Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 542
Het is verboden om rechtstreeks contact op te nemen met de tegenpartij die door een raadsman wordt bijgestaan. De regel van artikel III.2.1.6 en X.5.5.1 van de Codex moet strikt toegepast worden, zowel aan Vlaamse als aan Franstalige zijde. Eén uitzondering hierop is de verjaringsstuitende advocatenakte, zoals bepaald in artikel 2244 BW. Een advocaat mag voor verjaringsstuitende brieven rechtstreeks aan de tegenpartij schrijven, op voorwaarde dat de brief in kopie aan de tegenstrever wordt verstuurd en met het uitsluitende doel de verjaring te stuiten.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een stafhouder kaart de problematiek aan van het rechtstreeks richten van briefwisseling door een advocaat aan een tegenpartij waarvan hij weet dat deze tegenpartij wordt bijgestaan door een raadsman. Het betreft een discussie tussen een Vlaamse en een Franstalige advocaat.
Advies
Er lijkt hier zich een tegengestelde visie aan Vlaamse en Franstalige zijde van de taalgrens voor te doen.
Stafhouder X [een Vlaamse stafhouder] heeft een restrictief standpunt en meent dat het verboden is om rechtstreeks contact op te nemen met de tegenpartij die door een raadsman wordt bijgestaan. De Franstalige stafhouder daarentegen meent dat het vroegere verbod niet langer absoluut kan zijn, mede gelet op de invoering van de verjaringsstuitende advocatenbrief (artikel 2244 B.W.). Hij stelt tevens dat het feit dat een ingebrekestelling gericht aan de raadsman van een partij onwerkdadig kan blijken, omdat deze laatste niet gemandateerd is om namens zijn cliënt ingebrekestellingen te ontvangen.
Omdat het probleem een brede draagwijdte heeft, werd het besproken op de vergadering van de commissie deontologie van 14 januari 2016.
Vooreerst breng ik u artikel III.2.1.6 van de Codex Deontologie voor Advocaten (hierna: de Codex) in herinnering:
De advocaat heeft met betrekking tot een bepaalde zaak geen rechtstreeks contact met een partij, van wie hij weet dat ze in die zaak wordt bijgestaan door een advocaat. Dat kan wel als de advocaat van die partij daartoe uitdrukkelijk zijn toestemming heeft gegeven en op voorwaarde dat hij daarvan op de hoogte wordt gehouden. De advocaat mag overeenkomstig de wet rechtstreeks bij de overheid de inlichtingen inwinnen waarop de cliënt recht heeft, zelfs al is die overheid tevens partij in de zaak.
Eén uitzondering hierop is de verjaringsstuitende advocatenakte, zoals bepaald in artikel 2244 BW. De commissie deontologie heeft reeds in 2013 geoordeeld dat een advocaat voor verjaringsstuitende brieven rechtstreeks aan de tegenpartij mag schrijven, met die restrictie dat de brief in kopie aan de tegenstrever wordt verstuurd en met het uitsluitende doel de verjaring te stuiten.
Verder wens ik u te wijzen op artikel X.5.5.1. van de Codex:
De advocaat mag met betrekking tot een bepaalde zaak geen rechtstreeks contact opnemen met iemand, van wie hij weet dat deze wordt vertegenwoordigd of bijgestaan door een andere advocaat, tenzij die andere advocaat daarvoor toestemming heeft gegeven (en op voorwaarde deze laatste op de hoogte te houden).
Deze bepaling komt uit de CCBE-gedragscode voor Europese advocaten. Hoewel het in casu geen grensoverschrijdend probleem betreft (althans niet tussen advocaten uit verschillende Europese lidstaten) mogen de interne regels – zoals opgenomen in de Codex en in het bijzonder in artikel III.2.1.6 – niet op een strijdige wijze met de CCBE-gedragscode worden toegepast.
De commissie deontologie meent dat de Franstalige advocaten door hun lakse toepassing van het verbod tot rechtstreekse contactname met de tegenpartij die bijgestaan wordt door een advocaat, de CCBE-gedragscode schenden. Een restrictieve toepassing dringt zich op.
Ik besluit dan ook dat de regel van artikel X.5.5.1 en III.2.1.6 van de Codex strikt moet toegepast worden, zowel aan Vlaamse als aan Franstalige zijde.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie