Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 619

Een advocate mag een hoofddoek dragen tijdens de uitoefening van haar ambtsverrichtingen. Als ze voor de rechtbank pleit, is de rechtbank terzake bevoegd


Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

De stafhouder van balie A legt de vraag voor of het dragen van een hoofddoek door een advocaat- stagiair verbonden aan balie A door de raad van de Orde en/of haar stafhouder kan worden verboden.

Advies

1.
De ambtskledij die advocaten moeten dragen tijdens hun ambtsverrichtingen wordt krachtens artikel 441 Ger. W. voorgeschreven door de Koning. Het Koninklijk besluit van 30 september 1968 bepaalt terzake:

“De toga die de advocaten dragen is van zwart wollen stof, vooraan gesloten, met wijde mouwen en een witte geplooide bef. Hierop ligt, op de linker schouder, de schouderversiering, een stuk in het midden gefronselde zwarte wollen stof, aan de uiteinden geboord met witte pels, die op de borst en de rug neerhangt.
De advocaten mogen bovendien een zwart wollen baret dragen die met een fluwelen boordsel van dezelfde kleur is omzet.”

2.
De toga symboliseert bovenal de gelijkheid van alle advocaten en in mindere mate de gelijkheid van advocaten met de rechtbank en met de leden van het openbaar ministerie.

De baret, die tegenwoordig nog door weinig advocaten wordt gedragen, waarborgt het recht van de advocaat om met gedekt hooft te pleiten en symboliseert op zijn beurt de onafhankelijkheid van de advocaat en de vrijheid van verdediging. Als de advocaat niet pleit, maar conclusies neemt of stukken voorleest wordt hij geacht zijn hoofd te ontbloten.1

3.
De toga moet verplicht door advocaten worden gedragen. Het dragen van de baret daarentegen is facultatief: advocaten mogen een baret dragen, maar zijn daar niet toe verplicht.

4.
Het Koninklijk besluit van 30 september 1968 vermeldt geen andere hoofddeksels dan de baret. In beginsel gaat het Koninklijk besluit uit van een verbod op het dragen van een hoofddeksel. Die regel wordt concreet opgelegd in artikel 759 Ger.W. aan het publiek in de rechtszaal, maar advocaten zijn daarvan door het Koninklijk besluit vrijgesteld als ze de baret dragen.

5.
Aan de Antwerpse balie wordt na de Tweede Wereldoorlog gedoogd dat mannelijke joodse advocaten de keppel of kippa dragen.2

6.
In tegenstelling tot in het buitenland zijn er thans in België geen gevallen bekend van vrouwelijke advocaten die een hoofddoek dragen.

7.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beschouwt het dragen van een hoofddoek in zijn rechtspraak consequent als een uiting van een geloofsovertuiging.3 Sinds 2000 toetste het Hof reeds negen maal de rechtspraak van de lidstaten aangaande het dragen van religieuze kentekens aan artikel 9 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden (EVRM), dat de godsdienstvrijheid beschermt. Daarbij onderzocht het Hof telkens of het verbod al dan niet een legitiem doel nastreefde en of het in de concrete casus al dan niet disproportioneel was. Het Hof sprak zich nog niet uit over de vraag hoe opvallend een religieus kenteken mag zijn vooraleer het als proselitisme mag verboden worden.4

8.
De vraag in welke mate advocaten met een bepaalde geloofsovertuiging uiterlijke tekenen daarvan mogen dragen bij of op hun toga wordt in de Belgische deontologie niet eenduidig beantwoord. De facto staan twee strekkingen tegenover elkaar.5

9.
De ene strekking stelt op basis van het Koninklijk besluit van 30 september 1968 dat het dragen van uiterlijke religieuze tekenen door advocaten niet toegelaten is.

9.A.
De Brusselse Franse Orde verbiedt in dat opzicht het dragen van uiterlijke kentekenen van religieuze aanhorigheid door advocaten vanuit de argumenten dat alle advocaten gelijk zijn wanneer ze de toga dragen en dat advocaten onafhankelijk moeten zijn. De Raad van de Orde bevestigde in zijn beslissing van 22 september 2009 een eerdere beslissing van haar commissie deontologie terzake en herbevestigde die sindsdien opnieuw op 5 september 2017 en 12 juni 2018. Het dragen van “tout signe distinctif d’origine religieuse, philosophique, politique ou culturelle dans l’exercice publique de sa charge” door advocaten is derhalve niet toegestaan. Dit geldt zowel voor keppels als hoofddoeken.6 De raad van de Orde wees er daarbij uitdrukkelijk op dat de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 september 1968 meticuleus dienen te worden nageleefd: “En tout état de cause, lorsqu’en quelque circonstance que ce soit, ils revêtent le costume prescrit par le Roi, ils doivent se conformer scrupuleusement aux dispositions de l’arrêté royal du 30 septembre 1968, ce qui suppose notamment que s’ils souhaitent se couvrir, ils ne portent que la toque de costume, à l’exclusion de tout autre couvre-chef de quelque nature que ce soit.”7

9.B.
De Belgische magistratuur volgt de interpretatie van de Brusselse Franse Orde dat advocaten geen ander hoofddeksel mogen dragen dan de wet hen voorschrijft. De Eerste Voorzitters van de hoven van beroep en de procureurs-generaal hebben doorgaans richtlijnen uitgevaardigd die bepalen dat advocaten in toga moeten pleiten zonder enig uiterlijk kenteken.

9.C.
Ongeacht of ze uiting geven aan een geloofsovertuiging, dienen kledingstukken die zichtbaar op of rond het hoofd worden gedragen door de advocaat tijdens zijn ambtsverrichtingen in deze visie te worden beschouwd als ambtskledij. Vermits het dragen van de ambtskledij door advocaten bij wet en Koninklijk Besluit is vastgelegd, moeten wijzigingen daaraan bijgevolg op dezelfde wijze worden doorgevoerd. Bij ontstentenis van andersluidende wettelijke bepalingen terzake moet derhalve onlosmakelijk worden afgeleid uit de bestaande wetgeving dat het dragen van een ander hoofddeksel dan de baret door een advocaat tijdens zijn ambtsverrichtingen niet is toegelaten door de Belgische wetgever.

9.D.
Dergelijk impliciet verbod moet als legitiem en niet disproportioneel worden beschouwd in het licht van artikel 9 EVRM. De advocaat vervult in de uitoefening van zijn beroep immers een openbare dienst als medewerker aan een onafhankelijke justitie en moet zich derhalve onthouden van elke handeling waardoor het vertrouwen van de rechtzoekende in de goede werking van de justitie zou kunnen worden aangetast. Een beperking op de vrijheid van mening inzake geloofsovertuiging van de advocaat door het niet toelaten van het dragen van uitingen van een geloofsovertuiging is in dit licht gerechtvaardigd. Bovendien moet de onafhankelijkheid van de advocaat ervoor garant staan dat hij zich alleen maar laat leiden door zijn eigen normen en waarden; bij advocaten die uiterlijke religieuze tekens dragen bestaat mogelijks het risico dat de rechtzoekende twijfelt aan hun onafhankelijkheid.8

9.E.
Indien deze visie wordt bijgetreden, kan de stafhouder de betreffende advocaat antwoorden dat ze geen hoofddoek mag dragen tijdens de uitoefening van haar ambtsverrichtingen. Als de advocaat voor de rechtbank pleit, is de rechtbank terzake bevoegd.

9.F.
Buiten zijn ambtsverrichtingen mag een advocaat in de beslotenheid van zijn kantoor of in een publieke, niet-professionele omgeving alle kledingstukken dragen die hij verkiest, inclusief kledingstukken die uiting geven aan een geloofsovertuiging.

10.
De andere strekking pleit er op basis van hogere rechtsnormen voor om het dragen van uiterlijke religieuze tekenen door advocaten toe te laten.

10.A.
Mr. Pierre BOGAERTS kantte zich bijvoorbeeld uitdrukkelijk tegen het Brusselse standpunt en verdedigde in 2010 in een artikel in Ad Rem dat “men van joden of moslims niet kan eisen dat ze hun hoofd ontbloten in de rechtbank” en stelde dat door een verandering van de welvoeglijkheidsnormen “de regel, die in 1968 gebood om met ‘onbedekten hoofde’ de zittingen van de rechtbank bij te wonen, niet meer dezelfde draagwijdte kan hebben. Mensen in wier religieuze traditie het ontbloten van het hoofd een gebrek aan respect uitmaakt of zelfs verboden is, mogen hun hoofd bedekt houden in de zittingszaal.” Hij concludeerde dat “het dan ook een conservatieve of ouderwetse interpretatie van het KB lijkt om zonder meer en heel algemeen te stellen dat joodse confraters geen keppeltje zouden mogen dragen op de rechtbank, of vrouwelijke islamitische confraters geen hoofddoek” en pleitte onomwonden “voor de vrijheid van de joodse en islamitische confraters om – ook bij hun ambtsverrichtingen – tekenen te dragen die hun geloofsovertuiging verraden”.9

10.B.
Gewezen voorzitter Edgar BOYDENS begaf zich in 2013 op hetzelfde standpunt “dat de hoofddoek is toegelaten omdat er geen doelstellingen worden geïdentificeerd die een hoger belang zouden dienen en die zouden maken dat de overheid bij machte zou zijn om advocaten te verplichten een persoonlijk teken af te leggen.” Hij kantte zich uitdrukkelijk tegen verdere reglementering hierover: “Voor zover de toga volledig zichtbaar is en niet wordt afgedekt, is een beperking niet aangewezen, ook niet door reglementen van de Orde van Vlaamse Balies. De balie staat open voor alle advocaten. Dat zij in hun ambtsverrichtingen [naast] de toga een hoofddoek of keppel dragen of niet is daarbij weinig belangrijk.”10

10.C.
In deze visie wordt een verbod op het dragen van uiterlijke religieuze tekenen als niet legitiem en disproportioneel beschouwd in het licht van artikel 9 EVRM. Advocaten zijn volgens deze strekking onafhankelijk, maar in wezen partijdig en dus niet neutraal, waardoor ze op geen enkel moment neutraliteit in hun uiterlijke verschijning moeten uitdragen en in eer en geweten mogen beslissen welke kledij en welke religieuze symbolen ze naast hun toga dragen. Een advocaat mag derhalve duidelijk maken dat hij een bepaalde religie aanhangt aan zijn cliënten, confraters en magistraten. Daarenboven wordt in deze visie geargumenteerd dat de verplichting voor advocaten om een toga te dragen niet is ingegeven door het idee van gelijkheid onder advocaten, maar wel met het idee van gelijkheid met de rechter. Het dragen van de toga volstaat daartoe en het maakt derhalve niet uit of de advocaat naast zijn toga nog uiterlijke religieuze tekenen draagt. Tot slot wordt gesteld dat de rechtzoekende de vrije keuze moet hebben om zich te wenden tot een advocaat die religieuze tekenen draagt, zodat een beperking daarvan niet aan de orde kan zijn.

10.D.
Indien deze visie wordt bijgetreden, kan de stafhouder de betreffende advocaat antwoorden dat ze een hoofddoek mag dragen tijdens de uitoefening van haar ambtsverrichtingen. Als de advocaat voor de rechtbank pleit, is de rechtbank terzake bevoegd.

10.E.
Er moet wel zorgvuldig op worden toegezien dat de hoofddoek de toga niet afdekt, zodat de toga alleszins voldoende en in zijn geheel zichtbaar blijft.

Alex Tallon
Bestuurder deontologie

1 STEVENS, J. Advocatuur. Regels & Deontologie, Mechelen, Kluwer, 2015, 582.
2 STEVENS, Advocatuur. Regels & Deontologie, p. 584.
3 BOYDENS, E., “Recht en levensbeschouwing: over hoofddoek en toga”, in: F. FLEERACKERS en R. VAN RANSBEECK (eds.) Recht en levensbeschouwing. Advocare. Brussel, 2013, p. 224.
4 GROOTJANS, D. “Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven. Johannes: 20, 24-29. Een reactie op berusting in het schijnbaar onvermijdelijke”. Ongepubliceerde nota, Antwerpen, 21 mei 2014, pp. 7 en 13-19.
5 KENIS, L. “Hoofddoeken en andere uiterlijke religieuze tekens in advocatenmiddens: verbieden of dulden?” Ongepubliceerde nota, Brussel, 2010.
6 STEVENS, Advocatuur. Regels & Deontologie, p. 584.
7 Aangehaald door stafhouder Peter CALLENS in zijn e-mailbericht aan mr. Daan VAN DEN BROECK d.d. 13 september 2018.
8 GROOTJANS, “Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven”, pp. 22-25.
9 BOGAERTS, P. “Couvrez-vous, avocat. Of hoe het hoofd koel houden onder een doek of keppel. Aanzet tot debat”. Ad Rem, (2010) 4, pp. 56 en 61.
10 BOYDENS, “Recht en levensbeschouwing: over hoofddoek en toga”, pp. 230-232.

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen