Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 567
Een advocaat mag optreden tegen een confrater van de eigen balie. Artikel III.2.1.13 van de Codex vereist hiervoor geen voorafgaande toestemming van de stafhouder, maar wel een voorafgaande melding.
Dominique Dombret
Merve Köse
Vraag
Artikel 9.1.3 van het intern reglement van de balie van X bepaalt:
De advocaat mag, behoudens uitzondering voorzien in het reglement inzake opvolging, niet tussenkomen in een betwisting of geding tegen een lid van zijn balie, noch tussenkomen in een geding waarin een advocaat van zijn balie persoonlijk betrokken is. Hij mag evenwel met de nodige kiesheid optreden als raadsman van een advocaat van zijn balie.
U meent dat dit reglement de tijd heeft ingehaald en dat het thans wel mogelijk is om op te treden tegen een advocaat van de eigen balie, eventueel met toestemming van de stafhouder.
U vraagt welk reglement primeert (OVB – lokale balie) en wat er al dan niet is toegelaten.
Advies
Artikel VI.2.1 van de Codex Deontologie voor Advocaten (hierna: Codex) luidt als volgt:
De advocaat mag optreden tegen een advocaat die verbonden is aan dezelfde balie.
Door deze bepaling is artikel 9.1.3 van het reglement van X de facto afgeschaft. Ik breng u hierbij artikel 500 Ger. W. in herinnering:
Indien op door het reglement van orde bedoeld in artikel 491 bepaalde wijze reglementen worden vastgesteld, zijn deze dwingend voor de balies die tot de betrokken Orde behoren, welke voor die aangelegenheden alleen aanvullende reglementen kunnen uitvaardigen.
Reglementen van de lokale Ordes die strijdig zijn met deze van hun regionale Orde moeten aldus als opgeheven beschouwd worden, omdat de gemeenschapsordes hier door hun wettelijke unificatieopdracht en het verbindend-zijn van hun reglementen rechtstreeks ten overstaan van elke balie en van elke advocaat, als een hogere legislatieve bron gezien moeten worden (J. STEVENS, Advocatuur. Regels & Deontologie, Mechelen, Kluwer, 2015, 210, nr. 247.).
In uw brief wordt tevens verwezen naar artikel VIII.2.1, lid 1 van de Codex, dat bepaalt:
Lokale reglementen van de Ordes van Advocaten zijn slechts toepasselijk voor betwistingen waarbij uitsluitend advocaten van die balie betrokken zijn.
Hierbij wens ik op te merken dat de ‘aanvullende reglementen’ zoals vermeld in artikel 500 Ger. W., reglementen zijn die betrekking hebben op materies die nog niet door een hogere reglementering geregeld werden, of op verder gedetailleerde uitvoering van de hogere reglementen, die echter in niets strijdig met deze mogen zijn, noch daarvan in enige mate afdoen, of bijkomende voorwaarden of verplichtingen opleggen. (J. STEVENS, o.c., 213, nr. 252.).
In casu kan geen beroep gedaan worden op artikel VIII.2.1, lid 1 van de Codex, daar – zoals hierboven vermeld – artikel VI.2.1 van de Codex de toepasselijke OVB-bepaling is en derhalve de lokale bepaling (artikel 9.1.3 van het reglement van de balie van X) opheft.
Verder meent u dat er eventueel toestemming van de stafhouder moet gevraagd worden. Artikel III.2.1.13 van de Codex vereist geen voorafgaande toestemming van de stafhouder, maar wel een voorafgaande melding:
De advocaat mag in zijn hoedanigheid van advocaat geen rechtsvordering inleiden, geen strafklacht indienen en geen gerechtelijke bewarende maatregelen nemen tegen een confrater zonder voorafgaande melding aan zijn stafhouder. De advocaat voegt daarbij het ontwerp van de inleidende akte of de klacht. (...) Die meldingsplicht geldt niet voor vorderingen tegen een advocaat in diens hoedanigheid van gerechtelijk mandataris, tenzij zijn aansprakelijkheid in het gedrang wordt gebracht.
De voorafgaande toestemming van de stafhouder werd uitdrukkelijk door een arrest van het Hof van Cassatie afgewezen (zie Cass. 20 februari 2009 hierbij).
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie