Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies onverenigbaarheden nr. 6
Bij de uitoefening van een andere activiteit moet de advocaat erop toezien dat die werkzaamheid zijn onafhankelijkheid en beroepsgeheim in de uitoefening van het beroep van advocaat niet schendt en dat hij belangenconflicten vermijdt. De vrijwaring van de onafhankelijkheid staat de oprichting van en een bestuursmandaat in een vzw die een advocaat wil laten erkennen als beroepsvereniging ter behartiging van de belangen van zelfstandige thuisverpleegkundigen, enigszins in de weg. Niet alleen moet de onafhankelijkheid worden gegarandeerd, maar ook de perceptie hiertoe. Aangezien de advocaat (als advocaat) hoofdzakelijk zelfstandige verpleegkundigen bijstaat, zou minstens de perceptie van een gebrek aan onafhankelijkheid kunnen bestaan wanneer de advocaat een vzw opricht met als doel de behartiging van de beroepsbelangen van die zorgverleners.
Merve Köse
Dominique Dombret
Vraag
U vraagt mijn advies in verband met de uitoefening van een andere activiteit in de zin van artikel 11bis van de Codex.
Mr. X van uw balie wil een vzw oprichten met als belangeloos doel de studie, de bescherming en de ontwikkeling van de beroepsbelangen van zelfstandige thuisverpleegkundigen. Zij wenst de vzw te laten erkennen als beroepsvereniging overeenkomstig artikel 9:24 WVV.
Mr. X wenst met haar beroepsvereniging een mandaat uit te oefenen in de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen – verzekeringsinstellingen.
Het cliënteel van mr. X (in haar hoedanigheid van advocaat) bestaat hoofdzakelijk uit zelfstandige verpleegkundigen.
Advies
Vooreerst lijkt het mij nuttig om kort de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen – verzekeringsinstellingen (hierna: de Overeenkomstencommissie) te situeren, zodat daarna kan worden nagegaan of het een en ander verenigbaar is met het beroep van advocaat.
De Overeenkomstencommissie is een commissie in de schoot van het RIZIV. Het heeft een nationale overeenkomst opgesteld waarin belangrijke afspraken worden vastgelegd tussen de verpleegkundigen en de ziekenfondsen. Ze bepaalt bijvoorbeeld ook de tarieven die de toegetreden verpleegkundigen mogen aanrekenen.
De Overeenkomstencommissie is als volgt samengesteld:
- 8 mandaten voor de vertegenwoordigers van de ziekenfondsen;
- 8 mandaten voor de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen.
Van die 8 mandaten voor de vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen worden er 4 toegekend aan de vertegenwoordigers van de diensten thuisverpleging en 4 aan de representatieve beroepsorganisaties of representatieve kartels van zelfstandige verpleegkundigen.
Voor de aanwijzing van de mandaten van de vertegenwoordigers van de zelfstandige verpleegkundigen wordt om de 4 jaar een telling georganiseerd bij de beroepsorganisaties.
De vraag rijst of de oprichting van en een bestuursmandaat in een vzw die mr. X wil laten erkennen als beroepsvereniging ter behartiging van de belangen van zelfstandige thuisverpleegkundigen verenigbaar is met het beroep van advocaat.
Volgens artikel 9:24, § 1 WVV kan een vzw die uitsluitend wordt gevormd voor de studie, de bescherming en de ontwikkeling van de beroepsbelangen van haar leden door de minister van Middenstand, worden erkend als "beroepsvereniging".
Bovendien wil mr. X met die vzw mee dingen naar een mandaat in de Overeenkomstencommissie.
Zoals u weet moet een advocaat bij de uitoefening van een andere activiteit erop toezien dat die werkzaamheid zijn onafhankelijkheid en beroepsgeheim in de uitoefening van het beroep van advocaat niet schendt en dat hij belangenconflicten vermijdt (artikel 11, tweede alinea van de Codex).
Mijns inziens lijkt in casu de vrijwaring van de kernwaarde ‘onafhankelijkheid’ het voorgestelde project enigszins in de weg te staan. Mr. X moet vrij van enige druk kunnen optreden als advocaat. Niet alleen moet de onafhankelijkheid worden gegarandeerd, maar ook de perceptie hiertoe.
Mr. X staat als advocaat hoofdzakelijk zelfstandige verpleegkundigen bij. Wanneer zij een vzw opricht met als doel de behartiging van de beroepsbelangen van die zorgverleners, komt het mij voor dat minstens de perceptie van een gebrek aan onafhankelijkheid zou kunnen bestaan.
Bovendien wordt dit wellicht nog meer versterkt mocht de vzw een mandaat bekomen binnen de Overeenkomstencommissie. Binnen die commissie worden afspraken gemaakt met de ziekenfondsen en worden onder meer de tarieven bepaald die zelfstandige verpleegkundigen mogen vragen.
Aangezien die commissie gevestigd is in de schoot van het RIZIV, dreigt tevens het gevaar van een mogelijk belangenconflict. Als advocaat van zelfstandige verpleegkundigen zal ze vermoedelijk regelmatig optreden tegen het RIZIV.
Ik ben dan ook niet erg geneigd om dit als een verenigbare activiteit te beschouwen.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering