Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 510
1. Er bestaan geen conflictregels om een ‘wetsconflict’ tussen reglementen van de OVB en de OBFG op te lossen - indien minnelijk geen oplossing kan gevonden worden voor conflicterende deontologische regels, lijkt het aangewezen om de voorzitters van beide overkoepelende Ordes te vragen gezamenlijk een beslissing te nemen. Het toepassen van de strengste deontologische regel in geval van conflicterende deontologische regels lijkt een goede oplossing. Het is wel aangewezen om de zwakkere partij in bescherming te nemen en de strengste deontologische regel toe te passen op de sterkere partij. Dit zal geval per geval beoordeeld moeten worden. Ook hier bestaan er geen bepalingen bestaan die dergelijke situaties regelen.
2. Een oud-medewerker (die opvolgt) moet zich net als eender welke andere advocaat richten tot de raadsman van de cliënt met de mededeling dat hij geraadpleegd wordt en moet het dossier opvragen. De vraag tot toestemming kan louter pro forma worden gesteld uit beleefdheid. In de regel kan de opgevolgde advocaat de toestemming niet weigeren, ook niet op grond van het feit dat de opvolgende advocaat in het verleden werkzaam was in dat kantoor - indien het gaat om een nieuw dossier dat per definitie niet toevertrouwd was aan het vroegere kantoor, mag de medewerker hier geen melding van maken aan het vroegere kantoor, laat staan dat hier om toestemming zou moeten worden gevraagd. Schending van het beroepsgeheim.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U vraagt welke deontologische regel van toepassing is indien beide advocaten tot een verschillende Orde behoren, die niet beide onder de bevoegdheid van de Orde van Vlaamse Balies ressorteren.
Indien de strengste regel dient te worden toegepast, stelt u zich bijkomend de vraag of dit dan de strengste regel is voor de medewerker, dan wel voor het kantoor dat de medewerker verlaat.
Advies
Op uw vraag welke deontologische regel van toepassing is indien beide advocaten tot een verschillende Orde behoren, die niet beide onder de bevoegdheid van de Orde van Vlaamse balies
ressorteren, kan ik u geen bevredigend antwoord geven. Het artikel waar stafhouder Bruyns naar verwijst is een artikel van de deontologische codex van de OBFG. Er bestaan geen conflictregels om een ‘wetsconflict’ tussen reglementen van de OVB en de OBFG op te lossen. Het is overigens behoudens vergissing nog niet echt voorgekomen dat er geen regeling kon gevonden worden nu beide overkoepelende ordes nauw met elkaar in dialoog staan.
Uw stelling kan in ieder geval door het departement deontologie gevolgd worden in zoverre dat het voorliggend artikel van de OBFG in strijd is met de vrije keuze van raadsman en met de regels van de mededinging.
Het was in het verleden effectief zo dat in het kader van de opvolging de advocaat die een confrater opvolgt op grond van de plicht tot loyauteit en confraterniteit geen taken mocht verrichten zonder vooraf de instemming van de opgevolgde confrater of de toelating van de stafhouder te hebben bekomen. Dit is ook de stelling van de OBFG en terug te vinden in artikel 4.28 van de Code de déontologie de l’avocat voor een advocaat medewerker. Doch deze stelling wordt niet toegepast door de OVB. Artikel III.2.6.1 bepaalt dat de advocaat die een andere advocaat opvolgt in dezelfde zaak hem daar onmiddellijk van op de hoogte stelt en hij ook dadelijk de vertegenwoordiging en de bijstand van de cliënt waarneemt zonder onderscheid te maken tussen de advocaat opvolger of deze een medewerker was of niet.
Het is tevens gebruikelijk dat aan de confrater die men opvolgt wordt gevraagd of deze een bezwaar heeft tegen de opvolging. Het betreft hier echter veeleer een vraag gesteld uit beleefdheid nu de cliënt steeds het recht heeft om op elk moment, hoe inopportuun ook, en om welke reden ook, gejustifieerd of niet, het mandaat van een advocaat te beëindigen.
Het is weliswaar steeds onwaardig – zo dit hier het geval is – om zich tot de cliënt van een confrater te wenden met als doel deze cliënt tot de zijne te maken. Ik verwijs in dat verband ook naar de artikel III.17.3 van de codex deontologie voor advocaten. Daarnaast is een opvolging ook te vermijden indien een zaak bijna beëindigd is. De advocaat die opvolgt zal zich dus de vraag moeten stellen of zijn tussenkomst nog iets toevoegt dan wel een voordeel biedt voor de cliënt en de cliënt hier zo nodig op wijzen. Dit in de praktijk afdwingen lijkt niet mogelijk, doch u zou dit best nagaan bij de advocaat van uw Orde en haar zo nodig wijzen op de beginselen van waardigheid (bij eventueel ronselen van de cliënt) en kiesheid (het opvolgen van een zaak die bijna afgerond is).
Indien minnelijk geen oplossing kan gevonden worden voor conflicterende deontologische regels, lijkt het aangewezen om de voorzitters van beide overkoepelende Ordes te vragen gezamenlijk een beslissing te nemen.
Uw oplossing om de strengste deontologische regel toe te passen in geval van conflicterende deontologische regels, lijkt een goede oplossing dit naar analogie van de dubbele deontologie terug te vinden in artikel 477ter, §2 Ger. W. en voor zover de deontologische regel strookt met andere beginselen zoals vrije keuze van raadsman of het mededingingsrecht. Wel lijkt het aangewezen om de zwakkere partij in bescherming te nemen en de strengste deontologische regel toe te passen op de sterkere partij. Dit zal geval per geval beoordeeld moeten worden. Ik dien echter ook hier te wijzen op het gegeven dat er geen bepalingen bestaan die dergelijke situaties regelen. De regel die u toepast kan dus enkel soelaas bieden indien ook de andere partij hiermee instemt.
Daarnaast stelt u ook een paar specifieke vragen, met name:
- Dient de medewerker altijd de toestemming van het vroegere kantoor te vragen indien een cliënt haar contacteert en verzoekt zijn dossier over te nemen?
- Quid indien het een cliënt van het kantoor is/was en het gaat om een nieuw dossier, dat niet was toevertrouwd aan het kantoor?
- Dient zij steeds dezelfde financiële voorwaarden te accepteren?
- Voor welke termijn?
- Indien de toestemming van het kantoor niet vereist zou zijn, dient zij dan toch het vroegere kantoor te verwittigen van nieuwe zaken die zij zou ontvangen?
Bovenstaande uiteenzetting in acht genomen, kan ik als volgt op deze specifieke vragen antwoorden:
- Een oud-medewerker zal zich net als eender welke andere confrater moeten richten tot de raadsman van de cliënt met de mededeling dat hij geraadpleegd wordt en het dossier moeten opvragen. De vraag tot toestemming kan louter pro forma worden gesteld uit beleefdheid. In de regel kan de opgevolgde advocaat de toestemming niet weigeren, ook niet op grond van het feit dat de opvolgende advocaat in het verleden werkzaam was in dat kantoor.
- Indien het gaat om een nieuw dossier dat per definitie niet toevertrouwd was aan het vroegere kantoor, mag de medewerker hier geen melding van maken aan het vroegere kantoor, laat staan dat hier om toestemming zou moeten worden gevraagd. Dit maakt immers een schending uit van het beroepsgeheim.
- De ex-medewerker zal optreden in de hoedanigheid van opvolgende advocaat en moet geenszins dezelfde financiële voorwaarden aanvaarden dan de voorwaarden die destijds werden gemaakt met het vroegere kantoor. Het spreekt voor zich dat de medewerker wel de verplichtingen in acht neemt die op iedere advocaat rusten als het gaat om erelonen en het maken van afspraken hierover.
- Gelet op het vorige antwoord, kan ik hier zeer kort zijn. Er dient geen termijn in acht te worden genomen voor wat betreft enige financiële voorwaarden.
- Gelet op het antwoord bij punt 3, kan ik ook hier zeer kort zijn. Het kantoor verwittigen van nieuwe zaken, maakt een schending uit van het beroepsgeheim.
Jacques Van Malleghem
Bestuurder departement deontologie