Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 468

Artikel 428 Ger. W beschermt enkel de titel van ‘advocaat’. De Angelsaksische titel ‘attorney’ – die niet kan gelijkgesteld worden met die van ‘advocaat’ - geniet niet van een wettelijke bescherming in Europa, zodat in principe eenieder deze titel kan gebruiken zonder een strafrechtelijke inbreuk te plegen.

Gebruik van het begrip ‘attorney’ in de benaming van een incassokantoor - er kan sprake zijn van een mogelijke misleiding vermits de rechtzoekende vaak niet vertrouwd is met de advocatuur en er aldus redelijkerwijze van uitgaat dat ‘attorney’ de Engelse/Amerikaanse vertaling is van ‘advocaat’ zonder te weten dat het niet om identiek hetzelfde beroep gaat (Angelsaksisch versus continentale invulling van het beroep van advocaat). De rechtzoekende zal aldus verwachten geholpen te worden door een advocaat.

Ten aanzien van een gewezen advocaat heeft de stafhouder geen tuchtrechtelijke bevoegdheden meer - de Orde van Advocaten kan wel bij verwarrende praktijken een strafklacht indienen of een stakingsvordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel.

De heer X van het incassokantoor en mr. Y werken zeer nauw samen. Volgens artikel 2 van het OVB-reglement van 22 januari 2003 inzake beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten – dat evenwel werd vernietigd door het Hof van Cassatie bij arrest van 25 september 2003 – is het verboden voor een advocaat om een samenwerkingsverband aan te gaan met een niet-advocaat omdat dit de onafhankelijkheid, de partijdigheid, het beroepsgeheim en de zorg voor een beroepsuitoefening zonder belangenconflict in gevaar brengt. Gelet op de vernietiging van dit artikel kan geen beroep worden gedaan op dit artikel.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

U vraagt of enig studiewerk werd verricht naar het gebruik van de titel van advocaat of ‘attorney’ door iemand die geen advocaat meer is of nooit is geweest.

De feiten die aan uw vraag ten grondslag liggen zijn de volgende.
De laatste weken komen er veel klachten van confraters binnen over het incassokantoor A.

Uit nazicht van de website blijkt het incassokantoor te zijn van voormalig advocaat X. Destijds had mr. X een advocatenkantoor met zijn echtgenote mr. Y, gespecialiseerd in incassozaken.

Mr. X heeft de weglating van het tableau gevraagd, terwijl mr. Y werkzaam als advocaat is gebleven.

Ondertussen is het kantoor opgesplitst in enerzijds het advocatenkantoor ..., geleid door mr. Y, en anderzijds het incassobureau A BVBA, geleid door de heer X. Omdat zij zeer nauw samenwerken en nog allebei gevestigd zijn op hetzelfde kantooradres, werd een klacht met burgerlijke partijstelling ingediend bij de onderzoeksrechter wegens schending van het beroepsgeheim. Deze klacht werd geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

De vraag rijst nu of de heer X, hoewel hij geen advocaat meer is, zijn advocatenpraktijk kan verderzetten onder de naam ‘A’. Kan met andere woorden iemand die geen advocaat (meer) is de titel van ‘attorney’ gebruiken?

Advies

Ik verleen u volgend advies.

Vooreerst merk ik op dat artikel 428 Ger. W. enkel de titel van ‘advocaat’ beschermt. Het eerste lid van deze bepaling luidt als volgt:

Niemand kan de titel van advocaat voeren of het beroep van advocaat uitoefenen indien hij geen Belg of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is, niet in het bezit is van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten, niet de eed heeft afgelegd als bedoeld in artikel 429 en niet is ingeschreven op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs.

Artikel 227ter Sw. stelt het onrechtmatig gebruik van de titel van advocaat strafbaar.

De Angelsaksische titel ‘attorney’ – die niet kan gelijkgesteld worden met die van ‘advocaat’ - geniet niet van een wettelijke bescherming in Europa, zodat in principe eenieder deze titel kan gebruiken zonder een strafrechtelijke inbreuk te plegen.

Dit betekent evenwel niet dat het gebruik van de titel ‘attorney’ steeds gerechtvaardigd is in het licht van andere wetgeving.

Maar aangezien een ‘attorney’ niet kan gelijkgesteld worden met de beschermde titel van ‘advocaat’, lijkt me een procedure op basis van artikel 227ter Sw. weinig zinvol.


Vervolgens rijst de vraag of de benaming ‘A’ en meer specifiek het begrip ‘attorneys’ in deze benaming, als misleidende reclame kan beschouwd worden.

Hiervoor verwijs ik naar artikel 2, 19° en 29° van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (hierna: WMPC), dat de begrippen ‘reclame’ en ‘handelspraktijk’ als volgt definieert:

Reclame: iedere mededeling van een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen.
Handelspraktijk: iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een onderneming, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product.

De artikelen 88 en 89 WMPC omschrijven ‘een misleidende handelspraktijk’:

Artikel 88:

Als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen :
1° het bestaan of de aard van het product;
2° de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico's, uitvoering, samenstelling, accessoires, klantenservice en klachtenbehandeling, procedé en datum van fabricage of verrichting, levering, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of de resultaten en wezenlijke kenmerken van op het product verrichte tests of controles;
3° de reikwijdte van de verplichtingen van de onderneming, de motieven voor de handelspraktijk en de aard van het verkoopproces, elke verklaring of symbool dat doet geloven dat de onderneming of het product sponsoring of directe of indirecte steun krijgt;
4° de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel;
5° de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of reparatie;
6° de hoedanigheid, kenmerken en rechten van de onderneming of haar tussenpersoon, zoals haar identiteit, vermogen, kwalificaties, status, erkenning, affiliatie, connecties, industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of haar bekroningen en onderscheidingen;
7° de rechten van de consument, met inbegrip van het recht op vervanging of terugbetaling met toepassing van de bepalingen van de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, of de risico's die hij eventueel loopt.

Artikel 89:

Als misleidend wordt eveneens beschouwd een handelspraktijk die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, de gemiddelde consument ertoe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, en die het volgende behelst :
1° marketing van een product, onder andere door vergelijkende reclame, op zodanige wijze dat verwarring wordt geschapen met producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent;
2° niet-nakoming door de onderneming van verplichtingen die opgenomen zijn in een gedragscode waaraan zij zich heeft gebonden, voor zover :
a) het niet gaat om een intentieverklaring maar om een verplichting die verifieerbaar is, en
b) de onderneming in de context van een handelspraktijk aangeeft dat zij door de gedragscode gebonden is.

Volledigheidshalve merk ik op dat de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen, een gelijkaardige definitie van ‘reclame’ (artikel 2, 4°) en ‘misleidende reclame’ (artikelen 4 en 5) kent.

Dit betekent dat verwarring met eender welk onderscheidend kenmerk van een concurrent moet worden gekwalificeerd als een misleidende handelspraktijk die een inbreuk uitmaakt (artikel 89 WMPC). Het betreft hier zelfs een autonome norm tegen verwarringstichting m.b.t. producten, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent (Voorz. Kh. Brussel, 4 maart 2009, Jb. Hand. Med. 2009, 683.). Opdat een handelspraktijk als misleidend beschouwd zou worden is vereist dat zij “de redelijke geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument, kan bedriegen met betrekking tot één van de elementen die in de wet wordt opgesomd” (Voorz. Kh. Brussel 17 juli 2009, Jb. Hand. Med., 2009, 144.).

Met “een voorzichtig publiek” worden niet advocaten of rechters bedoeld, maar rechtzoekenden die niet tot het “vak” behoren. Volgens de rechtspraak is een ‘gemiddelde consument’ diegene die omzichtig en oplettend, geïnformeerd is, over de betrokken soort producten en diensten (zie met name H. v. J. 16 juli 1998, zaak C-210/96, H. v. J. 28 januari 1999, zaak C-303/97, H. v. J. 12 oktober 2000, zaak C-3/99).

De vraag rijst of een voorzichtig publiek (of ‘gemiddelde consument’ in de terminologie van de WMPC) mogelijkerwijze in verwarring wordt gebracht door het gebruik van het begrip ‘attorney’ in de benaming ‘A’. Ik meen dat er hier sprake kan zijn van een mogelijke misleiding vermits de rechtzoekende vaak niet vertrouwd is met de advocatuur en er aldus redelijkerwijze van uitgaat dat ‘attorney’ de Engelse/Amerikaanse vertaling is van ‘advocaat’ zonder te weten dat het niet om identiek hetzelfde beroep gaat (Angelsaksisch versus continentale invulling van het beroep van advocaat). De rechtzoekende zal aldus verwachten geholpen te worden door een advocaat. Het misleidend karakter van het gebruik van ‘attorney’ is mogelijks een basis van een stakingsvordering. Een ‘attorney’ wordt door de New Websites Dictionary and Thesaurus of the English Languages, gedefinieerd als “A person who has legal authority to act on behalf of another). Hij dient – net zoals een advocaat – een eed af te leggen om toegelaten te worden tot de balie. Dit betekent echter niet dat het om hetzelfde beroep gaat. Ik heb evenwel geen weet of de heer Y al dan niet een Amerikaans diploma heeft dat hem zou toelaten de titel van Attorney te dragen. Ik ga er van uit dat dit niet het geval is.

Het woord ‘attorney’ in de naam van de zaak ‘A’ zou als misleidend voor het publiek kunnen worden geacht. Het Van Daele woordenboek vertaalt het als ‘procureur-generaal’. Dit kan verwarrend zijn.

Volledigheidshalve wil ik u enige rechtspraak – weliswaar over een andere aangelegenheid, doch die per analogie zou kunnen toegepast worden – niet onthouden.

Wanneer een garagehouder zich onafhankelijk specialist van een merk noemt, is dat niet noodzakelijk een daad strijdig met de eerlijke handelsgebruiken. Niettemin is een dergelijke referentie slechts geoorloofd wanneer zij niet vergezeld gaat van daden strijdig met de eerlijke handelsgebruiken of reclame die verwarring schept of misleidend is in de zin van art. 93 en 23,3° en 8° MWHP of WHPC. Het gebruik van een dienstmerk door een garagehouder die niet tot het officieel net van garagehouders van dat merk behoort, creëert manifest dergelijke verwarring en misleiding.
— (Voorz. Kh. Namen 28 oktober 1992, Jaarboek Handelspraktijken, 1992, 372.)
Het is aan een garagehouder die zich heeft gespecialiseerd in de verkoop van occasievoertuigen, in hoofdzaak van Mercedesvoertuigen, toegestaan dit productmerk te gebruiken om zijn te koop aangeboden voertuigen bij het publiek aan te prijzen. Zo’n garagehouder mag het merk in zijn reclame voeren met de toevoeging ‘onafhankelijk specialist ...’. Deze publiciteit mag echter de consument niet misleiden in die zin dat bij het publiek de indruk ontstaat dat hij behoort tot het dealernet van het productmerk. In casu vermeldt de gewraakte publiciteit in grote letters ‘Mercedes’, verder neemt het sterembleem een centrale plaats in. De opmaak en het uitzicht van deze publiciteit kan bij de consument de indruk wekken dat de garagehouder behoort tot het reguliere dealernet, terwijl de reclame iedere verwarring of misleiding moet uitsluiten
— (Antwerpen 22 juni 1998, IRDI 1999, 49.)
Een verkoper die borden met een automerk gebruikt waardoor het publiek ten onrechte de indruk krijgt dat hij behoort tot het erkende dealernet van dat merk en hij zijn onderneming ten onrechte laat meegenieten van dat merk, schendt art. 23,3° en 93 WHPC. Een verkoper die gedurende meerdere jaren als servicebedrijf erkend werd door een automerk moet bij het aflopen van het contract er zorg voor dragen bij het publiek niet de indruk te wekken nog steeds deel uit te maken van het officiële dealernet. Alleen hij die behoort tot het officiële dealernet en die de opleiding geniet bestemd voor de leden van dat net, is gerechtigd zich aan te melden als specialist. Deze kwalificatie mag niet worden gebruikt door een garagehouder die niet behoort tot het officiële dealernet ook al behoorde hij een tijd lang als erkend servicebedrijf tot dat net.
— (Brussel 15 september 1999, Jaarboek Handelspraktijken & Mededinging 1999, 160, noot DE JAEGER, D.)

Aangezien de heer X geen advocaat meer is, heeft de stafhouder geen tuchtrechtelijke bevoegdheden meer ten aanzien van hem.

De Orde kan wel een stakingsvordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel.

Artikel 2 van de wet van 6 april 2010 met betrekking tot de regeling van bepaalde procedures in het kader van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, bepaalt:

De voorzitter van de rechtbank van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Hij kan de marktpraktijken bedoeld in de artikelen 83 tot 99 van voornoemde wet verbieden wanneer zij nog geen aanvang hebben genomen, doch op het punt staan plaats te vinden.

Krachtens artikel 113, eerste lid, 3° WMPC is de Orde van Advocaten bevoegd om een dergelijke vordering in te stellen:

De vordering gegrond op artikel 2 van de wet van 6 april 2010 met betrekking tot de regeling van bepaalde procedures in het kader van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming wordt ingesteld op verzoek van: (...) 3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid; (...)

Een overtreding van artikel 86 WMPC (“Oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zijn verboden”) is tevens strafrechtelijk sanctioneerbaar met een geldboete (artikel 124 WMPC). De bewijslast rust op de Orde van Advocaten. De Orde zal de verwarrende praktijken moeten aantonen.

Volledigheidshalve merk ik op dat de heer X ingeschreven is in de Kruispuntbank van de Ondernemingen en aldus een ondernemingsnummer heeft. Een inbreuk ter zake op de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, kan hem aldus niet verweten worden.

Tot slot kaart u aan dat de heer X en zijn echtgenote, advocate Y, hun beroepsactiviteiten uitoefenen op hetzelfde kantooradres en blijkbaar zeer nauw samenwerken.

Nazicht van enerzijds de website van het incassobureau A en anderzijds de advocatenfiche van mr. Y, leert me dat beiden kantoor houden op het adres ... Mr. Y is evenwel werkzaam in het huisnummer I, terwijl A zou gevestigd zijn in nummer II. Uit de gegevens van de Kruispuntbank van de Ondernemingen en de publicaties in het Belgisch Staatsblad blijkt echter dat sedert ... 2010 de maatschappelijke zetel van A gevestigd is in ... Voordien was de maatschappelijke zetel van ‘X – Advocaat BVBA’ gevestigd in ...

Als de incasso-activiteiten van de heer X effectief worden uitgeoefend op het adres zoals vermeld op zijn website, zal dat vermoedelijk in hetzelfde gebouw zijn als dat waar mr. Y kantoor houdt. Voor ...

2010 was het adres immers ‘...’, zodat het vermoedelijk gaat om een huizenblok. Wellicht gebruiken ze een andere ingang.

De kantoorpubliciteit van beiden (naamplaat) is mij onbekend. Wel verneem ik dat aan het kantoorgebouw van de heer X en mr. Y een affiche met hun activiteiten hangt. Ze hebben alleszins een verschillend telefoonnummer.

U schrijft dat de heer X en mr. Y zeer nauw samenwerken. Volgens artikel 1 van het OVB-reglement van 22 januari 2003 inzake beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten mag een advocaat samenwerken met een niet-advocaat op voorwaarde dat de onafhankelijkheid, de partijdigheid en het beroepsgeheim van de advocaat worden verzekerd en elk mogelijk belangenconflict wordt vermeden.

Zoals u weet is het volgens artikel 2 van dit reglement – dat evenwel werd vernietigd door het Hof van Cassatie bij arrest van 25 september 2003 – verboden voor een advocaat om een samenwerkingsverband aan te gaan met een niet-advocaat omdat dit de onafhankelijkheid, de partijdigheid, het beroepsgeheim en de zorg voor een beroepsuitoefening zonder belangenconflict in gevaar brengt. Gelet op de vernietiging van dit artikel kan geen beroep worden gedaan op dit artikel.

Wel stel ik mij de vraag of de heer X (of zijn medewerkers) in het kantoor van mr. Y actief is. Misschien moet dit wel onderzocht worden door een bezoek te brengen aan het kantoor of de medewerkers van mr. Y hierover te ondervragen.

Edward Janssens

Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 719

Meer lezen

Advies 720

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen