Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 557
1. Een advocaat mag verschillende eenpersoonsvennootschappen hebben, maar een eenpersoonsvennootschap mag enkel bestaan in de uitoefening van het beroep van advocaat.
2. De stafhouder moet controle uitoefenen op zijn advocaten, ook al ontplooien zij tevens activiteiten in het buitenland. De Vlaamse advocaat moet dan ook kennis geven van zijn inschrijving aan een buitenlandse balie, de wijze waarop hij aldaar het beroep zal uitoefenen, al dan niet in dienstverband.
Het feit ook ingeschreven te zijn aan een buitenlandse balie brengt geen vrijstelling mee van welke verplichting dan ook. Zijn de verplichtingen van de buitenlandse balie en de Belgische balie niet verzoenbaar dan dringt zich de keuze op in hoofde van de advocaat.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U vraagt advies over de vragen voorgelegd door mr. X bij brief d.d. 16 december 2015 aan u gericht, met uitzondering van zijn vraag betreffende detachering.
Mr. X is de raadsman van een investeringsbankier, vennootschap volgens het recht van de Kaaimaneilenden met kantoren te Dubai. Deze cliënt focust op projecten (concessies) voornamelijk in West-Afrika, voornamelijk in de sector van de mijnbouw en olie en gas., voornamelijk in Afrika en Londen.
De modus operandi van de cliënt van mr. X is meestal die van dealmaker: er wordt een lokale (Afrikaanse) concessie/licentie gesecuriseerd, parallel worden er in Europa financiële en technische partners gezocht waarmee een joint venture structuur wordt opgezet die dan een zogenaamde Farm- in-Agreement sluit met de lokale concessiehouder.
De cliënt van mr. X opereert als een holding, voor de meeste projecten wordt een dochtervennootschap opgericht naar (meestal lokaal) buitenlands recht via dewelke de blijvende participatie in elk project wordt beheerd.
De rol van mr. X in dit geheel is het verlenen van juridisch eerstelijnsadvies aan cliënten, het aanstellen en coördineren van gespecialiseerde confraters in het buitenland en het bijwonen van vergaderingen.
Mr. X verricht deze prestaties via zijn BVBA Advocatenkantoor X, als lid van de groepering Y. Hij zou het wenselijk vinden om in de nabije toekomst de prestaties voor de betreffende cliënt te verrichten via een buitenlandse (waarschijnlijk naar niet-Europees recht) vennootschap / structuur, eventueel gecombineerd met een tweede inschrijving aan een buitenlandse (waarschijnlijk niet-Europese) balie, waarbij Dubai een optie is.
Daarnaast zouden mr. X en zijn cliënt hun samenwerking intenser willen maken door bijvoorbeeld detachering. Mr. X werd tevens gevraagd om te zetelen in de raad van bestuur van de dochteronderneming als Chief Legal Officer (CLO).
Mr. X vraagt informatie met betrekking tot:
1. het oprichten van een buitenlandse (waarschijnlijk naar niet-Europees recht) vennootschap / structuur
a) mr. X vraagt of hij aan u toelating moet vragen voor het oprichten van de buitenlandse structuur;
b) mr. X vraagt of een onderscheid moet gemaakt worden tussen de structuur binnen de EU en daarbuiten;
2. een tweede inschrijving aan een buitenlandse (waarschijnlijk niet-Europese) balie, waarbij gedacht wordt aan Dubai.
a) mr. X vraagt of hij aan u toelating moet vragen voor de inschrijving aan een buitenlandse balie;
b) mr. X vraagt of een onderscheid moet gemaakt worden tussen de inschrijving binnen de EU en daarbuiten;
c) mr. X vraagt of er IPR-regels te respecteren zijn die de bevoegdheid van de [Vlaamse] balie en de buitenlandse balie bepalen.
Advies
1.
Wat betreft de wens van mr. X om als Chief Legal Officer (CLO) te zetelen in de raad van bestuur van de dochteronderneming, merk ik op dat de CLO van een bedrijf in beginsel deel uitmaakt van het personeel van het bedrijf en dus een jurist in dienstverband is, weze het met een directiefunctie.
Het komt mij voor dat het (deel)beroep van bedrijfsjurist niet verenigbaar is met het beroep van advocaat (zie advies 535 van het departement deontologie) en aldus strijdig is met artikel 437, lid 1, 4° Ger. W., ook al zou het beroep van bedrijfsjurist en advocaat verenigbaar zijn in bijvoorbeeld Dubai of enige andere buitenlandse balie. De betrokkene zou mijns inziens in een dergelijk geval moeten kiezen tussen hetzij aan de balie in België te blijven, hetzij de Belgische balie te verlaten en zijn inschrijving te houden of te bekomen aan de balie van bijvoorbeeld Dubai.
Hierbij merk ik volledigheidshalve op dat de raad van de Orde soeverein oordeelt over een mogelijke onverenigbaarheid ter zake. Mijn rol hierin is slechts van adviserende aard.
2.
Wat betreft de vraag tot het oprichten van een buitenlandse (waarschijnlijk naar niet-Europees recht) vennootschap / structuur. De statuten van de eenpersoonsvennootschap van mr. X sluiten geen enkele activiteit van advocaat uit, waardoor alle activiteiten van mr. X zijn ondergebracht in deze eenpersoonsvennootschap.
Waar een advocaat verschillende eenpersoonsvennootschappen zou kunnen hebben, mag een eenpersoonsvennootschap enkel bestaan in de uitoefening van het beroep van advocaat (artikel V.1.2.6 - 6.5 a van de Codex). Deze bepaling luidt als volgt:
“De statuten van een eenpersoonsvennootschap moeten de volgende clausules bevatten of voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. Het doel van de eenpersoonsvennootschap mag enkel bestaan uit het uitoefenen van het beroep van advocaat, hetzij alleen, hetzij met anderen, en alle aanverwante activiteiten die verenigbaar zijn met het statuut van advocaat, zoals optreden als scheidsrechter, gerechtelijk mandataris, bestuurder, vereffenaar en curator, gerechtelijke opdrachten uitvoeren, cursussen en voordrachten geven en artikels en boeken publiceren, met uitsluiting van iedere handelsactiviteit.”
Ik zie dan ook niet in hoe mr. X nog een andere vennootschap zou kunnen stichten, ook niet in het buitenland.
3.
De [Vlaamse] balie moet uiteraard controle uitoefenen op zijn advocaten, ook al zouden zij activiteiten in het buitenland ontplooien (dit evenwel in de hypothese dat mr. X zijn inschrijving aan een Belgische balie behoudt). Het komt mij dan ook voor dat een advocaat van uw balie kennis moet geven van zijn inschrijving aan een buitenlandse balie, de wijze waarop hij aldaar het beroep zal uitoefenen (onder meer al dan niet met gebruik van zijn titel van Belgische “advocaat”. Hierbij merk ik op dat artikel 428 Ger. W. een advocaat verbiedt om iets aan de titel van advocaat toe te voegen. Indien hij onder een andere titel een beroep zou uitoefenen heeft u recht van controle), al dan niet in dienstverband. Indien hij in dienstverband zou werken moet hij opgeven wie zijn werkgever is en moet hij de werkelijke eigenaars (fysische personen) van de vennootschap voor wie hij zou werken identificeren (zoals de identificatie die een advocaat moet maken van zijn cliënten - bij vennootschappen wie de uiteindelijke begunstigde is, d.w.z. de fysische persoon -, ook al moeten hiervoor tientallen vennootschappen gedurende weken gescreend worden) en moet hij de identiteitsbewijzen van deze personen overmaken aan de [Vlaamse] balie. Mocht hieruit blijken dat dit niet in overeenstemming is met onze deontologie dan zal u moeten oordelen of u deze confrater zoals in tucht zal moeten oproepen voor een eventuele weglating.
De controle kan zich ook uitstrekken tot de mogelijkheden die de confrater nog ter beschikking heeft om zijn cliënteel in België ter zijde te staan en de bijstand te verlenen die van een advocaat kan gevraagd worden en of hij aan zijn verplichtingen kan voldoen die elke advocaat aan de balie moet vervullen.
De inschrijving aan de [Vlaamse] balie houdt voor alle [Vlaamse] advocaten dezelfde verplichtingen in. Het feit desgevallend ook ingeschreven te zijn aan een buitenlandse balie brengt geen vrijstelling mee van welke verplichting dan ook.
Zijn de verplichtingen van de buitenlandse balie en de Belgische balie niet verzoenbaar dan dringt zich de keuze op in hoofde van de advocaat.
4.
Tot slot wens ik nog op te merken dat er mogelijks vragen rijzen in het kader van de wet van 11 januari 1993 inzake witwaspreventie.
Zoals u weet is deze wet van toepassing op advocaten:
“a) wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met:
1° de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven;
2° het beheren van diens geld, effecten of andere activa;
3° de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;
4° het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;
5° de oprichting, uitbating of het beheer van vennootschappen, trusts, fiducieën of soortgelijke juridische constructies;
of
b) wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed.”
(artikel 3, 5° van de witwaspreventiewet)
Uit de omschrijving van de activiteiten van de cliënt van mr. X en zijn taak hierbij (zie hierboven), meen ik dat er mogelijks een probleem zou kunnen zijn met betrekking tot het vijfde (gemarkeerde) punt van artikel 3,5° van de witwaspreventiewet. Bovendien gaat het om activiteiten / transacties in West-Afrika. Dit zijn landen die traditioneel op de waarschuwingslijsten van de CFI (witwascel) staan.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie