Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 598
Het is zeer de vraag of de bezoldigde activiteit van jurist bij een OCMW de onafhankelijkheid van de advocaat niet in het gedrang brengt. Uiteraard moet er worden op toegezien dat de advocaat een strikte scheidingslijn trekt tussen beide beroepen, wat, gezien de in het OCMW behandelde materies enerzijds en de beoogde taak van de advocaat tot het verstrekken van eerstelijnsadvies anderzijds, niet altijd evident zal zijn. De functie van jurist bij een OCMW lijkt niet verenigbaar te zijn met het beroep van advocaat.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocate van uw balie vraagt toelating om een arbeidsovereenkomst te sluiten met IGO. Ze zou drie dagen per maand juridische ondersteuning verlenen op de OCMW’s van H..., D... en S...
U had haar gesuggereerd om dit in het kader van een detacheringsovereenkomst te doen.
Aangezien de dienstverlening in de hoedanigheid van jurist zou uitgeoefend worden en niet in die van advocaat, is detachering geen optie. Het komt mij voor dat u het ontwerp van overeenkomst beter opvraagt om na te gaan of de overeenkomst het reglement detachering niet poogt te omzeilen. Ook voor de verdere inhoud van huidige brief lijkt een analyse van de overeenkomst nodig te zijn.
Hoewel de tewerkstelling zeer beperkt is (drie dagen per maand), meent u dat er verwarring zou kunnen ontstaan indien mr. X als werknemer advies zou verlenen op de OCMW’s.
Advies
1.
In de eerste plaats wens ik even “IGO” te kaderen. Uit hun website www.igo.be blijkt dit een dienstverlenende intergemeentelijke vereniging te zijn. In de bestuursorganen zetelen enkel vertegenwoordigers van de gemeenten, OCMW's en de provincie Vlaams-Brabant.
2.
Ik ben het volledig eens dat detachering in casu niet aan de orde is. Artikel 90, 1° van de Codex legt, zoals mr. X terecht stelt, de voorwaarde op om diensten te leveren in de hoedanigheid van advocaat (voor zover dit zou blijken uit de ontwerpovereenkomst). Dat is volgens mr. X uitgesloten; de dienstverlening dient te geschieden in de hoedanigheid van jurist en niet in die van advocaat.
3.
De vraag rijst dan of de activiteit als jurist in ondergeschikt verband bij OCMW’s verenigbaar is met het beroep van advocaat.
3.1.
Hiervoor verwijs ik naar artikel 437, eerste lid, 4° Ger. W., dat luidt als volgt:
“Het beroep van advocaat is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.”
Het beginsel is aldus dat het beroep van advocaat onverenigbaar is met een bezoldigde betrekking of werkzaamheid. De toetsstenen zijn de principes van onafhankelijkheid van de advocaat en de waardigheid van de balie.
Het loutere feit dat de werkgever van mr. X een openbare instelling zou zijn (met name het OCMW), leidt niet tot de vaststelling van een onverenigbaarheid. Artikel 437, lid 1, 4° Ger. W. heeft het immers over zowel particuliere als over openbare bezoldigde betrekkingen. In beide gevallen kan de raad van de Orde bij wijze van uitzondering oordelen dat de betrekking niet onverenigbaar is met het beroep van advocaat.
Het is de raad van de Orde die bevoegd is om in elk concreet geval afzonderlijk te oordelen of de werkzaamheid (in casu het beroep van contractueel jurist bij een OCMW) verenigbaar is met het beroep van advocaat. Hierbij deel ik u mee dat balie ... de activiteit van deeltijds OCMW-jurist als onverenigbaar heeft bevonden.
Het beroep van bedrijfsjurist is niet verenigbaar met het beroep van advocaat. Het feit dat het beroep van jurist thans zou worden uitgeoefend als bediende van een plaatselijke overheid, maakt in wezen geen essentieel verschil uit ten aanzien van het beroep van bedrijfsjurist. Ook het deeltijds karakter van het beroep verandert hier in wezen niets aan.
Waar een (deeltijdse) activiteit als jurist bij een (of meerdere) OCMW(‘s) vermoedelijk de waardigheid van de balie niet in gevaar brengt, is het niet uitgesloten dat de garanties voor de onafhankelijkheid van de advocaat niet voorhanden zijn.
Het is zeer de vraag of de bezoldigde activiteit van jurist bij een OCMW de onafhankelijkheid van de advocaat niet in het gedrang brengt. Uiteraard moet er worden op toegezien dat de advocaat een strikte scheidingslijn trekt tussen beide beroepen, wat, gezien de in het OCMW behandelde materies enerzijds en de beoogde taak van mr. X tot het verstrekken van eerstelijnsadvies anderzijds, niet altijd evident zal zijn. Indien het taken zijn van eerstelijns rechtshulp zal mr. X als bediende ook alle verplichtingen van een advocaat die eerstelijns rechtshulp verleent moeten vervullen. Mr. X moet dus van ieder advies een dossier aanleggen waarop zij op haar kantoor de hand kan leggen om tegenstrijdigheid van belangen te controleren of na te kijken of ze voor de betrokken persoon niet reeds advies heeft uitgebracht. In bepaalde concrete gevallen dreigt dus wel een probleem van onafhankelijkheid te ontstaan. Indien de raad van de Orde deze activiteit toestaat, zal de advocaat daarop moeten gewezen worden.
Ik ben dan ook helemaal niet geneigd om een functie van jurist bij een OCMW verenigbaar te achten met het beroep van advocaat.
Voor zover de raad van de Orde zou oordelen dat er geen bezwaar zou bestaan, dient mr. X zich alleszins te onthouden om als raadsman op te treden van of tegen de OCMW’s waar zij werkzaam is. Het is evident dat zij de titel van advocaat niet kan aanwenden bij haar activiteiten in dienstverband. Uiteraard mag zij als advocaat evenmin refereren aan haar functie als jurist bij de genoemde OCMW’s. Elke vorm van verwarring bij haar cliënteel, dient zeker vermeden te worden. Daarnaast zou mr. X ook een register moeten aanleggen van alle zaken waarvoor zij in het OCMW gewerkt heeft, met de namen van de personen die erbij betrokken zijn. Dit is van belang in het kader van onder meer de “tegenstrijdigheid van belangen”. In dat verband merk ik nog op dat mr. X in haar advocatenpraktijk uiteraard niet kan optreden voor, noch tegen personen aan wie zij advies heeft verstrekt in haar hoedanigheid van OCMW-juriste.
3.2.
Tot slot merk ik op dat bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de activiteit met het beroep van advocaat, tevens de concrete tijdsbesteding van die werkzaamheid moet bekeken worden.
Aangezien het in casu zou gaan om een zeer beperkte tewerkstelling (drie dagen per maand), lijkt dat geen beletsel te zijn. Mr. X moet wel naar de rechtbank kunnen gaan tijdens deze drie dagen, expertises en getuigenverhoren kunnen bijwonen en dergelijke. Minstens moet zij een overeenkomst kunnen voorleggen met een confrater die haar zal vervangen indien ze niet in de mogelijkheid zou zijn om deze verplichtingen zelf uit te voeren.
Volledigheidshalve deel ik u mee dat tijdens de commissie deontologie van 11 mei 2017 – waar de problematiek van de onverenigbaarheden conform artikel 437, lid 1, 4° Ger. W. werd besproken – er een strekking was met het standpunt dat het criterium van de tijdsbesteding niet speelt.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie