Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 480

Een advocaat oordeelde dat zij de elementen en gegevens vervat in haar brief conform het reglement opvolging diende mee te delen aan haar opvolger. Dergelijke mededeling is strikt vertrouwelijk, zoniet kan de opgevolgde advocaat buiten het overmaken van stukken niets toevertrouwen aan zijn opvolger. Het ligt voor de hand dat de opgevolgde advocaat zijn opvolger moet inlichten over alle aspecten van de zaak. Dit dient dan ook in vertrouwen te geschieden. Daarnaast kan de kwestieuze brief zaken bevatten die gedekt zijn door het beroepsgeheim. Het zuiveren van een brief van elementen die gedekt zijn door het beroepsgeheim is niet opportuun. Een brief dient in zijn geheel te worden bekeken. Elementen uit een brief halen kan de inhoud van de brief “vervormen”.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Volgende brieven liggen thans voor:

  • Brief van stafhouder A d.d. 6 januari 2014
  • Brief van mr. X d.d. 8 maart 2010 aan mr. Y van de balie van a
  • Brief van mr. Z van 17 oktober 2013 aan stafhouder C
  • Brief van stafhouder B aan stafhouder C van 18 december 2013
  • Brief van stafhouder C aan stafhouder A en aan de OVB d.d. 13 januari 2014

Het geschil betreft het al dan niet confidentieel karakter van een brief van mr. X d.d. 8 maart 2010. Gemakshalve herneem ik de brief die door mr. X (balie b) werd verzonden aan mr. Y (balie a) en waarvan de overlegging in rechte wordt gevraagd:

“Waarde confrater, ik heb wel degelijk uw faxen ontvangen in deze zaak en neem nota dat u mij wenst op te volgen voor de vennootschap G.

Uw fax d.d. 19.02.2010 heb ik pas kunnen doornemen na mijn vakantie en ik wou het één en ander toch bespreken met mijn vennoot en voormalig vennoot die zelf in het buitenland verbleven vorige week. Voor zoveel als nodig maak ik u mijn excuses over voor de ongewilde vertraging. Ik meen dat uw stafhouder dan ook niet moet worden ingeschakeld.

Ik heb geen bezwaar tegen opvolging doch dit dossier vergt toch enige uitleg en verduidelijking. Destijds is de heer GP, sedert februari 2008 benoemd als rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te …, opgetreden voor de vennootschap in opdracht van de voormalige eigenares van de aandelen, mevrouw S, die de leiding van de procedure namen, en dit in toepassing van de overeenkomst strekkende tot aankoop van aandelen die was gesloten tussen mevrouw S en de heer BS (art. 5.3).
Alle partijen waren op de hoogte van deze situatie en iedereen werd ook op de hoogte gehouden van de procedure.
De provisies werden betaald door mevrouw S, die de opdrachtgever was.

Op het ogenblik dat er uitspraak werd gedaan door de rechtbank van koophandel te L, op 27.10.2007, in het nadeel van de vennootschap, heeft mevrouw S afstand genomen en zich gedistantieerd van deze zaak, zij reageerde niet, zij betaalde ook niet meer. Dan pas werd er opdracht gegeven door de heer BS om beroep aan te tekenen tegen het voormelde vonnis. Uiteindelijk waren de belangen van zowel de vennootschap, mevrouw S, overlater, en de heer BS, overnemer, nog steeds gelijklopend.

Mevrouw S werd ingelicht over deze gang van zaken met de uitdrukkelijk vermelding dat de heer BS had gevraagd voorbehoud te verlenen voor het geval het hof van beroep het vonnis waartegen beroep, zou bevestigen.

Het hof van beroep te L, heeft bij arrest d.d. 22.01.2009, het eerste vonnis bevestigd.

U zult ook willen begrijpen dat ik mevrouw S, de initiële opdrachtgever en leidingnemende persoon van de procedure tegen RHP, dien op de hoogte te stellen van uw huidig verzoek. Ik schrijf haar aangetekend aan met verzoek haar toelating te geven het dossier over te maken. Bij gebrek aan reactie binnen de 8 dagen, neem ik aan dat zij inderdaad geen bezwaren heeft. Uit uw brief dien ik op te maken dat u tegen een (voormalige) cliënte van mij optreedt, namelijk tegen mevrouw S.

Mag ik dan ook vernemen welke stukken u precies uit dit dossier wenst te ontvangen om u toe te laten besluiten te maken. Normaliter heeft ook de heer BS alle procedurestukken ontvangen en kan het dossier worden samengesteld.

Gelieve mij zo spoedig mogelijk iets te laten weten, wanneer en hoe ik u de stukken kan bezorgen, onder alle voorbehoud.”

Advies

Het huidige geschil dat hangend is voor het hof van beroep te … wordt gevoerd tussen een advocaat van de balie van b en een advocaat van de balie van c. Geen van beide waren blijkbaar in de zaak op het ogenblik van de kwestieuze brief van 8 maart 2010.

De brief van 8 maart 2010 werd verstuurd aan een confrater van balie a (mr. Y) die ook inmiddels opgevolgd werd. Het standpunt van deze confrater noch van zijn stafhouder vind ik terug in het voorliggend dossier.

Ook het standpunt van de verzender van het dossier (mr. X) is mij niet bekend. Niettegenstaande mr. X en mr. Y inmiddels opgevolgd zijn kan het toch aangewezen zijn het standpunt van de briefschrijver en de briefontvanger over het al dan niet confidentieel karakter te kennen, alsmede de omstandigheden waarin deze brief werd geschreven.

* * *

Met betrekking tot het al dan niet vertrouwelijk karakter van de brief van 8 maart 2010 luidt het standpunt van stafhouder A als volgt:

“Het betreft de aanwending van een schrijven van mr. X dat u als bijlage 1 zal willen aantreffen.

Dit schrijven werd door mr. X als opgevolgde advocaat gericht aan mr. Y, die haar opvolgde.

Ondertussen is mr. Y zelf opgevolgd door mr. W.

Deze laatste wenst dit schrijven aan te wenden in een procedure die hangende is voor het hof van beroep te Brussel en gefixeerd is op 14 februari 2014.

Mijn voorganger, prostafhouder mr. B, gaf destijds toelating aan mr. W om dit schrijven aan te wenden op grond van het feit dat de brief van een opgevolgde advocaat niet valt onder het reglement van 6.06.1970.

Het probleem lijkt echter meer genuanceerd zoals blijkt uit bijgevoegd schrijven van mr. Z aan haar stafhouder d.d. 17.10.2013 (bijlage 2).

M.i. kan dit schrijven wel degelijk worden aangewend, zoals ik aan stafhouder C heb uitgelegd op 18.12.2013 (bijlage 3).

Vermits wij er niet uit geraken heeft stafhouder C voorgesteld u dit probleem voor te leggen. Ik stuur hem trouwens kopie van dit schrijven.

Ik blijf echter bij mijn standpunt: de brief van een opgevolgde advocaat valt nooit onder het reglement van 6.06.1970, hoogstens en mogelijks onder de problematiek van het brief- en beroepsgeheim.

In het geval u zou adviseren dat dit schrijven niet in rechte mag worden aangewend, suggereer ik dat het door u zou “gezuiverd” worden.”

De brief van 18 december waarnaar in vorige brief werd verwezen luidde als volgt:

“Ik ontving ik goede orde uw rappel van 25 november en herbekeek dit dossier.

Het schrijven van mr. GP d.d. 28.09.2000 zal mr. W niet langer aanwenden, zodat zulks geen probleem meer oplevert.

Het ander schrijven d.d. 08.03.2010, lijkt me daarentegen wel niet-vertrouwelijk te zijn, nu het

  1. Wel degelijk uitleg geeft over de wijze waarop de opgevolgde advocaat zijn mandaat heeft uitgeoefend;
  2. Beantwoordt aan de vereiste van art. 1, 2e lid van het reglement van 03.11.2004 inzake opvolging waarbij de opgevolgde advocaat alle gegevens die voor de voortzetting van de zaak noodzakelijk zijn, aan de opvolgende advocaat overmaakt.

De gegevens betreffende de mandant en de (derde)betaler behoren m.i. hiertoe.”

Het standpunt van stafhouder C, stafhouder van c, luidde als volgt:

“Wij hebben inderdaad een verschillende visie omtrent het lot van deze brief.

De brief d.d. 08.03.2010 van mr. X aan mr. Y betreft inderdaad een brief aan de opvolgende advocaat.

Ik ben het eens dat in principe dergelijke brieven niet vertrouwelijk zijn, doch meen dat dit in casu niet het geval is. Deze brief omvat veel meer dan uitleg over de wijze waarop mr. X (opgevolgde advocaat) haar mandaat heeft uitgeoefend.

In deze brief worden allerlei zaken meegedeeld die mr. X enkel maar kon weten door haar tussenkomst als advocaat in dit dossier.
Dergelijke zaken vallen onder het beroepsgeheim dat ten allen tijde blijft gelden, ook bij een opvolging.
Ik meen dat deze brief minstens een gemengd karakter heeft en dus vertrouwelijk is.”

Advies

Uit de brief van mr. X d.d. 8 maart 2010 leid ik af dat zij antwoordt op een verzoek van haar opvolger, mr. Y, om het dossier over te maken.(“… neem nota dat u wenst op te volgen voor de vennootschap…”). Blijkbaar heeft mr. Y ook gevraagd of mr. X bezwaar heeft tegen de opvolging. Mr. X antwoordt hierop dat zij geen bezwaar heeft (“Ik heb geen bezwaar tegen de opvolging doch dit dossier vergt toch enige uitleg en verduidelijking.”)

Mr. X is op het ogenblik van de opvolging geen raadsman meer van de vennootschap G. Evenwel voorziet het reglement van 3 november 2004 inzake opvolging in de verplichting voor de opgevolgde advocaat het dossier, zo spoedig mogelijk, aan de opvolgende advocaat te bezorgen “samen met alle gegevens die voor de voortzetting ervan noodzakelijk zijn.”

Mr. X heeft destijds geoordeeld dat zij de elementen en gegevens, vervat in haar brief van 8 maart 2010, dan ook diende mee te delen aan haar opvolger. Dergelijke mededeling is mijns inziens strikt vertrouwelijk, zoniet kan de opgevolgde advocaat buiten het overmaken van stukken niets toevertrouwen aan zijn opvolger. Het ligt voor de hand dat de opgevolgde advocaat zijn opvolger moet inlichten over alle aspecten van de zaak. Dit dient dan ook in vertrouwen te geschieden.

Bovendien kan de kwestieuze brief zaken bevatten die gedekt zijn door het beroepsgeheim. Dit is mogelijks hier het geval, zodat de brief en de gegevens die het inhoudt dan ook niet kunnen aangewend worden in rechte.

Ik zal u niet verhelen dat ik geen voorstander ben van het “zuiveren” van briefwisseling van elementen die gedekt zijn door het beroepsgeheim. Een brief dient in zijn geheel te worden bekeken. Elementen uit een brief halen kan de inhoud van de brief “vervormen”.

Overigens dient in het geval van “zuivering” alleszins de schrijver van de brief zijn standpunt te geven, welke punten in de brief van 8 maart 2010 al dan niet onder het beroepsgeheim vallen. Het is mijns inziens niet opportuun dat derhalve de brief wordt gezuiverd.

Als besluit meen ik dat de brief van mr. X d.d. 8 maart 2010 een strikt confidentieel karakter heeft en niet in rechte kan worden voorgelegd. Het zuiveren van de tekst is mijns inziens bovendien niet mogelijk en alleszins niet opportuun.

Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 251

Meer lezen

Advies 720

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen