twee vragen voor:

  1. Is het aanbieden van domiciliëringsdiensten verenigbaar met het beroep van advocaat?
  2. Kan de advocaat verder juridische diensten verlenen aan de bedrijven die gevestigd zijn op zijn domicilieadres, of laten de artikelen 11ter en quater van de Codex dit niet toe?

Advies

Sta mij vooreerst toe de dienst van het verschaffen van een maatschappelijke zetel aan een onderneming te kaderen.

Ik ga ervan uit dat de betrokken advocaat de domiciliëringsdiensten beroepsmatig aanbiedt. Hij oefent die activiteit uit naast zijn advocatenactiviteit en niet als advocaat (waarbij ik mij niet uitspreek over de geoorloofdheid om dergelijke werkzaamheden uit te oefenen als advocaat).

Ik vestig uw aandacht op de wet van 29 maart 2018 tot registratie van de dienstverleners aan vennootschappen (BS, 2 mei 2018) waarbij een ‘dienstenverlener aan vennootschappen’ wordt omschreven als “elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig een van de volgende diensten aan derden aanbiedt: (…) b) een maatschappelijke zetel aan een onderneming, een rechtspersoon of een soortgelijke juridische constructie verschaffen; c) een bedrijfs-, administratief of correspondentieadres en andere daarmee samenhangende diensten verschaffen aan een onderneming, een rechtspersoon of een soortgelijke juridische constructie;” (artikel 3, 1° van de wet)

Artikel 4 verklaart de wet toepasselijk op de natuurlijke en rechtspersonen die een activiteit uitoefenen zoals omschreven in artikel 3, 1°, met uitzondering van de natuurlijke en rechtspersonen bedoeld in artikel 5, § 1, 1° tot 28° en 30° tot 33° van de witwaspreventiewet van 18 september 2017. Volledigheidshalve merk ik op dat ‘tot 28°’ dient te worden begrepen als ‘tot en met 28°’, waarbij in dit punt de advocaten worden geviseerd. Met andere woorden is de wet van 29 maart 2018 niet van toepassing op advocaten die beroepsmatig een maatschappelijke zetel aan een onderneming verschaffen.

De motivering hiervoor is terug te vinden in de Memorie van Toelichting (p. 7-8):

3. Uitzonderingen op het toepassingsgebied

Dit wetsontwerp beoogt niet de dienstenverleners aan vennootschappen, wanneer die dienstenverleners een andere beroepsactiviteit voeren krachtens dewelke ze al onderworpen zijn aan de “anti-witwas” voorkomingsmaatregelen.

Deze beroepsbeoefenaars zijn al gekend. Het is dan ook niet nodig om hen te onderwerpen aan een inschrijvings- en registratieverplichting, wat dubbel gebruik uitmaakt met de verplichtingen die al bestaan voor deze beroepen. Deze beroepsuitoefenaars worden dus uitgesloten uit het toepassingsgebied van de wet.” (eigen onderlijning)

Uit de Memorie van Toelichting bij de wet blijkt dat de dienstenverleners aan vennootschappen een rol spelen in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Daarom legt de wet een registratieverplichting op aan de dienstenverleners die nog nergens anders werden geregistreerd en die onderworpen zijn aan de antiwitwaswetgeving. Zij zijn immers noodzakelijk betrouwbare en geïdentificeerde partners (p. 4 en 6 MvT)

Hoewel het aanbieden van domiciliëringsdiensten niet gebeurt als advocaat, is de dienstenverlener aan vennootschappen vrijgesteld van de registratieverplichtingen opgelegd door de wet van 29 maart 2018 omdat hij advocaat is. De wetgever lijkt er aldus van uit te gaan dat de advocaat (als onderworpen entiteit aan de witwaspreventiewet) door zijn inschrijving op het tableau, de lijst van stagiairs of de EU-lijst betrouwbaar is. De raad van de Orde – die meester is over het tableau en de lijsten - heeft volgens artikel 455 Ger. W. de opdracht om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven. Die integriteitsbeginselen zijn niet alleen van toepassing op de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat, maar ook bij de uitoefening van andere activiteiten.

Niettegenstaande de wet van 29 maart 2018 zoals hierboven reeds gezegd, niet van toepassing is op advocaten, betreft dit slecht hun registratie (wat precies het voorwerp uitmaakt van de wet). Het is dan ook niet ongepast om naar de voorbereidende werken van die wet te verwijzen om een goed begrip te hebben van de activiteit van domiciliëring van ondernemingen. De Memorie van Toelichting verduidelijkt het als volgt (p. 17):

De activiteit van domiciliëring van ondernemingen bestaat erin ondernemingen een adres ter beschikking te stellen dat als maatschappelijke zetel dient en, facultatief, andere diensten: behandelen van briefwisseling, aangepaste secretariaatsdiensten zoals het houden van algemene vergaderingen en raden van bestuur, enz. In tegenstelling tot een trust bestaan deze diensten nooit in het stellen van beheershandelingen of het bestuur van de klant-onderneming.

Na het schetsen van een algemeen kader, rijst de vraag of het aanbieden van domiciliëringsdiensten verenigbaar lijkt met het beroep van advocaat.

Die activiteit dient te worden getoetst aan enerzijds de kernwaarden beroepsgeheim, onafhankelijkheid, het vermijden van belangenconflicten in de uitoefening van het beroep van advocaat en anderzijds de waardigheid van de balie (artikel 11bis juncto artikel 11 van de Codex en artikel 437 Ger. W.). Daarnaast mag de andere activiteit het publieke vertrouwen in de advocatuur niet in het gedrang brengen (artikel 11, tweede lid van de Codex).


De onafhankelijkheid vereist dat de advocaat vrij van alle druk, in het bijzonder van de druk van eigen belangen of van beïnvloeding van buitenaf, moet kunnen optreden. Door het louter ter beschikking stellen van een pand afgescheiden van het advocatenkantoor waar ondernemingen hun maatschappelijke zetel kunnen vestigen, gebruik kunnen maken van bepaalde faciliteiten (zoals een vergaderzaal), hun post kunnen laten toekomen, … lijkt mij de onafhankelijkheid van de advocaat, zijn beroepsgeheim en het bestaan van belangenconflicten niet in de weg te staan. Zoals hierboven vermeld bestaan de facultatieve diensten gekoppeld aan het ter beschikking stellen van een maatschappelijke zetel nooit uit het stellen van beheershandelingen of daden van bestuur van de klant-onderneming. Algemene administratieve diensten lijken mij geen beletsel te zijn ter vrijwaring van de kernwaarden van de advocaat.


Iets anders lijkt het publieke vertrouwen in de advocatuur te zijn. Sinds enkele jaren heeft de CFI herhaaldelijk het gebruik van schermvennootschappen met fictieve bestuurders en vage maatschappelijke doeleinden vastgesteld voor de realisatie van frauduleuze operaties. Eén van de technieken die deze schermvennootschappen gebruiken om hun traceerbaarheid te bemoeilijken, is het gebruik maken van de diensten van een domiciliëringsonderneming. Het feit dat domiciliëringsondernemingen misbruikt kunnen worden voor het witwassen van geld, blijkt duidelijk uit de typologierapporten van de FAG. Dankzij de domiciliëringsondernemingen is het niet langer nodig om zich te verplaatsen om een schermvennootschap met bestuurders of fictieve maatschappelijke zetels op te richten. Domiciliëringsondernemingen maken het fraudeurs en criminelen bovendien mogelijk te verzwijgen dat ze de echte uiteindelijke begunstigden van deze structuren zijn. Door dit soort diensten te gebruiken, worden bovendien de onderzoeken van de vervolgingsautoriteiten moeilijk zo niet onmogelijk gemaakt. (MvT p. 17-18)

Vandaag zijn dan ook – zoals reeds gezegd - de dienstenverleners aan vennootschappen onderworpen aan de witwaspreventiewet. Dit neemt niet weg dat een dergelijke activiteit toch enigszins mogelijk een zeker risico inhoudt. Uiteraard mag dit niet worden veralgemeend. Deze domiciliëringsondernemingen hebben zonder twijfel een belangrijk economisch nut, in het bijzonder voor start-ups, tijdelijke vennootschappen, enz. (MvT p. 17).

Het vertrouwen dat het publiek in de advocatuur vermag te hebben, lijkt mij dan ook moeilijk te verzoenen met een dergelijke activiteit. Doch indien de advocaat de alarmbel van fraude, witwas en de financiering van terrorisme nauwlettend in het achterhoofd houdt, zou het ter beschikking stellen van een pand - anders dan waar het advocatenkantoor is gevestigd – voor het vestigen van een maatschappelijke zetel, desgevallend gecombineerd met het verlenen van administratieve en logistieke diensten, toegelaten kunnen worden. Uiteraard komt de beslissing hierover toe aan de raad van de Orde.


Volledigheidshalve merk ik nog op dat de advocaat bij de uitoefening van zijn andere activiteit de zogenaamde integriteitswaarden (waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid) dient te eerbiedigen. Het spreekt voor zich dat het ter beschikking stellen van een domicilieadres aan een (vermoedelijk) dubieuze onderneming niet strookt met deze waarden.

Wat uw tweede vraag betreft, merk ik op dat de onafhankelijkheid met zich meebrengt dat de advocaat niet in rechte kan optreden in geschillen met betrekking tot zijn andere activiteit. Dit geldt bij uitbreiding ook voor zijn kantoorgenoten (artikel 11quater van de Codex). Deze bepaling dient ruim te worden geïnterpreteerd en niet te worden beperkt tot geschillen waarvoor de advocaat in rechte moet optreden. Ook loutere juridische adviesverlening dient hieronder te worden begrepen.

Bovendien komt mijns inziens het publieke vertrouwen in het gedrang indien de advocaat juridische diensten als advocaat zou verlenen aan de ondernemingen die gevestigd zijn op zijn domicilieadres. Als advocaat is hij slechts onderworpen aan de witwaspreventiewet in de gevallen bepaald in artikel 5, § 1, 28°. Bij een vermoeden van het witwassen van geld of de financiering van terrorisme dient hij dit te melden aan de stafhouder, die beoordeelt of het al dan niet dient te worden gemeld aan de CFI. Een dienstenverlener aan vennootschappen daarentegen is zonder deze beperkingen en filter onderworpen aan de witwaspreventieverplichtingen (artikel 5, § 1, 29°). Dit betekent dat de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat mogelijk geen meldingsplicht heeft bij een vermoeden van witwassen, terwijl hij als dienstenverlener aan vennootschappen dit wel heeft.

Jan Meerts

Bestuurder deontologie, tucht en regulering

Voorzitter van de commissie Deontologie

Ook interessant

Advies 717

Meer lezen

Advies 694

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen