Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 55
Pleitmonopolie van de advocaat - Taken die uitsluitend door een advocaat kunnen worden uitgeoefend (i.t.t. zaakwaarnemers en belastingconsulenten - artikel 728 § 2bis Ger. W.) - bijkomende waarborgen geboden door advocaat i.t.t. juridische adviezen - formele samenwerking tussen advocaten en accountants.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Ik sluit aan bij uw fax van 27 september 1999 aan de Vereniging van Vlaamse Balies, waarbij U kopie voegde van uw fax gericht aan de Belgische Nationale Orde van Advocaten, met verzoek de vragen gesteld aan de Nationale Orde te beantwoorden.
Ik kan als volgt in beknopte termen antwoorden op de door U gestelde vragen :
1. Welke zijn de taken die uitsluitend door een advocaat kunnen worden uitgeoefend in België ?
In België beschikken de advocaten over een zogenaamd pleitmonopolie.
Ofschoon bij wet ook aan diverse andere organismen van publieke of private aard voor bepaalde materies rechten werden toegekend om op te treden voor bepaalde categorieën van personen, houdt dit "monopolie" in dat zij alleen gerechtigd zijn voor de rechtbanken van het Rijk op te treden en aldaar cliënten bij te staan en voor hen te pleiten.
Dat betekent dat, met uitsluiting van de beperkte wettelijke uitzonderingen, die hier niet ter sprake komen omdat ze niet de accountants of belastingadviseurs of juridische adviseurs betreffen, de leiding van een procedure en de vertegenwoordiging van de cliënt voor de rechtsmachten niet kan worden overgelaten aan derden die geen advocaat zijn, en welke derden als zaakwaarnemers worden beschouwd.
Artikel 728 § 4 Ger.W. stelt dat zaakwaarnemers niet als gevolmachtigden kunnen optreden voor de Rechtbank.
Het Hof van Justitie te Luxemburg besliste op 12 december 1996 (zaak Reisebüro Broede, zaak C3/95 TRD+I, 1997-02, pag. 80) dat het uitsluiten van zaakwaarnemers van buitenlandse origine voor de nationale rechtsmachten, wanneer ook de zaakwaarnemers van eigen bodem van vertegenwoordiging of optreden in rechte voor derden zijn uitgesloten, niet strijdig is met artikel 59 van het E.G.-verdrag.
Het Hof van Beroep te Brussel besliste (1 oktober 1987, Jur. Liège, 1987, 1453) dat de activiteit van zaakwaarnemers, in zoverre ze bestaat in ingebrekestellingen van debiteurs, opzoeken van solvabiliteitsgegevens, contacten met derden zoals curatoren en gerechtsdeurwaarders, en innen van afbetalingen, verwant is met de activiteiten die een advocaat voor zijn cliënten ontplooit, doch dat deze taken niet gedekt zijn door het monopolie dat de advocaat bezit.
De wettelijke prerogatieven van de advocaten hebben echter in het bijzonder betrekking, zegt dit arrest, op het pleidooi en de vertegenwoordiging in rechte.
Nochtans mengt een zaakwaarnemer zich in de leiding van het proces en de specifieke taken van het beroep van advocaat wanneer hij in de uitoefening van zijn contract een advocaat kiest en hem belast met de procedure, daar deze advocaat aldus een uitvoeringsagent is van de zaakwaarnemer en niet de mandataris van zijn zogenaamde cliënt.
De overeenkomst tussen cliënt en de zaakwaarnemer is derhalve strijdig zegt het Hof met de openbare orde.
Wat betreft de boekhoudkundige en fiscale beroepen, wordt verwezen naar de wet van 22 april 1999 die betrekking heeft op het beroep van accountant en van boekhouder en van diegenen die zich gespecialiseerd hebben als belastingconsulent of fiscalist en die hun titel thans erkend zien als accountant-belastingconsulent of boekhouder-fiscalist, welke titel wordt verleend door het Instituut van Accountants en Belastingconsulenten, waartoe deze personen kunnen toetreden indien zij aan bepaalde kwalificaties van stage en van beroepskennis en diploma's voldoen.
Deze personen hebben niet het recht voor de rechtbank te verschijnen en cliënten te vertegenwoordigen en te pleiten.
Als gevolg van bedoelde wet van 23 maart 1999, artikel 8, is er wel een bijkomende bepaling toegevoegd in het Gerechtelijk Wetboek onder artikel 728, §2bis, luidend als volgt :
Op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige of van zijn advocaat, ingediend bij conclusie, kan de rechter de door de belastingplichtige gekozen accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor horen in zijn schriftelijke of mondelinge toelichting ter terechtzitting. Het oproepen van de accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor staat ter beoordeling van de rechter, die onderzoekt of het opportuun is in deze zaak raad in te winnen over elementen die slechts betrekking kunnen hebben op feiten of op rechtsvragen in verband met de toepassing van het boekhoudrecht.
Onder de in het vorige lid bedoelde accountant, beroepsboekhouder of bedrijfsrevisor wordt verstaan de persoon die zich gewoonlijk bezighoudt met de boekhouding van de belastingplichtige of die heeft meegewerkt aan het opstellen van de betwiste belastingaangifte of die de belastingplichtige heeft bijgestaan in de administratieve bezwaarprocedure (W. 23 maart 1999, artikel 8).
M.i. is deze wet duidelijk en behoeft hij geen verdere uitleg.
Voor zoveel als nodig zend ik U hierbij een kopie van het boek "De nieuwe fiscale procedure" van W. DEFOOR met commentaar op dit artikel (zie ook VAN ORSHOVEN, P., De onmogelijke hervorming van het fiscale procedurerecht, II. Over de wetten van 15 en 23 maart 1999 "betreffende de beslechting van fiscale geschillen" en "betreffende de rechtelijke inrichting in fiscale zaken", R.W. 1999-2000, nr 58, 91. T. AFSCHRIFT en M. IGALSON, La procédure fiscale après la loi des 15 et 23 mars 1999, J.T., 1999, nr 856, 503).
2. Welke specifieke bijkomende waarborgen biedt de advocatuur aan haar cliënten t.a.v. een "juridisch adviseur" ?
Een juridisch adviseur heeft geen wettelijk verbindende eigen deontologie, terwijl de door de wet georganiseerde beroepen, zoals accountant, boekhouder en belastingconsulent of fiscalist lid moeten zijn van een instituut en onderworpen zijn aan een eigen deontologie.
Buiten de waarborg van een juridische opleiding, die elke advocaat moet hebben gezien hij licentiaat in de rechten dient te zijn en de waarborg van de controle door een tuchtoverheid, in casu de stafhouder en de raad van de orde, die tuchtrechtelijke bevoegdheden hebben wanneer een advocaat zich niet volgens de regels van de deontologie en van de goede praktijkuitoefening kwijt van zijn taken, beschikt de advocatuur in tegenstelling met de andere para-juridische of boekhoudkundige beroepen over een beroepsgeheim (de overige beroepen hebben slechts een discretieverplichting), wat een beveiliging inhoudt van de discretie en de geheimhouding van wat de cliënt aan de advocaat toevertrouwt.
Het beroepsgeheim van de advocaat geniet een bijzondere bescherming, wat zich uitdrukt in bijzondere maatregelen in verband met de door hem bezorgde adviezen en briefwisseling, de telefoonaftap (artikel 90secties van de wet van 30 juni 1994), het oproepen van een advocaat als getuige in een zaak, het beslag in zijn handen, enz.
Bovendien is de advocaat in tegenstelling met de overige raadgevers uit de fiscale en boekhoudkundige beroepen en met de juridische adviseurs die als dusdanig geen statuut hebben in het Belgisch recht, niet onderworpen aan de wetgeving op de witwaspraktijken (wetten van 17 juli 1990, 11 januari 1993, 7 april 1995 en 10 augustus 1998), die bedoelde beroepen verplichten hun cliënten te identificeren, bepaalde documenten gedurende een periode van vijf jaar bij te houden, bepaalde operaties die verdacht lijken te rapporteren en verdachte transacties te signaleren aan een Cel voor de behandeling van financiële informaties.
3. Bestaat de mogelijkheid dat zij als accountants in België formeel zouden samen werken met advocaten (een formeel samenwerkingsverband sluiten) ?
Voor zover het gaat om juridische adviseurs die zelf in hun land van oorsprong geen advocaten zijn, bestaat dergelijke mogelijkheid niet.
Gaat het echter om juridische adviseurs die in hun land van oorsprong als advocaten worden bestempeld, is een geformaliseerde samenwerking met een dergelijk kantoor mogelijk.
Niet formele samenwerking is vanzelfsprekend niet uitgesloten.
4. Wat betreft het standpunt van de Belgische Nationale Orde naar aanleiding van het cassatiearrest van 7 mei 1999 in de zaak Orde van Apothekers en waarbij het Hof van Cassatie niet uitsluit dat een beoefenaar van een vrij beroep gezien wordt als een persoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, kan ik vanzelfsprekend het standpunt van de Belgische Nationale Orde van Advocaten niet weergeven.
Wat betreft de Vereniging van Vlaamse Balies is het zo dat wij de betrokken rechtspraak van het Hof van Justitie en van de Europese Commissie ter zake hebben geanalyseerd, welke aanleiding heeft gegeven tot het bedoeld arrest van het Hof van Cassatie en dat wij aanvaarden dat in de zin van deze rechtspraak en met het oog op de doeleinden van de concurrentieregels van de Europese Gemeenschap en van de Belgische wetgeving ter zake, een beoefenaar van een vrij beroep een economisch doel nastreeft en dat derhalve de Orde van Advocaten en de Nationale Orde van Advocaten als een ondernemersvereniging in de zin van deze bepalingen dienen beschouwd te worden.
Dat brengt echter niet met zich mee dat de advocaten als handelaars zouden dienen beschouwd te worden, zodat zij daden van koophandel zouden stellen.
Dat brengt wel mee dat zij in het kader van hun deontologische en maatschappelijke verplichtingen en rekening houdend met hun specifieke situatie onderworpen kunnen zijn aan de gevolgen van het Belgisch en Europees concurrentiebeleid en hun deontologische gedragsregels daar niet meer in strijd mogen komen.
Het Belgisch Arbitragehof heeft zich trouwens in dezelfde zin uitgesproken op 30 april 1997 (nr 945, J.L.M.B., 1997, 784).
Het Arbitragehof wijst er op dat de overheden van de balie geen concurrentiebeperkende praktijken mogen organiseren of in de hand werken, tenzij dergelijke restricties zouden verantwoord zijn door de noodzaak de onafhankelijkheid van de advocaten of de kwaliteit van hun dienstverlening te verzekeren of om hun deontologie te doen respecteren.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie