Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 518
Deontologisch kan een advocaat niet voor zijn broer optreden als advocaat - artikel I.2.1.2 van de Codex Deontologie voor Advocaten; ratio legis: advocaat beschermen tegen de mogelijks negatieve houding van naaste familieleden of samenwonende partners bij de behandeling van een zaak die niet loopt zoals deze personen, die zijn cliënten zijn, het wensen c.q. hadden verhoopt - geen onderscheid tussen ‘gevoelige zaken’ en ‘neutrale zaken’. Elke zaak kan in zich de kiem dragen van een gevoelige zaak, zonder dat men dit noodzakelijk vooraf goed kan inschatten - gelet op de familiale band kan niet uitgesloten worden dat een advocaat met een bepaalde (voor zijn familie) gunstige vooringenomenheid de zaak onderzoekt en aldus misschien negatieve aspecten van de zaak onvoldoende kenbaar maakt aan de familie-cliënt.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U vraagt of een advocaat zijn broer mag bijstaan en vertegenwoordigen in een bouwdossier.
Advies
Art. I.2.1.2 van de Codex Deontologie voor Advocaten stelt dat een advocaat geen zaken van of tegen naaste familieleden behandelt, noch dat hij mag hij optreden voor personen die met hem samenwonen of nauw verbonden zijn met die samenwonenden.
De bepaling maakt geen onderscheid tussen wat de advocaat noemt ‘gevoelige zaken’ en ‘neutrale zaken’. Er bestaat niet zoiets als een neutrale zaak. Elke zaak kan in zich de kiem dragen van een gevoelige zaak, zonder dat men dit noodzakelijk vooraf goed kan inschatten.
De ratio legis van art. I.2.1.2 beoogt de advocaat te beschermen tegen de mogelijks negatieve houding van naaste familieleden of samenwonende partners bij de behandeling van een zaak die niet loopt zoals deze personen, die zijn cliënten zijn, het wensen c.q. hadden verhoopt. De verstandhouding tussen familieleden kan zodoende helemaal spaak lopen. Waar het spaak lopen van de relatie cliënt- advocaat voor gevolg heeft dat advocaat en cliënt uit elkaar gaan en elkaar in beginsel niet meer ontmoeten, is dit geenszins het geval voor familieleden die elkaar omwille van de familiebanden noodzakelijkerwijze nog ontmoeten. De nefaste afloop van een zaak zal dan steeds minstens op de achtergrond blijven hangen. Men kan evenmin uitsluiten dat het erger zou zijn en dat de nefaste afloop van de zaak soms de oorzaak wordt van een ruzie die zeer lange tijd blijft nawerken.
Er moet daarnaast ook rekening gehouden worden met de kernverplichting van ons beroep, met name de onafhankelijkheid. Art. I.2.1.1 bepaalt:
“De verplichtingen die op de advocaat rusten, vereisen de absolute onafhankelijkheid van de advocaat, vrij van alle druk, in het bijzonder van de druk van eigen belangen of van beïnvloeding van buitenaf. De advocaat moet elke aantasting van zijn onafhankelijkheid vermijden en mag de beroepsethiek niet veronachtzamen om de cliënt, de rechter of derden welgevallig te zijn.
De onafhankelijkheid is bij alle werkzaamheden noodzakelijk.”
Gelet op de familiale band kan niet uitgesloten worden dat de advocaat met een bepaalde (voor zijn familie) gunstige vooringenomenheid de zaak onderzoekt en aldus misschien negatieve aspecten van de zaak onvoldoende kenbaar maakt aan de familie-cliënt. Het komt mij dan ook voor dat het niet kan dat een advocaat voor zijn broer optreedt als advocaat.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie