Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 523
Artikel I.2.5.3 van de Codex Deontologie voor Advocaten - een advocaat mag zich niet zelf als leidinggevende van de uitvoerende- of wetgevende macht, noch zijn kantoor, aanwijzen om als advocaat op te treden voor deze uitvoerende- dan wel wetgevende macht, meer specifiek voor het departement waarvan de betrokken advocaat de leiding heeft of wanneer hij medewerker is van de leidinggevende persoon.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Uw vraag betreft de interpretatie van art. I.2.5.3 Vlaamse Codex in verband met een aanvraag die u ontving van een confrater om het beroep van advocaat te cumuleren met een betrekking als fractiemedewerker van een politieke partij bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Meer specifiek vraagt u of het voor het volledige kantoor waar deze betrokken confrater deel van uitmaakt, verboden is nog dossiers te behandelen van de Belgischt Staat ook als dit kantoor reeds lange tijd optreedt voor de Belgische Staat.
Advies
De ratio legis van art. I.2.5.3 van de Vlaamse Codex is de bekommernis dat een confrater als leidinggevende van de uitvoerende- of wetgevende macht zich niet zelf, noch zijn kantoor, mag aanwijzen om als advocaat op te treden voor deze uitvoerende- dan wel wetgevende macht, meer specifiek voor het departement waarvan de betrokken advocaat de leiding heeft of wanneer hij medewerker is van de leidinggevende persoon.
Men doelt hier op de onafhankelijkheid van de betrokken confrater die niet én opdrachtgever én raadsman kan zijn.
Ik mag begrijpen uit de bewoordingen van uw brief dat u van oordeel bent dat aan de betrokken advocaat gelet op zijn cumul als parlementair medewerker geen dossiers kunnen worden toevertrouwd waar de Belgische Staat partij is.
Art. I.2.5.1 van de Vlaamse Codex bepaalt in lid 2 het volgende:
“De onverenigbaarheden of verboden in dit hoofdstuk betreffen niet alleen de advocaat maar ook de advocaten die in een groepering of associatie met hem werken, zijn medewerkers en/of stagiairs.”
Het feit dat het kantoor van de betrokken confrater reeds lange tijd voor de Belgische Staat zou optreden, verhindert niet dat dit optreden in de toekomst wordt gedwarsboomd doordat een advocaat deel uitmakend van dit kantoor het beroep van advocaat cumuleert met het beroep van parlementair medewerker als bediende. Het mogelijks lange “verleden” van het kantoor kan geen uitzondering wettigen op de onverenigbaarheden die in de codex zijn opgenomen.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie