Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 547
De onuitgegeven rechtspraak waarvan in casu sprake, heeft het statuut van een overtuigingsstuk, bekomen van een derde, waarover partijen tegenspraak kunnen voeren en de rechtscolleges desgevallend kunnen oordelen over het rechtmatig karakter.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Mr. X van de balie van A treedt op als raadsman van de BVBA N (aannemer). Mr. Y van de balie van B is de raadsman van de BVBA R (onderaannemer).
Op 26 mei 2015 tekende mr. X hoger beroep aan bij het hof van beroep te B tegen twee vonnissen van de rechtbank van koophandel B, afdeling B.
Mr. Y schetst in deze procedure in zijn beroepsbesluiten een negatief beeld van de tegenpartij (de BVBA N) en verwijst hiervoor naar een juridisch geschil tussen de cliënt van mr. X (de BVBA N) en een andere onderaannemer, AC. Mr. Y wendt hiervoor twee niet-gepubliceerde uitspraken aan, met name het vonnis van de rechtbank van koophandel te A d.d. 29 september 2011 en het arrest van het hof van beroep te B d.d. 12 april 2013. De BVBA N werd in eerste aanleg bijgestaan door mr. Z loco mr. W en in graad van beroep door mr. W. De BVBA AC werd in eerste aanleg bijgestaan door mr. U loco mr. V en in beroep door mr. V.
Mr. Y is via de openbare beslagberichten te weten gekomen dat de BVBA AC op basis van een vonnis van de rechtbank van koophandel te A uitvoerend beslag had laten leggen bij de BVBA N voor aanzienlijke bedragen. De zaakvoerder van de BVBA R (cliënt van mr. Y) deelde aan mr. Y mee dat hij schuldeiser BVBA AC kent en dat hij vernomen had dat de BVBA AC als onderaannemer in hetzelfde schuitje zat als hijzelf. Mr. Y meende dat er aldus concrete aanwijzingen waren dat de BVBA N systematisch zijn onderaannemers slecht of niet betaalde. In de beroepsprocedure achtte mr. Y het nuttig om de uitspraken in het geschil tussen de BVBA N en de BVBA AC op te vragen en als stuk te gebruiken. Voor een kopie van de uitspraken heeft mr. Y zich tot de raadsman van de BVBA AC (mr. V) gewend.
De vraag rijst nu of het toegelaten is om onuitgegeven rechtspraak zonder toestemming van alle in het vonnis of arrest betrokken partijen aan te wenden in een procedure en dit zonder het anonimiseren van de partijgebonden gegevens.
Advies
De commissie deontologie heeft zich op 26 november 2015 gebogen over de voorliggende problematiek.
Ik verleen u op basis van de bevindingen van deze commissie volgend advies.
De commissieleden zijn unaniem van mening dat de problematiek niet moet worden benaderd vanuit de optiek van het neerleggen van onuitgegeven rechtspraak, doch veeleer vanuit de optiek van het neerleggen van een overtuigingsstuk, zoals bepaald in de artikelen 736 – 740 Ger. W.
De reden hiervan is dat het geen rechtspraak betreft die de advocaat uit een andere zaak hangende op zijn kantoor haalt om deze rechtspraak aan te wenden in het voordeel van een andere cliënt.
De rechtspraak waarvan hier sprake heeft dan ook het statuut van een overtuigingsstuk bekomen van een derde, waarover partijen tegenspraak kunnen voeren en de rechtscolleges desgevallend over het rechtmatig karakter van de aangewende stukken zullen oordelen zo hierover discussie bestaat.
Het feit dat het in casu een onuitgegeven vonnis en arrest betreft, doet er aldus niet toe. Volledigheidshalve merk ik op dat zo er discussie bestaat of het stuk (zoals alle stukken) op
rechtmatige wijze werd verkregen, het niet toekomt aan de stafhouder om daarover te oordelen.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie