Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 67
Briefwisseling - vertrouwelijke mededeling aanvaard - voorstel impliciet en voorwaardelijk maar zeker gedaan in naam van de cliënt - officiële briefwisseling - regel van de loyaliteit
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Ik verwijs naar uw brief van 25 januari ll. met aangehechte stukken in deze zaak en kan U als volgt van advies dienen :
1. De situatie is de volgende :
er worden onderhandelingen gevoerd tussen advocaten met het oog op een minnelijke verbreking van de huurovereenkomst ten gevolge waarvan Mr X. aan Mr Z. met fax van 8 oktober een ontwerp van overeenkomst stuurt.
In deze brief schrijft hij dat hij met dezelfde post dit ontwerp ook overmaakt aan zijn cliënten en de brief vermeldt reeds :
"Ik neem aan dat uw cliënten met dit ontwerp kunnen akkoord gaan."
en:
"U zal mij hieromtrent wel zo spoedig mogelijk willen berichten mocht dit niet het geval zijn."
Het initiatief gaat dus uit van Mr X. en blijkbaar is het een gevolg van besprekingen die reeds plaats hebben gevonden, want de eerste zin is :
"U gelieve in bijlage het ontwerp te vinden van de beëindiging van de huurovereenkomst - dading."
Bijgevoegd is er een volledig ontwerp van een dading - huurbeëindiging met een volledig berekeningsblad toegevoegd.
Mr Z. antwoordt op14 oktober meldend dat met betrekking op artikel 3 om alle latere betwistingen te vermijden, een aanpassing zou dienen te geschieden en meldt ook :
"Voor het overige schijnen mijn cliënten geen opmerkingen te formuleren."
De bedoeling is het ontwerp, vermits het om een handelshuurovereenkomst gaat, te doen opnemen in een vonnis of althans minstens de beëindiging van de huur vast te doen stellen bij vonnis van de Vrederechter.
Daarom houdt de brief van 14 oktober ook een vraag in van Mr Z. om af te spreken op de zitting van 15 oktober.
Er werd op deze brief een schriftelijk antwoord gesteld met bij wijze van handtekening, de stempel van het kantoor en de handgeschreven vermelding "gelieve ter zitting aanwezig te zijn omstreeks 10.00 uur" .
Bij fax van 15 oktober wordt verwezen naar een telefonisch onderhoud van zonet en in bijlage wordt de overeenkomst gevoegd zoals aangepast aan de wens van Mr Z..
Blijkbaar is er dan een probleem ontstaan op de zitting van 15 oktober waar het akkoord niet werd omgezet in een vonnis.
2. In deze is zonder enige twijfel artikel 2, 4° van het Nationaal Reglement - Briefwisseling - het overleggen van briefwisseling tussen advocaten van 6 juni 1970, 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986 van toepassing, luidend als volgt :
"elke mededeling, zelfs vertrouwelijk gedaan uit naam van een partij, wanneer ze bepaalde voorstellen behelst die onvoorwaardelijk uit naam van de andere partij worden aangenomen."
De Nationale Orde in haar commentaar geeft als voorbeeld : een brief houdende formeel aanbod tot transactie wanneer die brief gevolgd is door onvoorwaardelijk aanvaarding van genoemd voorstel, en waardoor dus de twee brieven automatisch een officieel karakter krijgen.
Het Hof van Cassatie heeft toepassing gemaakt van deze regel in zijn arrest van 12 december 1985 (J.T., 1986, 334 ; Pas., 1986, I, 462).
Artikel 2, 4° zegt niet dat de onvoorwaardelijke aanvaarding van de voorstellen schriftelijk dient te geschieden, noch zelfs dat ze uitdrukkelijk dient te geschieden.
Hetzelfde kan ook gezegd worden over het akkoord dat kan blijken uit de uitvoering zoals ook kan blijken dat het voorstel in opdracht werd gemaakt van de cliënt door de impliciete vermeldingen van de briefwisseling.
Dat ter zake het voorstel opgenomen in de dading niet expliciet gedaan is uit naam van de cliënt, wordt m.i. uitgebalanceerd door het feit dat met de eerste brief (deze van 8 oktober 1999) het ontwerp aan de cliënt van Mr X. werd overgemaakt, zoals hij vermeldt, wat twee dingen kan inhouden :
- dat het reeds met de cliënt besproken is,
- dat het nog niet besproken is en dat zijn akkoord nog moet bekomen worden.
Maar vermits uit de twee mededelingen van 15 oktober 1999 en de afspraak voor de zitting van dezelfde dag een volledig akkoord blijkt, kan moeilijk anders dan aangenomen worden dat dit in overeenstemming met de cliënt is gebeurd.
Dit vermoeden is in elk geval voldoende om te kunnen spreken van een officiële briefwisseling.
Of er werkelijk een opdracht van de cliënt is geweest, kan steeds door de cliënt worden betwist bij middel van een ontkenning van een proceshandeling of een ontkenning van mandaat in welk geval de advocaat zich vanzelfsprekend uit de zaak moet terug trekken, zoals steeds wanneer zijn mandaat door de cliënt onder vuur wordt genomen.
Mij blijkt het in elk geval zo te zijn dat wij hier staan voor briefwisseling die volgens het reglement officieel is en die kan overgelegd worden in rechte.
Tenslotte moet gewezen worden op artikel 5 van het reglement dat stelt dat het recht de briefwisseling over te leggen niets wijzigt aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomst.
Het overleggen van de briefwisseling is slechts dienstig om met toepassing van de plichten van de loyaliteit de rechtbank op de hoogte te stellen van wat uit de officiële briefwisseling blijkt.
De conclusies die daaruit moeten getrokken worden en welke invloed deze briefwisseling op de rechten van de cliënten heeft, worden aan de rechter overgelaten.
Met oprechte groeten,
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie.