Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 64
Reglement publiciteit - vermelding van de naam van cliënten - Nederlandse regeling ruimer dan de Vlaamse - incidentie van de C.C.B.E.-regels
Dominique Dombret
Merve Köse
Wat betreft het reglement inzake publiciteit, is het inderdaad zo dat het afwijkt, maar dat blijkt wel een bewuste keuze te zijn geweest van de Raad van Afgevaardigden zoals nog bleek bij de laatste bespreking op 17 november ll., van het Nederlands reglement ter zake, ingevolge de recente amendering daarvan .
Artikel 5.2 van ons reglement publiciteit stelt :
Het is de advocaat evenmin toegestaan publiciteit te voeren over zaken die bij hem in behandeling zijn of zijn geweest, over de identiteit van zijn cliënt tenzij mits diens uitdrukkelijke toestemming, of over de aard en de omvang van diens belangen.
De uitzondering dat de naam van de cliënt kan worden vermeld mits diens toestemming is beperkt gebleven tot de identiteit van de cliënt, maar betreft niet de aard en de omvang van zijn belangen.
Het Nederlands reglement gaat dus verder dan het reglement van de Vereniging van Vlaamse Balies.
Dat houdt inderdaad in, zoals U schrijft, dat Nederlandse kantoren in Nederland de namen van hun cliënten, ook hun Belgische cliënten, zouden kunnen vermelden, en dit in elk geval voor zover deze Belgische cliënten cliënt zijn van het Nederlands kantoor.
Of zij de Belgische cliënten van de Belgische tak van het kantoor zouden kunnen vermelden in de publiciteit die in Nederland verspreid wordt, hangt m.i. van de interpretatie die de Nederlandse Orde-overheden zullen geven aan hun reglementen.
Enkel wil ik onderstrepen dat hoofdens artikel 2.6.1 van de deontologische code van de C.C.B.E., zoals die op dit moment van toepassing is (en overigens ter zake ongewijzigd is gebleven in 1998 bij de laatste wijziging), de advocaat enkel persoonlijke publiciteit kan maken of laten maken waar deze niet verboden is en dat anderzijds hij slechts publiciteit kan maken of laten maken voor zover de regels van de balie, waarvan hij afhangt, dat toelaten.
Artikel 2.6.2 is nog belangrijker voor ons probleem, omdat daar wordt gezegd dat de persoonlijke publiciteit, o.m. in de media, wordt verondersteld plaats te grijpen op die plaats waar ze toegelaten is, en wanneer een advocaat die betrokken is aantoont dat ze gemaakt is om ter kennis gebracht te worden aan bestaand cliënteel of potentieel cliënteel in een territorium waar deze publiciteit toegestaan is en dat de verspreiding op een andere plaats slechts incidenteel is.
Dat brengt in ieder geval mee dat de niet in het ontwerp toegestane gegevens, met name bijzonderheden van zaken die bij hem in behandeling zijn of zijn geweest en de aard en de omvang van de belangen van de cliënt, niet in België in publiciteit kunnen betrokken worden tenzij het om publiciteit gaat die bedoeld is niet voor het Belgisch territorium en die slechts op incidentele wijze daar opduikt (men denke bv. aan publiciteit in een Nederlandse krant, die ook te koop gesteld is in België).
Het grootste probleem, met name dat de publiciteit betrekking kan hebben in Nederland op de naam van de cliënt, is door het ontwerp opgelost omdat dat ook in België met toestemming van de cliënt mogelijk is.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie