Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 474
Uit de voorliggende briefwisseling blijkt dat er geenszins een akkoord is tot stand gekomen. Geen enkele voorliggende brief beantwoordt aan artikel 2.4 van het reglement betreffende het overleggen van briefwisseling tussen advocaten. De briefwisseling mag dan ook niet in rechte worden voorgelegd, zelfs niet om een deelaspect, waarover mogelijks een akkoord is tot stand gekomen, aan te tonen.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U verzoekt mij een niet-bindend advies te bezorgen op basis van het door u medegedeeld dossier.
Advies
Ik overloop de diverse brieven:
- brief van mr. X d.d. 26 mei 2011 aan mr. Y;
- de nota inhoudende de schadeberekening m.b.t. mevrouw A;
- brief van mr. X d.d. 26 mei 2011 aan mr. Y m.b.t. de schadeberekening van de heer B.
Voormelde brieven houden een schadeberekening in. Deze brieven zouden een officieel karakter krijgen indien zij onvoorwaardelijk zouden worden aanvaard door de cliënten van mr. Y. Dit is niet het geval, zoals later zal blijken.
- Brief van mr. Y d.d. 2 februari 2012:
Deze brief houdt een reactie in op de voorstellen van mr. X. Bepaalde posten worden aanvaard, andere posten worden volledig of gedeeltelijk afgewezen. Mr. Y maakt een nieuw voorstel aan mr. X over.
- Brief van mr. X d.d. 20 november 2012 waarbij een nieuwe begroting van de schade geleden door haar cliënten wordt overgemaakt:
In deze nota reageert mr. X op het voorstel van mr. Y d.d. 2 februari. In deze brief worden een aantal posten aanvaard voor zover een globaal akkoord tot stand komt (bijvoorbeeld administratiekosten, verplaatsingskosten, kledijkosten). Voor het overige gaan de cliënten van mr. X niet akkoord met de degressiviteit van de tijdelijke werkonbekwaamheid en wordt aangedrongen op de 100% arbeidsongeschiktheid. Tevens gaat de cliënt van mr. X niet akkoord met het “zogezegd dubbel gebruik”.
- Brief van mr. Y d.d. 3 december 2012:
In deze brief antwoordt mr. Y op de opmerkingen en voorstellen geformuleerd door mr. X in haar brief en nota medegedeeld op 20 november 2012. Uit dit schrijven blijkt dat er nog geen akkoord is tot stand gekomen. Mr. Y schrijft:
“Op deze manier gaan we er minnelijk niet uit geraken, ten ware u bereid bent uw standpunt andermaal te herzien. Dank mij dan ook per kerende uw definitief standpunt te willen meedelen bij gebreke waaraan ik onmiddellijk een verzoekschrift art. 4 VTSv.dien neer te leggen ten einde de zaak vooruit te helpen.”
- Brief van mr. Y d.d. 17 januari 2013.
In dit schrijven bezorgt mr. Y twee brieven van de verzekeraar (één m.b.t. de heer B en de andere m.b.t. mevrouw A). Mr. X wordt verzocht de brieven van de verzekeraar aan haar cliënt te bezorgen en te laten ondertekenen.
- Brief van 5 februari 2013.
Mr. X antwoordt dat zij een schade-eis opgemaakt door een confrater gespecialiseerd in “roulage” overmaakt. Verder schrijft zij:
“U gelieve uw cliënt uit te nodigen de overeenkomst tot regeling zoals overgemaakt aan te passen, waarna ik cliënten zal uitnodigen over te gaan tot ondertekening ervan.”
Uit dit schrijven kan afgeleid worden dat de cliënten van Mr. X de voorstellen vervat in de brieven van de verzekeraar niet aannemen.
- Brief van mr. Y d.d. 7 februari 2013.
Bij deze brief laat mr. Y mr. X weten dat de nieuwe vordering van de cliënten van mr. X niet kan aanvaard worden. Verder schrijft hij als volgt:
“Uw brief van 6 december 2012 heeft, ingevolge het door mij aan u namens KBC betuigde akkoord voor de toezending van de twee dadingen, een officieel karakter bekomen zodat de vordering beperkt moet blijven tot de bedragen voorzien in de beide dadingen.”
De dadingen die door mr. Y werden bezorgd aan mr. X op 7 februari 2013 houden geen akkoord in met de voorstellen geformuleerd door mr. X in haar e-mail van 6 december 2012.
Uit de voorliggende briefwisseling blijkt dat er geenszins een akkoord is tot stand gekomen. De brief van 3 december 2012 en het antwoord van mr. X hebben een vertrouwelijk karakter. Uit geen enkel van deze brieven blijkt dat er een akkoord is tot stand gekomen. Ook de brief van 17 januari 2013, ook de voorstellen verwoord in een dading van 17 januari 2013 werden niet aanvaard door mr. X en/of haar cliënt. In de gegeven omstandigheden meen ik dat er geen reden is om de briefwisseling officieel te maken.
Artikel 2.4 van het reglement van 6 juni 1970, 6 maart 1980, 8 mei 1980 en 22 april 1986 betreffende het overleggen van briefwisseling tussen advocaten bepaalt onder meer dat “elke mededeling, zelfs vertrouwelijk gedaan uit naam van een partij, wanneer ze bepaalde voorstellen behelst die onvoorwaardelijk uit naam van de andere partij worden aangenomen, hun vertrouwelijk karakter verliezen.”
Geen enkele voorliggende brief beantwoordt aan deze bepaling. Het komt mij dan ook voor dat de briefwisseling niet in rechte mag worden voorgelegd. Zelfs niet om een deelaspect, waarover mogelijks een akkoord is tot stand gekomen, aan te tonen.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie