Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 535
Het beroep van bedrijfsjurist is onverenigbaar met dat van advocaat. Wanneer een advocaat die functie wil uitoefenen, moet de Orde hem weglaten van het tableau van advocaten. Niet alleen lijkt de onafhankelijkheid van de advocaat in het gedrang te komen (of minstens de schijn aan onafhankelijkheid) indien hij tevens als bedrijfsjurist werkzaam zou zijn, ook aan de vereiste beschikbaarheid kan wellicht moeilijk voldaan worden indien hij een voltijdse job als bedrijfsjurist zou uitoefenen - de vraag of een jurist-bediende in een onderneming naast zijn voltijdse dagtaak nog werkzaam kan zijn op een advocatenkantoor, hetzij als bediende, hetzij als zelfstandige, valt niet onder de deontologie van de advocaat. Zijn naam mag alleszins niet vermeld worden op het briefpapier van het advocatenkantoor – het vormt geen probleem indien een jurist (die niet als bediende werkzaam is in een onderneming) zelfstandig, dan wel in ondergeschikt verband werkzaam is op een advocatenkantoor, met dien verstande dat hij geen brieven mag ondertekenen, noch daden mag verrichten die moeten toegeschreven worden aan een advocaat en die moeten geschieden onder de verantwoordelijkheid van een advocaat en door een advocaat. Zijn naam mag niet vermeld worden op het briefpapier van het advocatenkantoor.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocaat van uw balie overweegt om de balie te verlaten om als bedrijfsjurist aan de slag te gaan in een groot bedrijf.
Hij stelt u volgende vragen:
- Is het mogelijk dat hij ingeschreven blijft als advocaat in een soort van bijberoep?
- Kan hij als jurist op zelfstandige basis, dan wel bij bediendenovereenkomst, diensten aanbieden aan het advocatenkantoor waaraan hij vroeger verbonden was? En mag hij in dat geval ook op het briefpapier vermeld worden (weliswaar als jurist)?
Advies
Uw eerste vraag moet beoordeeld worden in het licht van artikel 437, lid 1, 4° Ger. W. dat luidt als volgt:
Het beroep van advocaat is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Daarnaast breng ik u artikel 437, lid 2 Ger. W. in herinnering:
Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, wordt de weglating van het tableau, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs uitgesproken door de raad van de Orde, hetzij op het verzoek van de betrokken advocaat, hetzij ambtshalve, en in dit laatste geval volgens de rechtspleging in tuchtzaken.
Artikel 437,4° Ger. W. verbiedt in principe het gelijktijdig uitoefenen van twee beroepen, met dien verstande dat het de raad van de Orde toekomt te oordelen of de activiteit verenigbaar is met de onafhankelijkheid van de advocaat of de waardigheid van de balie in gevaar brengt. Ik kan u ter zake slechts adviseren.
Mijns inziens is het beroep van bedrijfsjurist onverenigbaar met dat van advocaat. Wanneer betrokkene die functie wil uitoefenen (hetgeen hem uiteraard niet kan verboden worden), dient de Orde hem weg te laten van het tableau van advocaten. Niet alleen lijkt de onafhankelijkheid van de advocaat in het gedrang te komen (of minstens de schijn aan onafhankelijkheid) indien hij tevens als bedrijfsjurist werkzaam zou zijn, ook aan de vereiste beschikbaarheid kan wellicht moeilijk voldaan worden indien hij een voltijdse job als bedrijfsjurist zou uitoefenen.
Wat dit laatste aspect betreft, wijs ik u op een recente sententie van de tuchtraad van beroep (nog niet definitief) waarin het volgende werd geoordeeld:
De tuchtraad van beroep is van mening dat het advocatenberoep een hoofdberoep is en dient te blijven. De beroepsuitoefening van een advocaat in het algemeen, en in het bijzonder wanneer deze alleen kantoor houdt, is – alleen al qua tijdsbesteding - onverenigbaar met dat van een voltijdse of bijna voltijdse betrekking in dienstverband.
Zoals u weet heeft de algemene vergadering van de OVB zich in 2012 gebogen over het ontwerpreglement ‘verenigbaarheid van het beroep met andere professionele activiteiten – detachering’. Artikel 2 luidde als volgt:
Het beroep van advocaat is onverenigbaar met het beroep van bedrijfsjurist of enig ander juridisch beroep, als bediende of zelfstandige.
De algemene vergadering heeft dit ontwerpreglement evenwel teruggestuurd naar een ad hoc commissie omdat de tekst nog niet voldeed. Hoewel ondertussen talloze vergaderingen en besprekingen – ook met het Instituut voor Bedrijfsjuristen – hebben plaatsgevonden, is er nog geen goedgekeurde tekst. De tekst is wel geëvolueerd naar een ‘ontwerpreglement inzake werkzaamheden van advocaten in het kader van detachering’, waarbij de bepaling as such over de onverenigbaarheid met het beroep van bedrijfsjurist is weggevallen. In de commissie was er evenwel geen discussie dat het beroep van bedrijfsjurist niet verenigbaar is met het beroep van advocaat.
Volledigheidshalve merk ik op dat de OBFG deze onverenigbaarheid wel expressis verbis heeft opgenomen in haar codex onder artikel 2.3:
La profession d’avocat est incompatible avec les professions de juriste d’entreprise, de conseiller fiscal ou juridique, salarié ou indépendant, ainsi qu’avec toute activité professionnelle susceptible d’être exercée par l’avocat en cette qualité.
Vooreerst meen ik uit uw tweede vraag te kunnen afleiden dat het de situatie betreft dat de betrokkene als ‘gewoon’ jurist (niet als bedrijfsjurist in een onderneming) diensten wil aanbieden aan zijn voormalig advocatenkantoor, hetzij als zelfstandige, hetzij als bediende. Een bedrijfsjurist in de zin van ‘lid van het Instituut voor Bedrijfsjuristen’ (IBJ) kan immers ingevolge de wet van 19 mei 2010 tot wijziging van de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen (B.S., 7 juni 2010) enkel in ondergeschikt verband werken (hij moet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst of een statuut). Een bedrijfsjurist kan aldus niet als zelfstandige diensten verlenen.
- De vraag of een jurist-bediende in een onderneming naast zijn voltijdse dagtaak nog werkzaam kan zijn op een advocatenkantoor, hetzij als bediende, hetzij als zelfstandige, valt niet onder de deontologie van de advocaat. Vast staat dat zijn naam alleszins niet mag vermeld worden op het briefpapier van het advocatenkantoor.
- De hypothese dat de jurist (die niet als bediende werkzaam is in een onderneming) zelfstandig, dan wel in ondergeschikt verband werkzaam is op een advocatenkantoor, vormt geen enkel probleem, met dien verstande dat hij geen brieven mag ondertekenen, noch daden mag verrichten die moeten toegeschreven worden aan een advocaat en die moeten geschieden onder de verantwoordelijkheid van een advocaat en door een advocaat. Zo mag hij geen cliënten ontvangen of bijstand verlenen tijdens een consultatie. Gelet op artikel 440, lid 1 Ger. W. mag hij evenmin pleiten voor de rechtscolleges.
Enkel advocaten horen thuis op het briefpapier van een advocaat. Immers enkel de advocaten zijn verantwoordelijk voor hun kantoor, voor hun adviezen, voor hun werking en wanneer men de indruk wenst te geven dat een jurist bepaalde taken van de advocaat uitvoert of begeleidt of daarbij bijstand biedt, is dat in zekere mate misleidend (zie bijliggend advies 220 van het departement deontologie).
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie