Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 585

De beoordeling van de onafhankelijkheid van de advocaat t.a.v. de eigen partij komt niet toe aan de raadsman van de tegenpartij. Het is in de eerste plaats de advocaat zelf en nadien in overleg met de cliënt die moet oordelen of hij de verdediging op een onafhankelijke wijze kan waarnemen wanneer hij persoonlijk geviseerd wordt in de processtukken van de wederpartij. De cliënt kan zich over een gebrek aan onafhankelijkheid van zijn advocaat beklagen, niet de tegenpartij of de raadsman van de tegenpartij.


Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

U wenst advies te bekomen over het al dan niet mogen optreden van een advocaat in een zaak die te pleiten staat voor de rechtbank van eerste aanleg te Y op 8 februari 2017.

Tussen partijen A en B wordt een overeenkomst gesloten inzake de verkoop van aandelen.

Naderhand vervangen partijen A en B deze overeenkomst door een andere overeenkomst waarbij de aandelen van de moedermaatschappij voorwerp van de overeenkomst uitmaken.

Tussen partijen A en B ontstaat discussie over de uitvoering van de overeenkomst en partijen sluiten op 25 januari 2006 een dadingovereenkomst onder voorwaarden. In deze dadingovereenkomst neemt de raadsman van partij A bepaalde verplichtingen op zich.

In de dadingovereenkomst lijkt partij A de verplichting te hebben opgenomen een som over te schrijven naar een dochtervennootschap eigendom van de moedervennootschap voorwerp van de koop verkoopovereenkomst.

Partijen blijken reeds een belangrijk aantal procedures te hebben afgewerkt.

Zo lijkt dochtervennootschap wiens moeder voorwerp is van de koop-verkoopovereenkomst partij A in uitvoering van de dadingovereenkomst gedagvaard te hebben voor de rechtbank van eerste aanleg te X wat aanleiding gaf tot een arrest van het Hof van Beroep te X. Voormeld arrest van het Hof van Beroep te X stelt vast dat de opschortende voorwaarde van de dadingovereenkomst niet is vervuld derwijze dat geen dadingovereenkomst is tot stand gekomen en geen verplichting van partij A t.a.v. de dochteronderneming is tot stand gekomen.

Voor zover kan worden nagegaan uit de overgelegde stukken lijkt de raadsman van partij A – die in de dadingovereenkomst bepaalde verplichtingen op zich nam – in deze procedure waar over de dading discussie werd gevoerd te zijn opgetreden.

Op 7 november 2006 blijkt partij A een betekening-bevel te hebben doen betekenen aan de partij B over vermeende dwangsommen die partij B zou verschuldigd zijn, wat tot een discussie voor de beslagrechter te Y aanleiding heeft gegeven. Er wordt niet voorgehouden dat de raadsman van partij A zich in voormelde discussie voor de beslagrechter heeft moeten terugtrekken.

Nadien heeft partij A bij dagvaarding van 5 maart 2007 partij B gedagvaard in betaling van het saldo van de koopprijs.

Partij B heeft een tegeneis ingesteld.

Bij vonnis van 7 april 2009 werd hierover gevonnist door de rechtbank van eerste aanleg te Y en nadien werd hierover bij arrest van 18 december 2012 geoordeeld door het Hof van Beroep te Z.
De raadsman van partij A trad op in deze procedure waar eveneens over het de dading werd gediscussieerd.

Uit de overgelegde rechterlijke beslissing, m.n. het arrest van het Hof van Beroep te Z dd. 18 december 2012, blijkt niet dat het eigen engagement opgenomen door de raadsman van de partij A voorwerp van de discussie tussen partijen is geweest.

Thans is de discussie hangende voor de rechtbank van eerste aanleg te Y over het laatste saldo van de verkoopprijs die voorwaardelijk karakter zou vertonen, m.n. afhankelijk zou zijn van het eigendomsrecht over bepaalde software en de inspanningen die zouden moeten geleverd zijn om deze eigendomsrechten (terug?) te bekomen c.q. te verwerven.

In dat kader wordt door de partij B opgeworpen dat de noodzakelijke medewerking van partij A en van haar raadsman niet zou zijn verkregen.

Vanuit dit verweer oordeelt de raadsman van partij B dat zijn tegenstrever niet over de vereiste onafhankelijkheid zou beschikken om de wederpartij te verdedigen.


Advies

De beoordeling van de onafhankelijkheid van de advocaat t.a.v. de eigen partij behoort in beginsel niet te worden gevoerd door de raadsman van de tegenpartij.

Het is de advocaat die in eer en geweten en onder het voorbehoud van eventuele latere tuchtvervolging c.q. sancties oordeelt of hij voldoende onafhankelijk is t.a.v. zijn cliënt. Het is de advocaat in de eerste plaats zelf en nadien in overleg met de cliënt die behoort te oordelen of hij de verdediging op een onafhankelijke wijze kan waarnemen wanneer hij persoonlijk geviseerd wordt in de processtukken van de wederpartij.

Dat deze beoordeling in hoofde van de partij en diens advocaat dient te gebeuren is het gevolg van de door de wederpartij gekozen wijze van verdediging. Immers het “in opspraak” brengen van de tegenstrever kan geenszins worden gelijk gesteld met het dagvaarden van de tegenstrever in aansprakelijkheid voor eventuele fouten die hij t.a.v. zijn wederpartij zou hebben begaan.

De raadsman van partij B die aan de raadsman van de partij A verwijten meent te moeten richten kan zich op de enkele grond van deze verwijten niet steunen om de raadsman van de partij A uit het dossier te doen verwijderen.

Waarom een advocaat bepaalde handeling al dan niet stelt behoort tot de relatie advocaat cliënt. Indien de advocaat door een bepaalde houding t.a.v. een wederpartij onrechtmatig zou hebben gehandeld dan kan deze partij de advocaat van de tegenpartij in aansprakelijkheid dagvaarden voor een eventuele fout. De advocaat van een partij kan zoals zijn eigen mandant het mandaat van de raadsman van de wederpartij in vraag stellen maar draagt daartoe de bewijslast (Cass. 9 februari 1978, Arr. Cass. 1978, 688). Dit is, zoals een aansprakelijkheidsvordering, een vordering in rechte. Pogen tussen te komen in de vrije keuze van de advocaat van wederpartij moet hoogst uitzonderlijk blijven. In beginsel zal het wraken van de advocaat van een andere partij gerelateerd moeten zijn aan de band die deze advocaat zou hebben of gehad hebben met de partij tegen wie hij optreedt. Dergelijke redenen liggen in casu niet voor, minstens worden deze niet aangevoerd.

Zo ook inzake onafhankelijkheid van de advocaat die moet resulteren in een partijdig optreden voor zijn cliënt. De cliënt kan zich over een gebrek aan onafhankelijkheid van zijn advocaat beklagen, niet de tegenpartij of de raadsman van de tegenpartij.

Ik meen dan ook dat er in casu geen redenen zijn om de raadsman van partij A verbod op te leggen op te treden. Dit zou maar kunnen zo de tegenpartij van oordeel zou zijn dat voormelde advocaat voor zijn handelen c.q. niet handelen persoonlijk in rechte moet aangesproken worden en deze vordering ook daadwerkelijk stelt, wat klaarblijkelijk niet aan de orde lijkt te zijn in het overgelegde dossier.

Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 719

Meer lezen

Advies 720

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen