Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 563
De door de stafhouder aan het paleisverbod gegeven ‘publiciteit’ moet noodzakelijk zijn en mag niet verder gaan dan wat nodig is om de effectiviteit van de bewarende maatregel te garanderen. Door deze mededeling kunnen bepaalde instanties de stafhouder over de al dan niet naleving van de genomen bewarende maatregel inlichten.
Een rechter kan op grond van het paleisverbod een advocaat niet weigeren te verschijnen, noch verbieden te pleiten. Hij kan wel een afschrift van het proces-verbaal van de terechtzitting aan de stafhouder overmaken.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U heeft aan een advocaat overeenkomstig artikel 473 Ger. W. bij wijze van bewarende maatregel een paleisverbod opgelegd gedurende 3 maanden met een toegangsverbod tot de strafinrichtingen.
Deze bewarende maatregel werd betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. U heeft de procureurgeneraal op de hoogte gebracht van deze bewarende maatregel met verzoek dit te laten respecteren en de uitvoering ervan te controleren.
De afdelingsvoorzitter van de rechtbank blijkt niet op de hoogte te zijn van deze bewarende maatregel. Via het parket worden de voorzitters wel op de hoogte gebracht van de tuchtstraffen, maar niet van de bewarende maatregelen.
U vraagt of de stafhouder de afdelingsvoorzitter mag informeren over het gegeven dat aan een betrokken advocaat van zijn balie een paleisverbod werd opgelegd.
Advies
Op 11 mei 2016 besprak de commissie stafhouders kort uw vraag.
Ik verleen u nu een meer omstandig advies.
Zoals u weet is artikel 473 Ger. W. de basis van deze bewarende maatregel. Het luidt als volgt:
Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden. Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord. De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep. Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept. De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord.
Er moeten vooreerst feiten ten laste gelegd worden van de advocaat.
Deze feiten moeten van aard zijn dat zij de latere beroepswerkzaamheid als advocaat nadeel kunnen toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde.
De schade die zou kunnen toegebracht worden moet aan derden worden toegebracht, maar zonder beperking. Het kunnen zowel confraters, cliënten, tegenpartijen, als medewerkers van het gerecht (gerechtsdeurwaarders, notarissen, experten enz., …) zijn.
De maatregel moet van bewarende aard zijn en ingegeven zijn door voorzichtigheid.
De wettekst geeft een voorbeeld, met name het betreden van het gerechtsgebouw. Het Hof van Cassatie bekijkt dit als één van de maatregelen die de stafhouder kan nemen (Cass. 28 juni 2013, D.12.0020N – tweede middel; zie bijlage). Maar er zijn talloze andere voorbeelden, zoals het verbod om gedurende een bepaalde periode de gevangenissen te bezoeken, verbod om zijn eigen echtscheidingszaak te pleiten, … (J. STEVENS, Advocatuur. Regels & Deontologie, Mechelen, Kluwer, 2015, 1214, nr. 1479.).
De publiciteit die de stafhouder aan de bewarende maatregel geeft moet in strikte relatie staan tot de genomen maatregel. Met andere woorden, de aan de maatregel gegeven publiciteit moet noodzakelijk zijn en mag niet verder gaan dan wat nodig is om de effectiviteit van de bewarende maatregel te garanderen.
In feite zal er geen sprake zijn van publiciteit in de enge zin van het woord, maar van een mededeling van de genomen maatregel door de stafhouder aan bepaalde instanties. Deze laatsten kunnen de stafhouder over de al dan niet naleving van de genomen bewarende maatregel inlichten.
Een verbod strafinrichtingen te bezoeken kan maar effectief zijn en controleerbaar zijn voor de stafhouder zo de inrichtende machten van de strafinstellingen van de bewarende maatregel kennis hebben. Deze maatregel kan evenwel niet afgedwongen worden in de zin dat bijvoorbeeld een strafinstelling de toegang zou kunnen weigeren (vgl. J. STEVENS, 1216, nr. 1480, F. BAERT en P. VAN MALLEGHEM, “Kleine deontologie van de stafhouder”, Liber Amicorum J. Van Den Heuvel, p. 13).
Wel moet de strafinrichting de stafhouder verwittigen, zodat hij de gepaste conclusies kan trekken bij de niet-naleving van de bewarende maatregel.
De mededeling van de bewarende maatregel aan derden mag ook niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de effectiviteit c.q. naleving van de maatregel te bewerkstelligen. In die zin lijkt het niet noodzakelijk dat het parket van deze maatregel wordt verwittigd, aangezien zij deze maatregel niet kan doen uitvoeren.
De mededeling aan het parket zou dan ook kunnen beschouwd worden als verdergaand dan wat strikt noodzakelijk is voor de naleving c.q. de effectiviteit van de genomen maatregel. De mededeling van het paleisverbod aan de afdelingsvoorzitter lijkt mij evenwel een maatregel te zijn die de effectiviteit van de genomen maatregel te goede kan komen en u in de mogelijkheid stelt om de maatregel te controleren. U zou aan de afdelingsvoorzitter kunnen vragen om u te informeren bij een eventuele niet-naleving van het paleisverbod.
Mijns inziens kan een rechter op grond van het paleisverbod een advocaat niet weigeren te verschijnen, noch een verbod opleggen om te pleiten. Hij kan wel een afschrift van het proces-verbaal van de terechtzitting aan uw ambt overmaken, waaruit u de gepaste conclusies kan trekken of verder onderzoek kan voeren.
De bewarende maatregel moet er ook toe strekken het nadeel dat door de beroepsuitoefening – wat in beginsel gedragingen in de privésfeer uitsluit – aan derden zou worden toegebracht, te verhinderen. Bovendien moet zij ingegeven zijn door de voorzichtigheid. Een bewarende maatregel staat niet gelijk met een voorlopige maatregel en kan dus definitief zijn (vgl. Cass. 11 januari 2002 met conclusie adv. gen. De Riemaecker; zie bijlage).
Ruchtbaarheid t.a.v. confraters lijkt dan ook, gelet op de criteria vermeld in artikel 473 Ger. W., niet aangewezen te zijn.
De bewarende maatregel wordt genomen op straffe van een tuchtsanctie bij niet-naleving.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie