Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 572
De stagecommissie kan op grond van artikel II.1.6.2 van de Codex enerzijds ‘slechts’ kennis nemen van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst en anderzijds ‘slechts’ advies verlenen aan de stafhouder en de raad van de Orde in verband met elk probleem in het kader van de stage. De stagecommissie mag geen beslissingen nemen.
Het bepalen van een opzegperiode en -vergoeding of het vaststellen van een contractuele grove fout, valt buiten de bevoegdheid van de raad van de Orde c.q. de stafhouder. Wel kan de raad van de Orde inbreuken op stageverplichtingen onderzoeken en vaststellen binnen zijn bevoegdheden, maar verder dan de bevoegdheid zoals in tucht kan de raad van de Orde niet gaan.
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
In een geschil tussen een stagiair en een stagemeester over de beëindiging van de stageovereenkomst en daaruit volgend de vergoeding tijdens de opzeggingsperiode, heeft de stagecommissie een beslissing genomen. Deze commissie werd teruggefloten omdat zij slechts een adviserende bevoegdheid heeft.
Nadien werden de stagiair en de stagemeester opgeroepen voor de raad van de Orde. De raad heeft een beslissing genomen.
De vraag rijst nu of de raad van de Orde hiertoe bevoegd is, dan wel of het algemeen verbintenissenrecht hier speelt.
Advies
1.
Artikel II.1.6.2. van de Codex bepaalt:
“De stagecommissie:
- verleent advies over de opname van een kandidaat-stagemeester op de lijst van de stagemeesters,
- verleent advies over de stageovereenkomst die werd afgesloten tussen stagemeester en stagiair,
- ziet toe op de naleving van de verplichtingen van stagemeester en stagiair,
- neemt kennis van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst,
- volgt in het geval van die voortijdige beëindiging de overgang naar een nieuwe stagemeester op,
- verleent advies over het verzoek van de stagiair tot schorsing of onderbreking van de stage of de verlenging daarvan,
- verleent advies over de nieuwe stageovereenkomst die wordt afgesloten na de onderbreking van de stage,
- verleent advies over het verrichten van een gelijkgestelde stage,
- neemt kennis van de stageverslagen opgesteld door stagemeester en stagiair en ziet die na,
- verleent advies over de opname van de stagiair op het tableau van de Orde,
- bemiddelt in geschillen tussen stagemeester en stagiair,
- verleent advies aan de stafhouder en de raad van de Orde in verband met elk probleem dat met betrekking tot de stage rijst.”. (eigen markering)
Mijns inziens is het terecht dat de stagecommissie werd teruggefloten met betrekking tot de door haar genomen beslissing. Zij kan op grond van artikel II.1.6.2 van de Codex aldus enerzijds ‘slechts’ kennis nemen van de voortijdige beëindiging van de stageovereenkomst en anderzijds ‘slechts’ advies verlenen aan de stafhouder en de raad van de Orde in verband met elk probleem in het kader van de stage, dus ook met betrekking tot de opzeggingsperiode en –vergoeding.
Artikel II.1.6.2 van de Codex kent een bemiddelingsbevoegdheid toe aan de stagecommissie in geschillen tussen de stagemeester en de stagiair. Hoewel het mij niet duidelijk is of dit in casu gebeurd is, is dit thans wellicht niet meer aan de orde, gelet op de reeds genomen “beslissing” van de raad van de Orde.
2.
Wat uw vraag betreft of de raad van de Orde een beslissing kon nemen betreffende de opzeggingsperiode en –vergoeding, dan wel of deze kwestie valt onder het algemeen verbintenissenrecht en aldus behoort tot de bevoegdheid van de rechtscolleges, adviseer ik u het volgende.
Deontologisch (door middel van een reglement van de OVB; cfr. artikel 495 Ger. W.) kan de inhoud van bepaalde overeenkomsten in zekere mate worden geregeld. De OVB kan immers opleggen dat bepaalde rechten en verplichtingen in een overeenkomst moeten worden geregeld.
Een stagecommissie kan nagaan of de deontologische verplichtingen in de stageovereenkomst zijn opgenomen en kan advies geven of de overeenkomst voldoet aan de vereisten voor een stage (artikel II.1.6.2, 2e streepje).
Dit alles ligt in de werkingssfeer van artikel 495 Ger. W., dat bepaalt:
“De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone hebben, elk voor de balies die er deel van uitmaken, de taak te waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken.
Ze nemen initiatieven en maatregelen die nuttig zijn voor de opleiding, de tuchtrechtelijke regels en de loyauteit in het beroep en voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende.
Elk van beide kan betreffende die aangelegenheden voorstellen doen aan de bevoegde overheden.”
De wetgever heeft aan de OVB geen bevoegdheid verleend om discussies over contractuele rechten en plichten te beslechten. De tuchtbevoegdheid van de stafhouder blijft onverkort bestaan, maar een afwijking van artikel 144 G.W.1 is in artikel 495 Ger. W. niet opgenomen.
De raad van de Orde kan uiteraard adviseren en zijn bevoegdheid zoals in tucht uitoefenen. Mijns inziens kan de raad van de Orde dit laatste evenwel niet ambtshalve maar op “vordering” van de stafhouder. De raad van de Orde kan met andere woorden optreden door, ofwel in het kader van de disciplinaire bevoegdheid van de stafhouder fouten en inbreuken op de reglementaire bepalingen en de waarden en plichten van het beroep voor de tuchtraad te doen belanden, ofwel zelf een administratieve beslissing te nemen volgens de procedure zoals in tucht. (J. STEVENS, Advocatuur. Regels & deontologie, Mechelen, Kluwer, 2015, 457, nr. 633.)
Artikel VII.1.1 van de Codex somt de gevallen op waarin de raad van de Orde kan optreden zoals in tucht. Problemen in verband met het voortijdig beëindigen van een stageovereenkomst, met inbegrip van het bepalen van een opzeggingstermijn en –vergoeding, vallen hier niet onder.
Het bepalen van een opzegperiode en -vergoeding of het vaststellen van een contractuele grove fout, valt mijns inziens aldus buiten de bevoegdheid van de raad van de Orde c.q. de stafhouder. Wel kan de raad van de Orde inbreuken op stageverplichtingen – zowel van de stagemeester als van de stagiair – onderzoeken en vaststellen binnen zijn bevoegdheden, maar verder dan de bevoegdheid zoals in tucht kan de raad van de Orde niet gaan.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie
1 Art. 144 G.W. bepaalt: “Geschillen over burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de rechtbanken.
De wet kan echter, volgens de door haar bepaalde nadere regels, de Raad van State of de federale administratieve rechtscolleges machtigen om te beslissen over de burgerrechtelijke gevolgen van hun beslissingen.