Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 679
De onafhankelijkheid vereist dat de advocaat vrij van alle druk moet kunnen optreden. Een advocaat die optreedt als beëdigd vertaler/tolk in het kader van de artikelen 11 en 11bis van de Codex (als ‘andere activiteit’), moet er op toezien dat hij (en zijn kantoorgenoten) voor die cliënt niet optreedt als advocaat en omgekeerd. De beide activiteiten moeten strikt gescheiden blijven en er mag geen verwarring ontstaan.
Een beëdigd vertaler/tolk is op grond van zijn eigen deontologische code gebonden door een discretieplicht. Daarnaast is de tolk in bepaalde gevallen gebonden door het beroepsgeheim, onder meer wanneer hij tussenkomt voor personen die op hun beurt gehouden zijn door het beroepsgeheim zoals bepaald in artikel 458 Sw. Een advocaat die systematisch als tolk wordt ingezet en zo kennis krijgt van feiten, relaties, organisaties, opzetten, … zal deze “verborgen informatie” dus niet mogen aanwenden in zijn eigen beroepspraktijk als advocaat. Dit zou ook niet stroken met zijn integriteitswaarden als advocaat.
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Vraag
U vraagt het standpunt over de structurele inschakeling van advocaten als beëdigde vertalers en/of tolken in strafzaken en meer bepaald in de fase van het onderzoek. Concreet vraagt u of er zich in dit kader geen problemen stellen inzake de onafhankelijkheid en het beroepsgeheim van de advocaat?
De tolk die systematisch wordt ingezet zou immers kennis krijgen van feiten, relaties, organisaties, opzetten,... die dat éne dossier veruit overstijgen. Als advocaat kennis hebben van deze ‘verborgen informatie’ zou een niet te onderschatten onevenwicht en deontologisch spanningsveld creëren.
De aanwezigheid van een advocaat als tolk zou ook de perceptie over de advocaat als medewerker van politiediensten en parketten creëren, en dit op een wijze die volkomen voorbijgaat aan de werkelijke taak van de advocaat.
Advies
De vraag of een advocaat als vertaler-tolk zou kunnen optreden, kan in het licht van artikel 437,4° van het Gerechtelijk Wetboek worden beoordeeld door de plaatselijke raad van de Orde van Advocaten waaronder de advocaat ressorteert. Dat artikel luidt als volgt:
Het beroep van advocaat is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Deze bepaling wordt verder geconcretiseerd in de volgende artikelen van de Codex Deontologie voor Advocaten.
Artikel 11 van de Codex Deontologie voor Advocaten bepaalt dat:
de advocaat die een andere activiteit uitoefent, erop [moet] toezien dat die activiteit zijn onafhankelijkheid en beroepsgeheim in de uitoefening van het beroep van advocaat niet schendt en dat hij ieder belangenconflict vermijdt. Deze activiteit mag in geen geval het publieke vertrouwen in de advocatuur in het gedrang brengen.
Artikel 11quater van de Codex Deontologie voor Advocaten bepaalt verder dat:
behalve in de gevallen die toegelaten zijn volgens deze Codex of in de gevallen die de stafhouder uitdrukkelijk en schriftelijk toestaat, en in ieder geval onverminderd artikel 11 van deze Codex, de advocaat niet als advocaat in rechte [mag] optreden in geschillen met betrekking tot zijn andere activiteiten. Deze regel geldt in dezelfde mate voor de vennoten en andere advocaten die op permanente wijze verbonden zijn aan het kantoor van de betreffende advocaat.
Deze artikelen bevatten de toetsstenen die een raad van de Orde steeds in concreto moet hanteren om te beoordelen of de beroepsactiviteit die de advocaat bijkomend wenst uit te oefenen (in casu dat van beëdigd tolk/vertaler) al dan niet verenigbaar is.
De onafhankelijkheid vereist dat de advocaat vrij van alle druk moet kunnen optreden. Een advocaat die optreedt als beëdigd tolk/vertaler in het kader van de artikelen 11 en 11bis van de Codex (als ‘andere activiteit’), moet er evenwel op toezien dat hij en zijn eventuele kantoorgenoten voor die cliënt niet optreden als advocaat en omgekeerd. De beide activiteiten moeten strikt gescheiden blijven en er mag geen verwarring ontstaan.
De advocaat kan niet van de prerogatieven en rechten die hij als advocaat bezit, gebruik maken bij de vervulling van taken of diensten buiten de advocatuur. Zo zal de advocaat bijvoorbeeld geen vermelding mogen maken van zijn titel als beëdigd vertaler/tolk op zijn briefpapier of in andere communicatie als advocaat.
Wat het beroepsgeheim van de advocaat betreft, merk ik op dat een beëdigd tolk/vertaler op grond van zijn eigen deontologische code gebonden is door een discretieplicht. Zo luidt artikel 8 van die code als volgt1:
De vertaler, tolk of vertaler-tolk neemt volledige geheimhouding in acht, behoudens wettelijke verplichtingen. Hij springt steeds discreet om met alle informatie die hij tijdens of in het kader van zijn vertaal- of tolkopdracht verwerft. Hij zal deze informatie in geen geval in eigen voordeel aanwenden, noch in enig andere omstandigheid extern aan zijn vertaal- of tolkopdracht.
Daarnaast is de tolk in bepaalde gevallen wel degelijk gebonden door het beroepsgeheim onder artikel 458 van het Strafwetboek. Zo is de tolk/vertaler gebonden door het beroepsgeheim wanneer hij tussenkomt voor personen die op hun beurt gehouden zijn door het beroepsgeheim zoals bepaald in artikel 458 Strafwetboek. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een tolk informatie verneemt via vertrouwelijke gesprekken tussen een advocaat en zijn cliënten.2
Hetzelfde geldt eveneens wanneer een tolk optreedt in het kader van een opsporingsonderzoek, dan wel een gerechtelijk onderzoek, op grond van respectievelijk artikel 28quinquies, § 1 en artikel 57,
§ 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof van Cassatie heeft dit bij arrest van 6 oktober 2009 (AR. P.09.0814.N) expliciet bevestigd voor wat betreft een bijstand van een tolk aan politiediensten:
Een tolk die de politiediensten naar aanleiding van een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek bijstand verleent, verleent zijn medewerking aan zulk onderzoek en is aldus zelf wegens schending van het beroepsgeheim strafbaar wanneer hij het geheim dat hij in de uitoefening van zijn opdracht verneemt, schendt door dit ter kennis te brengen van derden; hij kan evenwel de door hem aldus verkregen vertrouwelijke informatie delen met andere personen die aan dezelfde geheimhoudingsplicht zijn onderworpen en die optreden met dezelfde doelstelling, te weten met het oog op de waarheidsvinding, en ten aanzien van een zelfde opdrachtgever, met name het openbaar ministerie of een onderzoeksrechter in wiens belang de informatie wordt verstrekt.
Mutatis mutandis geldt dit arrest ook wanneer een tolk bijstand verleent in het kader van een verhoor door de procureur des konings respectievelijk onderzoeksrechter.
Bijgevolg zal een advocaat die systematisch als tolk wordt ingezet en zo kennis krijgt van feiten, relaties, organisaties, opzetten, … deze “verborgen informatie” dus nooit in zijn eigen voordeel mogen aanwenden in zijn eigen beroepspraktijk als advocaat. Dit zou ook niet stroken met zijn integriteitswaarden als advocaat.
Tot slot wil ik erop wijzen dat de advocaat in zijn hoedanigheid van beëdigd tolk/vertaler nog steeds onder de verplichtingen van de Codex Deontologie voor Advocaten valt en derhalve bij de uitoefening van die activiteit, overeenkomstig artikel 11bis van de Codex, de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid moet (blijven) eerbiedigen en het publiek vertrouwen in de advocatuur niet in het gedrang mag brengen.
Op voorwaarde dat bovenstaande aspecten in acht worden genomen door betrokken advocaten kunnen ze m.i. werkzaam zijn als beëdigd tolk/vertaler in het kader van de artikelen 11 en 11bis van de Codex (als ‘andere activiteit’).
Gelet op hun praktische ervaring en hun juridische opleiding kunnen ze in het kader van dergelijke opdrachten bovendien vaak een toegevoegde waarde leveren.
Jan Meerts
Bestuurder deontologie, tucht en regulering