Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 75
Beroepsgeheim van de schuldbemiddelaar - einde van zijn opdracht - beslag onder derden in zijn handen - verklaring van derde beslagene?
Dominique Dombret
Merve Köse
De wetgever heeft terzake eigenlijk niets bepaald (artikel 1675/2 tot 19 Ger.W.).
De schuldbemiddelaar heeft als gerechtsmandataris een eigen beroepsgeheim dat in de wet op de schuldbemiddeling is ingeschreven (artikel 1675/18 Ger.W.). Hij mag geen feiten bekend maken waarvan hij kennis had uit hoofde van zijn functie.
Het gaat dus niet om het beroepsgeheim van de advocaat, maar om een bijzonder beroepsgeheim met een bijzondere finaliteit voornamelijk gericht op de bescherming van de privacy van diegene die om schuldbemiddeling verzocht.
Het beroepsgeheim is relatief omdat de schuldbemiddelaar juist de opdracht heeft de middelen van zijn pupil op te sporen en bekend te maken aan diegene die daar procedureel belang kunnen bij hebben, in eerste instantie aan de Beslagrechter en schuldeisers die zich gemeld hebben.
Wanneer bedoelde procedures reeds gevoerd zijn zoals vermeld in uw brief, lijkt het evident deze schuldeisers ook op de hoogte zijn van het feit dat de schuldbemiddelaar een batig saldo heeft van bedoeld bedrag.
Bij herroeping herwinnen de individuele schuldeisers hun uitvoeringsmogelijkheden (artikel 1576/15).
Volgens de wet moet het batig saldo ter beschikking gesteld worden van de schuldenaren, maar dat kan niet verhinderen m.i. dat er in handen van de schuldbemiddelaar beslag op kan gelegd worden.
Door de herroeping komt een einde aan het gerechtelijk mandaat van de schuldbemiddelaar. Hij moet en kan dus geen rangregeling opstellen.
De enige vraag is of de schuldbemiddelaar in het kader van een dergelijk beslag een verklaring moet afleggen dat bedoelde gelden nog steeds in zijn bezit zijn.
De wet zegt daarover niets, maar mij staat voor dat de schuldbemiddelaar voorzichtig zou handelen door zich te beroepen op zijn wettelijk beroepsgeheim en tezelfdertijd zich bereid verklaren vrijwillig te verschijnen voor de Beslagrechter om over het twistpunt uitspraak te horen doen.
Hij staat inderdaad tussen twee strijdige belangen, dat van de schuldenaars die wensen dat hij zijn beroepsgeheim zou respecteren en dat van de schuldeisers die tegengesteld belang hebben, en hij moet niet het risico lopen deze strijdigheid van belangen zelf te willen oplossen.
Indien er geen einde was gekomen aan zijn mandaat had hij inderdaad een regeling moeten uitwerken en bekendmaken, doch dat is niet (meer) de hypothese waarin wij verkeren.
Anderzijds is het van belang dat hij zich onmiddellijk bereid zou verklaren om vrijwillig te verschijnen om de zaak te laten trancheren door de rechter, zodat hem ook persoonlijk niets kan worden verweten.
In voorkomend geval zal hij uiteindelijk niet zelf de gelden verdelen doch ze moeten overmaken aan de uitvoerende gerechtsdeurwaarder met het oog op evenredige verdeling.
Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie
20/03/2000
Aanpassing 28/03/2002