Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 616
Het is in principe niet onconfraterneel of deloyaal om het niet-vertrouwelijk karakter van een brief niet te aanvaarden.
Systematisch het officieel karakter van de briefwisseling weigeren te aanvaard en staat evenwel een behoorlijke rechtspleging in de weg, ook al zou de advocaat dit doen om de vertaalkosten te vermijde n in het belang van zijn cliënt.
Door het officieel karakter van de briefwisseling te weigeren, kan deze niet overgelegd worden in rechte. Wanneer de advocaat dit louter en alleen doet omdat het in de andere landstaal is opgesteld en dit ten koste zou blijken te gaan van de verdediging van de eigen cliënt, komt de kernwaarde van de partijdigheid in het gedrang.
De stafhouder van betrokken advocaat en bij uitbreiding de OBFG is bevoegd om te oordelen of een Franstalige advocaat die weigert in het Nederlands te corresponderen in een Nederlandstalige procedure, een deontologische inbreuk begaat.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocaat van uw balie voert een kort gedingprocedure voor een Nederlandstalige rechtbank van koophandel.
De advocaat van één van de tegenpartijen is een Franstalige confrater uit Brussel. Hij weigert in het Nederlands te corresponderen. Om die reden weigert de advocaat van uw balie systematisch het officieel karakter van de briefwisseling te aanvaarden. Hij wijst erop dat de briefwisseling in een Nederlandstalige procedure moet gebruikt worden en hij wil niet instaan voor de vertalingskosten.
U vraagt of er een protocol bestaat voor dergelijke conflicten.
Advies
1.
Vooreerst heb ik geen kennis van een protocol desbetreffend. De raad van de Orde van Brussel-Fr. heeft in 1997 wel volgend advies verleend, weliswaar voor advocaten van de twee Brusselse Ordes:
“Le conseil rappelle que, dans les relations entre les membres des deux Ordres du barreau de Bruxelles, rien ne s’oppose à ce que chaque avocat corresponde avec son confrère dans sa propre langue (LB juin-juillet-août 97, 367).” (M. WAGEMANS en Y. OSCHINSKY, Recueil des règles professionnelles 2008, barreau de Bruxelles Ordre français des avocats, 388, nr. 337.)
2.
Aangezien u schrijft dat de confrater van uw balie het officieel karakter van de briefwisseling van de Franstalige advocaat weigert te aanvaarden, ga ik ervan uit dat het gaat om briefwisseling die valt onder de uitzondering opgenomen in artikel 114, §3 van de Codex. Alleen in dit geval moet de geadresseerde het niet-vertrouwelijk karakter van de brief uitdrukkelijk aanvaarden.
In de andere uitzonderingsgevallen (artikelen 114,§§ 1, 2, 3bis en 4 van de Codex) is in principe de aanvaarding van het officieel karakter door de advocaat van de tegenpartij geen vereiste om van een officiële brief te kunnen spreken. De Limburgse confrater heeft daar dan ook niets over te zeggen en kan zich niet verschuilen achter een gebrek aan kennis van de andere officiële landstaal.
3.
3.1.
De vraag rijst of het gedrag van de Limburgse advocaat – met name het systematisch weigeren van het officieel karakter van de briefwisseling omwille van de gevoerde taal – deontologisch aanvaardbaar is.
De advocaat heeft een plicht van loyaliteit en confraterniteit om zo een eerlijke en behoorlijke rechtspleging te bevorderen (zie aanhef artikel 97, lid 3 van de Codex).
Er bestaat geen enkele verplichting in hoofde van de ontvanger van een niet-vertrouwelijke brief om het niet-vertrouwelijk karakter van deze brief te aanvaarden. Het is in principe niet onconfraterneel of deloyaal om het niet-vertrouwelijk karakter van een brief niet te aanvaarden (zie ook advies 367 van het departement deontologie: privaat luik > informatie > deontologie, wetgeving en reglementen > adviezen deontologie > trefwoord ‘vertrouwelijkheid van briefwisseling’).
Uit uw brief meen ik echter te kunnen begrijpen dat de advocaat van uw balie het officieel karakter niet om inhoudelijke redenen weigert, maar gewoon omdat het in de andere landstaal is opgesteld (“De advocaat van één der tegenpartijen is een Franstalige confrater uit Brussel en die weigert in het Nederlands te corresponderen. Mijn lid van de balie weigert om die reden systematisch het officieel karakter te aanvaarden, stellende dat de briefwisseling moet gebruikt worden in een Nederlandstalige procedure en hij niet wil instaan voor de vertalingskosten.”).
Systematisch het officieel karakter van de briefwisseling weigeren te aanvaarden staat mijns inziens een behoorlijke rechtspleging in de weg, ook al zou de advocaat dit doen om de vertaalkosten te vermijden in het belang van zijn cliënt.
Het argument van vertaalkosten gaat ook alleen maar op indien de advocaat van uw balie aannemelijk maakt dat zijn cliënt geen Frans begrijpt. In dat geval moet hij de tekst laten vertalen, zodat er kosten gemaakt worden. Dit is uiteraard niet in het belang van zijn cliënt.
3.2.
Verder breng ik het beginsel van de partijdigheid, zoals verankerd in artikel 4 van de Codex nog even in herinnering:
“Met inachtneming van de wettelijke regels en de beroeps- en gedragsregels is de advocaat steeds verplicht de belangen van de cliënt zo goed mogelijk te behartigen en die boven zijn eigen belangen of die van derden te stellen.” (eigen markering)
Door het officieel karakter van de briefwisseling te weigeren, kan deze niet overgelegd worden in rechte. Wanneer de advocaat dit louter en alleen doet omdat het in de andere landstaal is opgesteld en dit ten koste zou blijken te gaan van de verdediging van de eigen cliënt, komt de kernwaarde van de partijdigheid in het gedrang.
4.
Tot slot zou de vraag nog kunnen gesteld worden of de Franstalige advocaat die weigert – wat uit uw brief blijkt – in het Nederlands te corresponderen in een Nederlandstalige procedure, een deontologische inbreuk begaat.
Voor deze vraag is echter de stafhouder van die advocaat bevoegd en bij uitbreiding de OBFG en dit op grond van de deontologische regels die op advocaten van een balie behorend tot de OBFG van toepassing zijn.
Alex Tallon
Bestuurder deontologie