Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 718

Samenwerking tussen een advocatenkantoor en een bank – digitale juridische dienstverlening - een permanente waakzaamheid voor het naleven van de kernwaarden van de advocatuur (in het bijzonder het beroepsgeheim, de onafhankelijkheid en het vermijden van belangenconflicten) en andere deontologische principes (verbod op dichotomie, de voorwaarden waaraan de advocaat moet voldoen omdat zij haar opdracht niet rechtstreeks van de cliënt ontvangt, witwaspreventie) is onontbeerlijk.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Vraag

Inleiding

Een voorgenomen samenwerking tussen advocaten X en Y Bank heeft het advocatenkantoor ertoe gebracht om proactief de betrokken stafhouders hierover te informeren.

Omdat het een balie overschrijdend en innoverend project betreft met een derde speler, vragen de stafhouders advies aan de Orde van Vlaamse Balies. Een uniform standpunt is wenselijk.

Niettegenstaande vooraf aan dit advies rechtstreeks toelichting werd verstrekt door X aan (onder meer) de OVB, verleent de OVB uitsluitend advies aan de stafhouders en niet aan het betrokken advocatenkantoor. De OVB kan en wil niet tornen aan de autonomie van de stafhouders die soeverein blijven in de positie die zij innemen ten overstaan van de leden van hun balie en in de handhaving van die positie.

Zonder het voorgestelde project in extenso uit de doeken te doen, worden hierna vooreerst de krachtlijnen ervan in herinnering gebracht.

Het advies zelf betreft een toetsing van het project aan de deontologie, veeleer dan aan het materieel recht (Wetboek van Economisch Recht, GDPR). In concreto worden de volgende kernwaarden en principes geanalyseerd:

  • het beroepsgeheim;
  • de onafhankelijkheid en belangenconflicten;
  • het verbod op dichotomie;
  • het aanbrengen van cliënten door derden;
  • de witwaspreventie.

Krachtlijnen van het project

De OVB begrijpt dat, op basis van de verstrekte informatie, de krachtlijnen van het project als volgt samengevat kunnen worden. De OVB heeft naar de correctheid van deze feitelijke informatie geen afzonderlijk onafhankelijk onderzoek gepleegd noch kunnen plegen en zij gaat dus voor wat volgt uit van de hypothese dat de meegedeelde informatie volledig, correct en niet misleidend is.

In het kader van een toenemende digitale dienstverlening wenst Y Bank via haar mobiele applicaties Y Mobile (smartphone) en Y Touch (tablet en pc) een juridische dienst aan te bieden aan haar professionele klanten. Hiervoor heeft Y Bank op 14 september 2021 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met X.

Y biedt haar zakelijke klanten de mogelijkheid om gedurende één uur juridisch advies in te winnen bij een advocaat van X tegen een vaste prijs van € 195 excl. BTW.

Na het selecteren van de tegel “Juridisch advies” op Y Mobile of Y Touch, wordt de klant geïnformeerd over de werkwijze en dient hij de algemene gebruiksvoorwaarden en de privacyverklaring van X te aanvaarden. Dit gebeurt op de front-end applicatie van Y.

Hierna wordt de klant doorgestuurd naar de back-end van het IT-platform (gebouwd door Z, dochteronderneming van Y) waar hij zijn adviesvraag kan formuleren en desgevallend de nodige informatie als bijlage kan toevoegen. Y heeft geen toegang tot deze informatie, en ook derden hebben geen toegang.

De klant kiest een dag en tijdstip waarop het adviesgesprek bij voorkeur kan plaatsvinden.

De klant betaalt vooraf via het Y-platform het bedrag van € 195 excl. BTW op een rekening die X aanhoudt bij Y.

Het platform verwittigt X van de aanvraag en bezorgt de gegevens van de aanvrager en de door hem meegedeelde informatie aan X.

Vervolgens voert een parajuridisch medewerker (dispatcher) van X een conflict check uit. Indien er sprake is van een belangenconflict wordt de aanvraag geweigerd en ontvangt de aanvrager onmiddellijk zijn geld terug. Indien er geen belangenconflict is, zoekt de dispatcher een advocaat van X met de gepaste expertise en beschikbaarheid op het gewenste tijdstip. Indien geen advocaat wordt gevonden die hieraan beantwoordt, wordt de aanvraag geweigerd en ontvangt de aanvrager eveneens zijn geld terug.

X bevestigt de afspraak via e-mail.

De aanvrager ontvangt, via het platform, een factuur rechtstreeks uitgeschreven door X.

X maakt voor elk gesprek een dossier aan, zodat elke cliënt (alsook diens potentiële wederpartij) kan gedetecteerd worden in het kader van een conflict check bij latere aanvragen.

Het één uur durend adviesgesprek vindt plaats via Teams, buiten het IT-platform om. Indien de cliënt hierna verder advies wenst, informeert X hem over de mogelijkheden en de financiële voorwaarden. Die dienstverlening kadert niet in de samenwerking met Y en Y zou daarover ook logischerwijs geen informatie krijgen.

Advies

1. Beroepsgeheim

Principe

Het beroepsgeheim van de advocaat raakt de openbare orde en kent een grondwettelijke waarde. Volgens het Grondwettelijk Hof is het beroepsgeheim van de advocaat immers

een essentieel bestanddeel van het recht op eerbiediging van het privéleven en van het recht op een eerlijk proces. Het beroepsgeheim van de advocaat heeft hoofdzakelijk tot doel het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven te beschermen van diegene die iemand in vertrouwen neemt, soms over iets heel persoonlijks. De effectiviteit van de rechten van verdediging van iedere rechtzoekende veronderstelt daarenboven noodzakelijkerwijs dat een vertrouwensrelatie tot stand kan komen tussen die persoon en de advocaat die hem raad geeft en hem verdedigt. Die noodzakelijke vertrouwensrelatie kan alleen tot stand komen en behouden blijven indien de rechtzoekende de waarborg heeft dat wat hij aan zijn advocaat toevertrouwt door die laatstgenoemde niet openbaar zal worden gemaakt. Hieruit volgt dat de aan de advocaat opgelegde regel van het beroepsgeheim een fundamenteel element is van de rechten van verdediging.
— [1]

De gegevens die de advocaat verneemt tijdens de uitoefening van de wezenlijke activiteiten van zijn beroep, nl. het verdedigen of vertegenwoordigen in rechte van de cliënt en het verlenen van juridisch advies, zelfs buiten elk rechtsgeding, blijven door het beroepsgeheim gedekt en kunnen dus niet ter kennis worden gebracht van overheden of derden.[1]

Meer zelfs, het loutere feit een beroep te hebben gedaan op een advocaat, valt al onder de bescherming van het beroepsgeheim. Dat geldt des te meer voor de identiteit van de cliënten van een advocaat.[2]

Analyse

Om na te gaan welke de aandachtspunten zijn op het vlak van het beroepsgeheim, is het van belang te weten hoe de “Juridisch Advies”-dienst functioneert. Dat wordt uiteengezet in de twee nota’s van X van 21 en 28 september en zijn antwoorden op een vragenlijst van 30 september 2021, alsook in de Samenwerkingsovereenkomst met Y.

De “Juridisch Advies”-dienst wordt aangeboden op het IT-platform van Y, dat bestaat uit een front-end en een back-end. Y Mobile (mobile) en Y Touch (PC) vormen de front-end, die wordt gehost op de private servers van Y en waartoe Y uiteraard toegang heeft. Op Y Mobile en Y Touch kan de ondernemer die klant is van de bank klikken op de tegel “Juridisch Advies”, waarop het logo en de naam van X prijken. Vervolgens krijgt hij eerst informatie over de werking van de dienst, gevolgd door de gebruikersvoorwaarden van X.

Eenmaal de klant die voorwaarden geaccepteerd heeft, belandt hij in de back-end van het IT-platform. Dit deel van het platform werd ontwikkeld door Z, een dochteronderneming van Y, op wiens servers dit gedeelte ook wordt gehost. In dit onderdeel van het platform kan de klant zijn vraag formuleren en de nodige bestanden en informatie opladen. De toegangsrechten tot de gegevens die de klant verstrekt, worden beheerd door X. Y heeft geen toegang tot dit gedeelte en zou dus volgens de verstrekte inlichtingen niet weten wie effectief van de “Juridisch Advies”-dienst gebruik heeft gemaakt. Alleen advocaten en medewerkers verbonden aan X hebben toegang. Personen die zich toegang tot de opgeladen gegevens verschaffen, worden geregistreerd in een auditlog. De gegevens en de auditlog worden voor een periode van 10 jaar bewaard. De klant legt in de back-end ook een afspraakmoment vast met X. Eenmaal de klant zijn “aankoop” bevestigt, belandt hij opnieuw in de “omgeving van Y” voor de afhandeling van de betaling. Tot slot ontvangt de klant een factuur en een e-mail met alle informatie over de aankoop vanuit Z.

Y noch haar dochteronderneming Z is gebonden door het beroepsgeheim van de advocaat. Wel zal een advocaat geen medewerking mogen verlenen aan projecten als de onderliggende IT-infrastructuur zijn beroepsgeheim uitholt. Zoals eerder gezegd zijn de identiteit van de cliënt, het feit dat hij een advocaat gecontacteerd heeft, zijn beweegredenen daartoe en alle informatie die hij hem in dat verband meedeelt gedekt door het beroepsgeheim. Het is vanuit die optiek dat dit project van X en Y moet benaderd worden. Dat geeft aanleiding tot de volgende aandachtspunten:

  • Front-end als omgeving van Y
    Y heeft volgens de aangeleverde informatie enkel toegang tot de front-end, waaruit niet zou kunnen opgemaakt worden of de klant ook daadwerkelijk de “Juridisch Advies”-dienst heeft opgenomen. Toch rijst de vraag waar het eindpunt van de back-end ligt, zijnde de omgeving van het IT-platform waartoe Y geen toegang zou hebben. Eenmaal de klant zijn “aankoop” bevestigt, belandt hij immers terug in de “omgeving van Y” ter afhandeling van de betaling. Behoort dit gedeelte ook tot de back-end, of opnieuw tot de front-end? In dit laatste geval weet Y wie daadwerkelijk de “Juridisch Advies”-dienst heeft opgenomen, wat onder het beroepsgeheim van de advocaat valt.
  • Back-end als omgeving van Z
    Hoewel X de toegangsrechten tot (de gegevens die opgeladen worden door de klant in) de back-end van het IT-platform van Y beheert, wordt dit onderdeel van het platform wel gehost op de servers van Z, die de back-end ook ontwikkeld heeft. De vraag rijst of Z, en dus via haar ook Y, technisch toegang heeft tot die gegevens.

De front-end en de back-end van het IT-platform van Y worden respectievelijk gehost op de private servers van Y en de servers van Z. Z werkt daarvoor samen met …, een cloud computing-platform. Bijgevolg bestaat het risico dat ook derden buiten Y en Z toegang hebben tot die gegevens.

Deze aandachtspunten leiden tot de conclusie dat IT-platformen in projecten als dit idealiter alleen gebruikt worden om de klant in contact te brengen met advocatenkantoren, en niet om juridische vragen en bijkomende informatie van de cliënt te bewaren en te delen. Die gevoelige gegevens zijn bij uitstek gedekt door het beroepsgeheim van de advocaat. Hoewel X de toegangsrechten beheert tot (de gegevens die de klant oplaadt in) de back-end, worden het IT-platform en alle gegevens die het bevat wel niet gehost op zijn eigen servers, maar wel op die van Y en Z. Het lijkt daarentegen aangewezen dat die gegevens worden verwerkt in een omgeving die zo veel mogelijk onder de controle staat van de advocaat. Informatica-technische barrières die Y, Z en andere derden in de praktijk verhinderen om kennis te nemen van gegevens van de cliënt, zijn steeds te verkiezen boven papieren contractuele garanties.

Voor zover die informatica-technische barrières niet meer kunnen ingebouwd worden, lijken contractuele garanties echter een aanvaardbaar alternatief, zodat X er zich van kan vergewissen dat Y en Z als hosts alle nodige veiligheidsmaatregelen hebben getroffen, en hebben laten treffen door serviceproviders. Bijgevolg moeten de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen X, Y én Z contractueel vastgelegd worden, zo nodig middels een addendum. Daarin moeten minstens de volgende punten aan bod komen [3] :

  • Elke wijziging in de technische configuratie van Z moet vooraf aan X worden voorgelegd en door het kantoor worden goedgekeurd. Verder moet Z elk veiligheidsincident melden aan X en is het aangewezen dat de samenwerking met Z minstens rekening houdt met de CCBE Guidelines on the use of cloud computing services by lawyers.
  • X moet permanent toegang hebben tot de audit logs, die niet alleen betrekking moeten hebben op de toegang tot de gegevens die de cliënt heeft opgeladen in de back-end, maar ook op de facturen die vanuit de back-end worden aangeleverd.
  • Z moet duidelijke instructies ontvangen over de wissing van gegevens. Zo moeten gegevens die de cliënt heeft opgeladen op het IT-platform onmiddellijk worden verwijderd als dat dossier niet behandeld kan worden door X. Als het kantoor wel een dossier behartigt, moeten de opgeladen gegevens overgeheveld worden naar de IT-omgeving van X en gewist worden aan de kant van Z. Hetzelfde geldt voor de factuur: eenmaal die is afgeleverd, moet die worden gewist op het IT-platform van Y.
  • Y, Z noch derden mogen toegang hebben of zich toegang verschaffen tot de gegevens die de klant in het IT-platform heeft opgeladen of die over hem op het platform beschikbaar zijn (identificatie- en factuurgegevens). Een policy om die gegevens niet te raadplegen, is niet voldoende.
  • Indien de samenwerking tussen Y en X ten einde loopt, mogen er geen dossiergegevens op het IT-platform of bij de betrokken actoren achterblijven.

Tot slot wordt eraan herinnerd dat advocaten ontlast zijn van hun beroepsaansprakelijkheid en niet meer verantwoordelijk zijn voor de bewaring van stukken vijf jaar na het beëindigen van hun taak (artikel 2276bis oud BW), tenzij ze uitdrukkelijk belast zijn met het bewaren van bepaalde stukken. Een voorbeeld van deze uitzondering is artikel 60 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (WPW). Dit artikel stelt dat de identificatie- en verificatiegegevens van de cliënt gedurende tien jaar na het einde van de zakelijke relatie of na de datum van de occasionele verrichting moeten bewaard worden. De bewijsstukken en registratiegegevens van verrichtingen (zoals opgelijst in artikel 5, §1, 28° WPW, zie infra voetnoot 8) die nodig zijn voor het identificeren en nauwkeurig reconstrueren van de uitgevoerde verrichtingen moeten dan weer gedurende een periode van tien jaar bewaard worden vanaf de uitvoering van de verrichting.

2. Onafhankelijkheid en belangconflicten

Principe

Naast het beroepsgeheim, zijn de onafhankelijkheid en het vermijden van belangenconflicten twee andere kernwaarden die de advocaat moet naleven bij het uitoefenen van zijn kerntaken (het verlenen van juridisch advies, het vertegenwoordigen, bijstaan en verdedigen in rechte van de cliënt).

De onafhankelijkheid brengt met zich mee dat de advocaat vrij van alle druk, in het bijzonder van eigen belangen of van beïnvloeding van buitenaf, zijn werkzaamheden moet kunnen uitoefenen. Hij mag zijn beroepsethiek niet veronachtzamen om zijn cliënt, de rechter of derden welgevallig te zijn. [4]

In het licht van de onafhankelijkheid is het een advocaat niet toegestaan op te treden voor een cliënt indien zij een tegenstrijdig belang hebben of indien daartoe een wezenlijke dreiging bestaat. De advocaat mag geen zaak van een nieuwe cliënt op zich nemen indien de geheimhouding van de vertrouwelijke informatie die hij van een andere cliënt heeft verkregen, dreigt te worden aangetast. [5]

Analyse

Belangenconflicten

Met het oog op het vermijden van belangenconflicten zal een dispatcher (een parajuridisch medewerker) van X na het ontvangen van de adviesvraag en de meegedeelde informatie, een conflict check uitvoeren. Indien er sprake is van een belangenconflict, zal X de aanvraag weigeren en wordt het reeds betaalde bedrag teruggestort. Dit geldt eveneens indien de aanvrager-ondernemer een vraag stelt die geen verband houdt met zijn professionele activiteiten (bijvoorbeeld een vraag over echtscheiding).

Het spreekt voor zich dat het principe van die voorafgaande controle wordt gesteund. Het feit dat een mogelijke nieuwe cliënt de weg naar X heeft gevonden via het Y-platform (in plaats van langs de traditionele kanalen), verandert niets aan de vereiste conflictcheck die een advocaat steeds moet uitvoeren.

De vraag rijst of het niet aangewezen zou zijn om de identificatie van de aanvrager (met het oog op de conflictcheck) te bewijzen aan de hand van de identiteitskaart (en dit onafhankelijk van de identificatieverplichting in het kader van de witwaspreventie), dan wel of er voldoende zekerheid is ingebouwd omtrent de betrouwbaarheid van de meegedeelde identiteit.

We merken verder op dat een parajuridisch medewerker nagaat of er al dan niet sprake is van een belangenconflict. Niet alleen het effectief bestaan van een belangenconflict verhindert het optreden van een advocaat, een wezenlijke dreiging daartoe volstaat. Kan een parajuridisch medewerker dit laatste voldoende inschatten?

Verder geeft X aan dat indien de adviesaanvraag betrekking heeft op een situatie waarin Y zelf de wederpartij lijkt te zijn of zou uitgaan van Y (wat onwaarschijnlijk lijkt), zij ‘deze aanvraag voorzichtigheidshalve echter beschouwen alsof er een belangenconflict is geïdentificeerd en de aanvraag weigeren.”

Het komt ons voor dat indien Y het voorwerp uitmaakt van een adviesvraag, minstens de onafhankelijkheid van de advocaat in het gedrang is, maar ook wel degelijk het verbod op tegenstrijdige belangen. Het afwijzen van een dergelijke vraag is aldus onontbeerlijk.

Volledigheidshalve wensen we erop te wijzen dat indien zich een tegenstrijdig belang voordoet in hoofde van één advocaat van X, dit bij uitbreiding van toepassing is op de andere advocaten van het kantoor, met inbegrip van de medewerkers en de stagiairs.[6]

Wanneer er geen beletsels zijn voor het verlenen van advies (en de aanvrager aldus cliënt is geworden van X), garandeert X dat voor elk gesprek een dossier wordt aangemaakt, zodat die cliënt in andere nieuwe dossiers kan worden gedetecteerd.

Ook hier geldt het principe dat voor de cliënten aangebracht via het Y-platform geen afwijking van de gebruikelijke manier van werken met het oog op de controle van belangenconflicten, kan worden toegestaan.

Onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van X verhindert enige inspraak van Y in het kader van de juridische dienstverlening door X.

Op grond van de meegedeelde informatie lijkt hieraan geen afbreuk te worden gedaan.

Daarnaast vereist de onafhankelijkheid - zoals hierboven reeds aangehaald - dat X geen advies kan verlenen indien Y er het voorwerp van zou uitmaken.

De omstandigheid dat er bij de aanvang van de relatie al een ereloon betaald wordt, dat ingeval van belangenconflict terugbetaald wordt, zien wij op zichzelf beschouwd niet als een beletsel voor de werkwijze.

3. Dichotomie

Principe

Een advocaat mag, behalve bij een samenwerkingsverband tussen advocaten, aan niemand een honorarium, voorschot of enigerlei andere vergoeding betalen als tegenprestatie voor de introductie van een cliënt.[7]

In casu beveelt Y X aan als advocaat bij haar zakelijke klanten. Hiervoor mag Y geen vergoeding van X vragen. Dit belet echter niet dat het advocatenkantoor wel enige vergoeding kan verschuldigd zijn aan Y, maar niet voor het aanbrengen van cliënten, maar bijvoorbeeld wel voor het ter beschikking stellen van de applicatie, het vermelden van de naam van het kantoor en de IT-ondersteuning.

Analyse

De toelichting door X leert ons dat zij aan Y een licentievergoeding dient te betalen voor de terbeschikkingstelling van het softwareplatform. De vergoeding bedraagt € … voor 20 aanvragen tot juridisch advies, ingediend via het platform. Dit bedrag is verschuldigd ongeacht of er effectief een adviesgesprek plaatsvindt en ongeacht een eventuele terugbetaling indien X de dienst niet kan verlenen (belangenconflict, geen advocaat met de nodige expertise, geen passend tijdstip). Na 20 gebruiken is X telkens opnieuw € … licentievergoeding verschuldigd aan Y, wat haar opnieuw recht geeft op het gebruik van het platform voor maximum 20 aanvragen tot juridisch advies.

Aangezien de vergoeding tevens verschuldigd is indien X niet kan optreden (en het reeds betaalde bedrag van € 195 excl. BTW wordt teruggestort), kan er geen sprake zijn van een (verscholen) vergoeding voor het aanbrengen van cliënten.

Bovendien komt het ons voor dat een vergoeding van € … per aanvraag een marktconforme vergoeding is voor het gebruik van het platform. Het is wel enigszins verwonderlijk dat de eenheidsprijs niet daalt naarmate het gebruik toeneemt.

4. Aanbreng cliënt door derden

Artikel 66 van de Codex legt enkele voorwaarden op aan de advocaat die zijn mandaat niet rechtstreeks ontvangt van zijn cliënt.

Volgens X is de door artikel 66 van de Codex geviseerde situatie in casu niet aan de orde, aangezien het niet Y is die een advocaat zoekt voor een klant, maar de klant zelf die rechtstreeks ingaat op het aanbod van X, weliswaar gebruikmakend van het technologieplatform van Y.

Onzes inziens is artikel 66 wel degelijk van toepassing, aangezien de aanvrager klant moet zijn van Y om gebruik te kunnen maken van de digitale juridische dienst. Aan de voorwaarde van artikel 66 dat de cliënt het mandaat dient te bevestigen, is immers voldaan door het aanvaarden van de algemene gebruiksvoorwaarden en de privacyverklaring van X.

Daarnaast werd hierboven reeds aangegeven dat X geen juridische dienst kan verlenen indien Y het voorwerp van de adviesvraag zou uitmaken. Uiteraard is, zoals uitvoerig uiteengezet, de eerbiediging van het beroepsgeheim ten aanzien van Y als opdrachtgever essentieel. Verder komt het ons voor dat in de voorgestelde samenwerking ook de vrije keuze van advocaat wordt geëerbiedigd. De professionele klant van Y is geenszins verplicht in zee te gaan met X; het staat hem volledig vrij juridisch advies in te winnen bij een andere advocaat.

Aangezien de opdrachtgever (Y) door X is gekend, spreekt het voor zich dat zij is vrijgesteld van de volgende voorschriften van artikel 66:

  • controle van de identiteit van de opdrachtgever (wel van de cliënt);
  • controle van de goede trouw van de opdrachtgever en nazicht of diens activiteit geen ongeoorloofd karakter heeft.

5. Witwaspreventie

Onder artikel 5, §1, 28° van de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW), kwalificeren advocaten als onderworpen entiteiten wanneer ze één van de geviseerde activiteiten in dat wetsartikel uitoefenen.[8] In dat geval moeten ze de bepalingen van de WPW respecteren, onder meer op het vlak van de waakzaamheidsverplichtingen ten aanzien van hun cliënten en verrichtingen, en de plicht tot melding van verdachte transacties aan de stafhouder.

Omdat de “Juridisch advies”-dienst in het klantenportaal van Y via applicaties Y Mobile of Y Touch zich richt tot ondernemingen die klant zijn bij deze bank, is de kans reëel dat de adviesaanvraag valt onder één van de geviseerde activiteiten. In dat geval zal X ten volle gebonden zijn door de WPW, wat het kantoor erkent in artikelen 23 en 24 van zijn algemene voorwaarden.

Wel rijst de vraag of de beperkte gegevens die X verkrijgt van de potentiële cliënt via het platform (d.z. diens [voor]naam, de naam van diens bedrijf en het e-mailadres van het bedrijf [of bij gebreke daarvan, dat van de cliënt], het ondernemingsnummer en het maatschappelijk adres, alsook de gegevens die de cliënt oplaadt om zijn adviesaanvraag te ondersteunen) wel volstaan om aan de waakzaamheidsverplichtingen te kunnen beantwoorden. Op basis van de bijgevoegde afbeeldingen, het stappenplan op p. 4 van de nota en de flowchart op p. 9-10 van de Samenwerkingsovereenkomst is echter onduidelijk of X nog bijkomende informatie kan opvragen bij de cliënt ter identificatie en verificatie van diens identiteit. In dat verband wijst de OVB op artikel 30, lid 1 en 2, artikel 31, lid 1, en artikel 33 WPW.

De OVB ziet echter geen bezwaren in de verschillende omkadering van de meldingsplicht van de bank en die van de advocaat, die met meer waarborgen is omkleed.

Voor zover de bank geen toegang heeft tot de gegevens die de cliënt oplaadt in de “Juridisch advies”-dienst en die het IT-platform van Y vervolgens doorspeelt aan X, zal de bank niet op basis van deze gegevens tot melding kunnen overgaan.

Conclusie

Na grondige studie van de meegedeelde documentatie en de bijkomende mondeling verstrekte informatie, komt ons de voorgestelde innovatieve samenwerking tussen X en Y Bank in globo geoorloofd voor.

Het spreekt voor zich dat een permanente waakzaamheid voor het naleven van de kernwaarden van de advocatuur (in het bijzonder het beroepsgeheim, de onafhankelijkheid en het vermijden van belangenconflicten) en andere deontologische principes (verbod op dichotomie, de voorwaarden waaraan X moet voldoen omdat zij haar opdracht niet rechtstreeks van de cliënt ontvangt, witwaspreventie) onontbeerlijk is.

In het bijzonder wensen we besluitend en synthetiserend de aandacht te vestigen op de volgende elementen waaraan X zich dient te conformeren

  • de naleving van het beroepsgeheim – wat in casu een van de grootste bekommernissen is - moet X ertoe aanzetten om de nodige contractuele garanties af te dwingen bij Y én Z;
  • de onafhankelijkheid en het verbod op belangenconflicten verhinderen X juridisch advies te verlenen indien Y er het voorwerp van uitmaakt;
  • bij de conflict check dient niet alleen het bestaan van een tegenstrijdig belang te worden gecontroleerd, maar moet er tevens oog zijn voor een wezenlijke dreiging daartoe;
  • de licentievergoeding betaald door X aan Y mag geenszins een (verscholen) vergoeding voor het aanbrengen van cliënten uitmaken. Hieraan lijkt te zijn voldaan aangezien het huidige, marktconform voorkomende bedrag tevens verschuldigd is indien X haar dienst niet kan verlenen;
  • het mandaat dat X niet rechtstreeks van haar cliënt ontvangt maar via Y, dient door de cliënt te worden bevestigd. Dit gebeurt door het aanvaarden van de algemene gebruiksvoorwaarden en de privacyverklaring van X;
  • op het vlak van de witwaspreventie moet X verzekeren dat zij over voldoende informatie beschikt om de waakzaamheidsplichten na te leven.

Jan Meerts

Bestuurder deontologie, tucht en regulering

[1] GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008; GwH 24 september 2020, nr. 114/2020; GwH 17 december 2020, nr. 167/2020; GwH 11 maart 2021, nrs. 45 en 46/2021.

[2] GwH 14 maart 2019, nr. 43/2019.

[3] Zie in dat verband ook de CCBE Guidelines on the use of cloud computing services by lawyers, 8.

[4] Artikel 2 van de Codex.

[5] Artikelen 5 en 7 van de Codex.

[6] Artikel 17bis van de Codex.

[7] Artikel 11, §2 van de Codex.

[8] Advocaten kwalificeren als onderworpen entiteiten:

  1. wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met :
    1. de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven;
    2. het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;
    3. de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
    4. het organiseren van de inbreng die nodig is voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen;
    5. de oprichting, de exploitatie of het beheer van fiducieën of trusts, vennootschappen, stichtingen of soortgelijke structuren;
  2. of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed;

Ook interessant

Advies 719

Meer lezen

Advies 720

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen