Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 576
Het verlenen van juridisch advies en juridische ‘bijstand’ is geen exclusieve bevoegdheid of taak van de advocaat. De bijstand of vertegenwoordiging in rechte daarentegen is op enkele wettelijke uitzonderingen na wel exclusief toebedeeld aan de advocatuur.
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
Een stafhouder vraagt advies met betrekking tot de volgende kwestie, aangekaart door mr. X.
Een juriste van de dienst rechtshulp van het OCMW van ... en ... verleent juridisch advies, bemiddelt en treedt op voor inwoners van de gemeente ... die niet in aanmerking komen voor juridische bijstand.
In een bepaald dossier bemiddelt en adviseert deze juriste de tegenpartij van de cliënt van mr. X. Voor de tussenkomst van mr. X is zijn cliënt tweemaal naar deze dienst geweest, waarbij de juriste ‘optrad’ voor de tegenpartij. Zij heeft een compromis opgesteld. Nu schrijft de juriste van het OCMW mr. X aan in (vermoedelijk) dat dossier. Mr. X meent dat de juriste niet kan optreden voor een minvermogende.
Advies
1.
Vooreerst merk ik op dat het u als stafhouder, noch mij toekomt om ons uit te spreken over de bevoegdheden van een juriste van het OCMW.
Niettegenstaande deze voorafgaande opmerking meen ik wel u in het algemeen, zonder mij uit te spreken over het concrete geval, het volgende te kunnen meedelen.
2.
In de eerste plaats breng ik u artikel 440, alinea 1 Ger. W. in herinnering:
“Vóór alle gerechten, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald, hebben alleen de advocaten het recht te pleiten.”
Volgens deze bepaling komt het pleitmonopolie aan advocaten toe. Artikel 728 Ger. W. kent wel een aantal uitzonderingen hierop. In het bijzonder wijs ik u op paragraaf 3, alinea’s 3 en 4:
“Bij de geschillen voorzien in artikel 580, 8°, c (inzake het bestaansminimum en het recht op maatschappelijke integratie) en in artikel 580, 8°, d, inzake de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzake de betwistingen betreffende de toekenning van maatschappelijke dienstverlening, de herziening, de weigering, de terugbetaling door de rechthebbende, en de toepassing van de administratieve sancties bepaald door de wetgeving ter zake, mag de betrokkene zich bovendien doen bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een maatschappelijke organisatie die zich over de groep van de in de desbetreffende wetgeving bedoelde personen ontfermt.
In diezelfde geschillen, verschijnt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij monde hetzij van een advocaat, hetzij van een door dit centrum afgevaardigd effectief lid of personeelslid; de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort, kan zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar tot wiens bevoegdheid het openbare welzijn behoort, kan zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar.”
Deze bijstand of vertegenwoordiging in rechte door ‘een afgevaardigde van een maatschappelijke organisatie die zich over de groep van de in de desbetreffende wetgeving bedoelde personen ontfermt’ (alinea 3), respectievelijk een door het OCMW afgevaardigd effectief lid of personeelslid (alinea 4) betreft alleen de vernoemde geschillen (artikelen 580, 8°, c en d van de OCMW-wet). Bovendien gaat het in alinea 4 over de vertegenwoordiging in rechte van het OCMW en niet van de rechtzoekende.
Volledigheidshalve geef ik artikel 2 van het decreet van 25 april 2014 houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen (B.S., 27 augustus 2014) mee. Ook dit betreft de vertegenwoordiging van het OCMW en niet van de rechtzoekende.
“Paragraaf 3 van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij decreet van 29 juni 2012, wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, in voorkomend geval de raad voor maatschappelijk welzijn, kan hetzij een lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, hetzij een personeelslid, hetzij een personeelslid van een samenwerkingsverband van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hetzij een personeelslid van een ander OCMW op basis van een samenwerking van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hetzij een advocaat aanwijzen om namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te verschijnen in rechte, evenals het OCMW te vertegenwoordigen in dossiers collectieve schuldenregeling.".
3.
Het verstrekken van juridisch advies valt evenwel niet onder het pleitmonopolie van artikel 440, alinea 1 Ger. W. en is vrij.
Artikel 60 van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn omschrijft de taken van het OCMW, met inbegrip van het verlenen van juridisch advies en juridische bijstand:
“§ 2. Het centrum verstrekt alle nuttige raadgevingen en inlichtingen en doet de stappen om aan de betrokkenen alle rechten en voordelen te verlenen waarop zij krachtens de Belgische of de buitenlandse wetten aanspraak kunnen maken.”
In dit verband wens ik u volgende rechtspraak niet te onthouden: R.v.St. nr. 22.047, 19 februari 1982, TBP 1982, 374.
“Overeenkomstig art. 60, par. 2, O.C.M.W.-wet, kan de dienstverlening de vorm van juridische bijstand aannemen. Het O.C.M.W. kan in een overeenkomst met de Orde van Advocaten van de balie van haar ressort de nadere modaliteiten van het verlenen van die bijstand regelen.”
R.v.St. 14 mei 1982, Arr. R.v.St. 1982, 871.
“Uit art. 60 par. 2 O.C.M.W.-Wet volgt de verplichting van de O.C.M.W.'s om in bepaalde gevallen rechtsbijstand te verlenen. Het is de zaak van de O.C.M.W.'s om geval per geval na te gaan of er rechtsbijstand dient verstrekt te worden alsook om de wijze waarop deze bijstand wordt verleend, te bepalen.”
Kort Ged. Rb. Brussel 19 juni 2002, JT 2004, afl. 6123, 50.
“Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is immers geen eigenaar van sociale woningen en beschikt over geen enkel recht om de sociale huisvestingsmaatschappijen te dwingen een gezin opnieuw een woning toe te wijzen of van hen bij voorrang een woning te verkrijgen. In dit opzicht beperkt de opdracht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zich, krachtens artikel 60, par. 2 van de O.C.M.W.-wet, tot begeleiding bij de te ondernemen stappen.”
Arbrb. Bergen 24 april 2002, J.dr.jeun. 2002, afl. 220, 42.
“Aan het O.C.M.W. dat in algemene termen om hulp wordt verzocht, komt het toe de aanvrager bij te staan om zijn verzoek nauwkeuriger te verwoorden zodat hem een aan zijn noodtoestand aangepaste hulp kan worden verleend.”
Vred. Grevelingen 28 oktober 1987, T. Vred. 1988, 131.
“Een O.C.M.W. behoort te weten dat, om een alimentatie te bekomen, de echtgenote bewijzen moet aanbrengen van het foutief gedrag van haar man. De rechtsbijstand die het O.C.M.W. verleent dient behoorlijk te zijn. Dit betekent dat, als de vordering een kans op slagen heeft, zij de eiseres een minimale juridische bijstand dient te verlenen, en als de vordering geen slaagkans heeft, zij ook niet tot een vordering moet aansporen.”
Beroepsk. O.C.M.W. Henegouwen 1 december 1992, Rev.dr.commun. 1993, 135, noot BERGER, J.
“Het O.C.M.W. is niet bevoegd zich in de plaats te stellen van het Bureau voor Consultatie en Verdediging wanneer verzoeker van oordeel is dat hij geen beroep moet doen op dit bureau niettegenstaande de vergoeding van zijn raadsman ten laste zou zijn genomen door de Staat aangezien hij helemaal geen inkomsten heeft.”
4.
Zonder mij uit te spreken over het concrete voorliggende geval, besluit ik dat het verlenen van juridisch advies en juridische ‘bijstand’ geen exclusieve bevoegdheid of taak betreft van de advocaat. De bijstand of vertegenwoordiging in rechte daarentegen is op enkele wettelijke uitzonderingen na wel exclusief toebedeeld aan de advocatuur.
Mochten er zich vaak problemen voordoen zoals aangekaart door mr. X, zou misschien het arrest van de Raad van State d.d. 19 februari 1982 een oplossing kunnen bieden (“Het O.C.M.W. kan in een overeenkomst met de Orde van Advocaten van de balie van haar ressort de nadere modaliteiten van het verlenen van die bijstand regelen.”).
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie