Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 5
CCBE-statement i.v.m. witwassen van misdaadgeld
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Dank voor uw brief van 11/7 en ik kan U als volgt van advies dienen :
vanzelfsprekend kan ik akkoord gaan met de algemene strekking van de CCBE-statement zoals verwoord in punt 2 en met name waar de vrees wordt geuit dat door verder schrijdende wetgeving die nobele doeleinden nastreeft zoals het tegengaan van witwassen van misdaadgeld aan het recht op geheimhouding van de advocaat en de confidentialiteit die bestaat in de betrekkingen tussen advocaat en cliënt wordt afbreuk gedaan.
1. Ik heb slechts de volgende opmerkingen : blz. 3⁄4 eerste alinea wordt gesteld : “that the legislation does not make ordinary advice given by the lawyer a criminal activity”. Ik denk dat dit redelijk onprecies gesteld is, althans naar Belgisch recht en ik neem aan naar het recht van diverse andere Europese landen.
In het algemeen kan een advocaat die zijn cliënt raad geeft en dienstig is in het plegen van enig misdrijf als mededader (art. 66 Sw) of medeplichtige (art. 67 Sw) worden vervolgd. Dat is niet anders met betrekking tot de strafbaarstelling wegens het verstekken van onwet- tige adviezen die bijdragen tot het plegen van een witwasmisdrijf.
Ik voeg in dit verband als bijlage A de nieuwe studie betreffende het witwassen van mis- daadgeld van mijn hand die opgenomen wordt in de tweede uitgave van mijn boek (nr. 929.1 tot 929.8).
2. Wanneer in punt 3 daaronder wordt gesteld : the problems concerning moneylaundering have led to a new rule being proposed in the revision of the CCBE-code of conduct. The new rule obliges the lawyer to identify his client or for whom his immediate client is working” mag er misschien toch naar verwezen worden dat zowel in België als in Nederland reeds dergelijke en meer uitgebreide regels bestaan uitgaande van de respectieve Nationale Orden, regels die eveneens opgenomen zijn in de hierbij gevoegde studie onder A.
Deze regels gaan dus heel wat verder dan de toekomstige CCBE-code-regel en ik neem aan dat ook in andere landen aan dit probleem studie is gewijd en dat daar ook andere balies zijn waar regels opgesteld zijn.
3. Wat betreft het punt 4, de huiszoeking in het kantoor van een advocaat, kan zonder twijfel verwezen worden naar het arrest Niemitz t/ Bondsrepubliek van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 16/12/1992 (Rev. Trim. Dr. Homme, 1993, 480), waar geoordeeld wordt dat een “fishing expedition” verboden is en dat andere waarborgen dienen verleend waaronder mogelijk deze gesuggereerd in de statement van de CCBE.
Ik voeg in dat verband als bijlage 2 het gedeelte van mijn boek, tweede uitgave, dat hierop betrekking heeft en waar de gevolgen van het arrest Niemitz worden ontleed en waar ook figureert de nieuwe richtlijn van 5/5/1995 van de Antwerpse Balie betreffende de huiszoeking in kantoor van een advocaat.
Ik denk dat dit nuttige documentatie zou kunnen zijn.
Ik vraag mij af of er in deze statement gewag moet van gemaakt worden naast de eis dat een neutrale persoon bij voorkeur het hoofd van de lokale Orde, zou oordelen als enige rechter over de vertrouwelijkheid van documenten als behorend tot het beroepsgeheim, van een tweede beste oplossing waarbij wordt gesteld dat dit zou gebeuren (dus het nazicht door het hoofd van de Orde) “in the presence of the police or other authorities with a judge deciding what is protected”.
Hier komt niet uit de verf dat “the presence” niet voor gevolg heeft dat de politie of andere autoriteiten de mogelijkheid krijgen inzage te nemen. Hier zou een formulering moeten komen waardoor het hoofd van de balie de beslissing neemt en indien deze beslissing is bestreden door politie of andere autoriteiten, dat dan zonder inzage de zaak wordt verzegeld en overgemaakt aan een rechter.
Het zou van nut zijn dat hier dan bij wordt gepreciseerd dat deze rechter niet de onder- zoeksrechter mag zijn of de onderzoekende magistraat (naargelang het land waar het onder- zoek gebeurt) maar dat het een onafhankelijke en buiten het onderzoek fungerende rechter moet zijn, waarbij elke communicatie over de inhoud van de stukken, indien wordt erkend dat ze door beroepsgeheim gedekt zijn, zou worden ontzegd tijdens of na deze beoordeling door de onafhankelijke rechter tussen deze rechter en de onderzoekende magistraat.
4. Tenslotte zend ik U hierbij ter documentatie de zeer recente Franse wet van 7/4/1997 met een commentaar waarbij artikel 66.5 van de advocatenwet op een drastische wijze wordt gewijzigd in het voordeel van de advocatuur en haar beroepsgeheim. Dit is reeds de derde wetswijziging die doorgevoerd is in Frankrijk omdat het Hof van Cassatie en de lagere rechtsmachten zeer weigerachtig stonden om het beroepsgeheim van de advocaten te erkennen zeker wat betreft de zaken die niet met verdediging in strafzaken te maken hadden, met consultatie en met verhandelingen van gelden door advocaten.
Deze wetswijziging wijst er toch op dat er ook evolutie in een andere richting dan deze gevreesd door de CCBE plaatsgrijpt, en ze kan als een voorbeeld gesteld worden voor andere landen.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie