Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 565
Het ontvangen van meldingen van personeelsleden van een bedrijf om de boodschap op geanonimiseerde wijze over te maken aan de bedrijfsleiding, behoort niet tot de activiteiten van een advocaat in zijn hoedanigheid van raadsman. Een dergelijke opdracht moet volledig gescheiden ingevuld worden van de uitoefening van het beroep van advocaat.
Deze functie is niet noodzakelijk onverenigbaar met het beroep van advocaat. De Orde moet nagaan of het in concreto inhoudelijk verenigbaar is met het beroep van advocaat en/of de aan de opdracht te besteden tijd verenigbaar is met de disponibiliteit die een advocaat moet hebben t.a.v. zijn cliënteel.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
De commissie deontologie heeft zich op 14 april 2016 beraden over de vragen die zowel vanuit de balie van ..., als vanuit de balie van ... werden overgemaakt inzake het zogenaamd “klokkenluidersysteem” dat door een aantal bedrijven op touw wordt gezet.
Het betreft een “klokkenluidersysteem” dat niet wettelijk omschreven is.
Advies
De commissie komt tot de vaststelling dat een dergelijk door de bedrijven opgezet systeem - waarin een advocaat als “ombudsman” zou fungeren - niet behoort tot de uitoefening van het beroep van advocaat.
Het ontvangen van berichten of meldingen vanwege een personeelslid of personeelsleden van een bedrijf om de boodschap op geanonimiseerde wijze over te maken aan de bedrijfsleiding in de ruime zin van het woord, behoort niet tot de activiteiten van een advocaat in zijn hoedanigheid van raadsman.
De commissie is verder gegaan en acht een dergelijke opdracht gegeven aan een advocaat, die de opdracht aanvaardt, op zich niet noodzakelijk onverenigbaar met het beroep van advocaat (art. 437, lid 1, 4 ° Ger. W.). Iedere raad van de Orde moet wel nagaan of in concreto, afhankelijk van de inhoud van de omschreven opdracht, deze inhoudelijk verenigbaar is met het beroep van advocaat (o.m. is er
een band van ondergeschiktheid?) en/of de aan de opdracht te besteden tijd verenigbaar is met de disponibiliteit die een advocaat moet hebben t.a.v. zijn cliënteel. Dit vergt een onderzoek dossier per dossier en kan in abstracto niet worden beoordeeld.
De commissie is van oordeel dat een dergelijke opdracht volledig gescheiden moet worden ingevuld van de uitoefening van het beroep van advocaat. De invulling van de bovengeschetste opdracht mag geen aanleiding geven tot verwarring in hoofde van de personeelsleden en/of derden van een bedrijf ten aanzien van de persoon aan wie gemeld wordt. Deze personen mogen niet geconfronteerd worden met de uitoefening van het beroep van advocaat door de persoon aan wie gemeld wordt. Dit impliceert dat de infrastructuur van het kantoor van een advocaat niet kan gebruikt worden om dergelijke meldingen te ontvangen. Noch de lokalen van de advocaat kunnen daarvoor dienstig zijn, noch de telecommunicatie-infrastructuur van het advocatenkantoor kan hiervoor gebruikt worden.
Tot slot is de commissie van oordeel dat een advocaat die vanwege een bedrijf een dergelijke opdracht aanvaardt niet kan optreden als raadsman van voormeld bedrijf of bedrijvengroep, mocht de opdracht komen van een moederbedrijf voor zichzelf en de dochtervennootschappen.
De advocaat, zijn medewerkers en vennoten kunnen in voormeld geval niet optreden als raadsman.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie