Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies on­ver­e­nig­baar­he­den nr. 5

De leden van een administratief college in onderwijszaken kunnen niet worden beschouwd als ‘werkend magistraat’, wat een absolute onverenigbaarheid zou zijn.
De onafhankelijkheid staat eraan in de weg dat een advocaat-lid of voorzitter van een bestuursrechtscollege zetelt in een dossier van een cliënt van het kantoor. Het is de taak van de advocaat om elke mogelijkheid tot verwarring met zijn optreden in hoedanigheid van bestuursrechter, te vermijden en dit zowel in hoofde van zijn cliënt als van derden.

Wanneer de advocaat niet optreedt voor of tegen hoger onderwijsinstellingen en geen zaken behandelt voor het college, ook niet voor kamers met een andere voorzitter, kan hij de functie van bestuursrechter en voorzitter van het college opnemen. Het verbod geldt bij uitbreiding ook voor zijn kantoorgenoten.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Namens de raad van de Orde van balie x vraagt u mijn advies in toepassing van artikel 11quinquies, tweede lid van de Codex Deontologie voor Advocaten (hierna: de Codex).

Bij brief d.d. … aan u heeft mr. X enkele andere activiteiten gemeld die hij uitoefent naast zijn beroep van advocaat. Tegen drie van de vier activiteiten heeft u geen bezwaar op grond van de voorliggende gegevens. Die activiteiten maken dan ook geen voorwerp uit van onderstaand advies.

Uw vraag heeft betrekking op de functie van mr. X als bestuursrechter en voorzitter van een administratief college (hierna: het college).

Voor de opname van die functie in 2014 heeft mr. X toenmalig stafhouder … hierover ingelicht. Die had geen bezwaar tegen de uitoefening ervan. Aangezien artikel 437 Ger. W. sindsdien ongewijzigd is gebleven, meent mr. X dat de in 2014 verleende toelating onverminderd geldt.

[…]

De leden van het college zijn niet statutair of contractueel vast aangesteld. Zij worden door de Vlaamse regering aangesteld voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar.

Wat de onafhankelijkheid betreft, is op de bestuursrechters geen rechtspositieregeling van toepassing, zij vallen onder geen enkel hiërarchisch gezag en de voorzitter van het college is aan geen enkele tuchtoverheid onderworpen, ook niet als hij tucht uitoefent over de bestuursrechters.

Het college maakt geen deel uit van de rechterlijke macht, noch van de rechterlijke orde en de bestuursrechters hebben niet de hoedanigheid van magistraat.

Advies

Werkend magistraat

In de eerste plaats verwijs ik naar artikel 437, eerste lid, 1° Ger. W., volgens hetwelk het beroep van advocaat onverenigbaar is met het beroep van werkend magistraat, van griffier en van staatsambtenaar. Dit betreft een absolute onverenigbaarheid waarover de raad van de Orde moet oordelen, maar waarvan zij geen vrijstelling kan verlenen. De raad van de Orde heeft met andere woorden geen beoordelingsmarge.

In casu rijst de vraag of de functie van bestuursrechter en voorzitter van het college dient begrepen te worden onder ‘het beroep van werkend magistraat’.

De notie ‘werkend magistraat’ staat hier in tegenstelling tot deze van plaatsvervangend rechter. (J. STEVENS, Advocatuur. Regels & Deontologie, Mechelen, Kluwer, 2015, 382, nr. 532 met verwijzing naar het verslag Van Reepinghen, Parl. St. Senaat 1963-64.) Het begrip dient mijns inziens ruim te worden geïnterpreteerd en niet te worden beperkt tot de leden van hoven en rechtbanken van de rechterlijke macht.

Nazicht van de toepasselijke regelgeving […] leert mij dat – zoals mr. X aanhaalt in zijn brief van … – de leden van het college, met inbegrip van de voorzitter, door de Vlaamse Regering worden benoemd voor een mandaat van zes jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het gaat aldus niet om een benoeming voor het leven.

Daarnaast ontvangt de voorzitter geen wedde maar een jaarlijkse forfaitaire vergoeding en een forfaitaire vergoeding per beroep.

Hoewel de […] ook uitdrukkelijk een onderscheid maakt tussen werkende en plaatsvervangende voorzitter(s) en bijzitters, kan mijns inziens op grond van het bovenstaande besloten worden dat een ‘werkend voorzitter’ van het college – dat een bestuursrechtscollege is - niet kan worden gelijkgesteld met een ‘werkend magistraat’, zoals bedoeld in artikel 437, eerste lid, 1° Ger. W., zelfs in de ruime interpretatie ervan.

Functie bestuursrechter en voorzitter van het college

Aangezien de functie van bestuursrechter en voorzitter van het college mijns inziens geen absolute onverenigbaarheid uitmaakt waarover de raad van Orde geen appreciatiebevoegdheid heeft, dient de activiteit te worden getoetst aan enerzijds de kernwaarden beroepsgeheim, onafhankelijkheid, het vermijden van belangenconflicten en anderzijds de waardigheid van de balie (artikel 11bis juncto artikel 11 van de Codex en artikel 437 Ger. W.). Daarnaast mag de andere activiteit het publieke vertrouwen in de advocatuur niet in het gedrang brengen (artikel 11, tweede lid van de Codex).


Vooreerst spreekt het voor zich dat de onafhankelijkheid eraan in de weg staat dat een advocaat-lid of voorzitter van een bestuursrechtscollege zetelt in een dossier van een cliënt van het kantoor.

De onafhankelijkheid vereist dat het de taak van de advocaat is om elke mogelijkheid tot verwarring met zijn optreden in hoedanigheid van bestuursrechter, te vermijden en dit zowel in hoofde van zijn cliënt als van derden. Wanneer men enerzijds als advocaat optreedt voor een partij in een bepaald dossier en anderzijds als bestuursrechter oordeelt, geoordeeld heeft of nog te oordelen heeft over de tegenpartij van zijn cliënt - ook al is dat in een ander dossier - creëert men verwarring tussen de twee hoedanigheden waarin men optreedt met betrekking tot eenzelfde partij. Dergelijke verwarring moet vermeden worden door de advocaat; zelfs de enkele mogelijkheid tot verwarring volstaat om terughoudend te zijn. Enige schijn van een gebrek aan onafhankelijkheid volstaat.

De advocaat moet ervoor waken dat zowel naar de eigen cliënt toe als naar de tegenpartij(en) toe, niet de indruk wordt gewekt dat hij een bevoorrechte positie heeft ten aanzien van het bestuursrechtscollege omdat hij daarin zetelt of daarvan deel uitmaakt. Dit geldt eveneens voor de kantoorgenoten van de advocaat die een dergelijke functie bekleedt.

Daarnaast is het evident dat de advocaat de informatie die hij in de hoedanigheid van advocaat verneemt, niet gebruikt of in rekening neemt bij de beoordeling van een dossier in zijn hoedanigheid van bestuursrechter.

Mr. X licht in zijn brief d.d. … toe dat hij sedert zijn aanstelling bij het college geen enkele zaak meer voor het college heeft behandeld als advocaat, ook niet voor kamers die door collega’s worden voorgezeten. De kantoorgenoten van mr. X treden evenmin op voor het college.

Bovendien heeft mr. X bij de opname van zijn functie bestaand cliënteel afgestoten en nieuw cliënteel binnen het hoger onderwijs geweigerd (ook voor dossiers die buiten het onderwijsrecht vallen, zoals overheidsopdrachten, personeelsgeschillen, aansprakelijkheidsbetwistingen, …). Hij treedt aldus niet meer op voor of tegen een hoger onderwijsinstelling, met uitzondering van A en B. In die dossiers zetelt mr. X niet in het college, zelfs niet in een louter adviserende opdracht.

Gelet op deze aanpassingen, lijkt er mij dan ook geen beletsel te zijn om de functie van bestuursrechter en voorzitter van het college uit te oefenen naast zijn werkzaamheden als advocaat.


Het behoeft mijns inziens geen verdere duiding dat die functie de waardigheid van de balie (artikel 437 Ger. W.) en het publieke vertrouwen in de advocatuur niet in het gedrang brengt (artikel 11, tweede lid van de Codex).


Tot slot merk ik volledigheidshalve nog op dat mr. X bij de uitoefening van de functie van bestuursrechter en voorzitter van het college de zogenaamde integriteitswaarden (waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid) dient te eerbiedigen.

Alex Tallon

Bestuurder deontologie

Voorzitter van de commissie deontologie

Ook interessant

Advies 717

Meer lezen

Advies 694

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen