Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 465

1. Er bestaat geen absoluut verbod om op te treden tegen een vroegere cliënt. In elke zaak moeten in concreto de volgende vragen steeds getoetst worden:

1.) kan de advocaat voldoende onafhankelijk optreden tegen zijn vroegere cliënt? Is er sprake van tegenstrijdige belangen?;

2.) brengt het optreden van de advocaat een (potentiële) schending van het beroepsgeheim met zich mee?;

3.) kan het optreden van de advocaat tegen een vroegere cliënt als onkies worden beschouwd?

2. Als partijdige raadsman dient de advocaat de belangen van zijn cliënt maximaal te behartigen. Wanneer een advocaat in de ene zaak optreedt voor een bepaalde persoon en in een andere zaak tegen deze persoon, bestaat het gevaar dat hij in een van beide zaken niet voluit kan gaan en derhalve onvoldoende onafhankelijk zal zijn om de belangen van zijn cliënt optimaal te verdedigen.
Omwille van de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en de cliënt is het aldus moeilijk denkbaar dat een advocaat in de ene zaak optreedt voor een bepaalde partij en in een andere zaak, tegen die partij, zelfs wanneer beide zaken helemaal niets met elkaar te maken hebben.

3. Algemeen wordt aangenomen dat documenten die op een legale manier in handen komen van derden, de bescherming van het beroepsgeheim verliezen. Zo verliest ook een vertrouwelijk document dat aangewend wordt in een procedure de bescherming van het beroepsgeheim; de wering ervan in een andere procedure kan dan niet meer worden gevraagd – nuance: er kan niet als principe gesteld worden dat een advocaat te allen tijde niet-gepubliceerde rechtspraak mag aanhalen. Evenmin kan als principe worden gesteld dat het aanhalen van niet-gepubliceerde rechtspraak verboden zou zijn omwille van een schending van het beroepsgeheim of de discretieplicht. De stafhouder moet in elk concreet geval oordelen of de mededeling van een niet-gepubliceerd vonnis of arrest op grond van de concrete gegevens van de zaak deontologisch aanvaardbaar is of niet.

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Deel dit artikel

Vraag

De feiten zijn de volgende.

Mr. X (balie A) treedt op als raadsman van de heer V in het kader van een echtscheidingsprocedure. Mr. Y (balie B) is de advocaat van de ex-echtgenote van de heer V, mevrouw W.

Mr. Y was vroeger in een ongevalsdossier de persoonlijke raadsman van de heer V en trad op namens de huwgemeenschap V – W.

Toen er een breuk kwam tussen partijen koos mr. Y ervoor om op te treden voor mevrouw W en dus tegen de heer V.

De heer V ging hiermee niet akkoord omdat mr. Y gegevens uit het vroeger ongevalsdossier heeft gebruikt in de procedure dringende en voorlopige maatregelen met betrekking tot de kinderen om aan te tonen dat de heer V door de gevolgen van het ongeval niet in staat zou geweest zijn om de kinderen op te vangen in het kader van een bilocatieregeling.

Mr. Y meende dat hij wel kon optreden tegen de heer V omdat deze informatie tevens terug te vinden was in het rapport van het maatschappelijk onderzoek.

De heer V diende klacht in tegen mr. Y bij de toenmalige stafhouder van B.

Zowel de vorige stafhouder van B als de vorige stafhouder van A waren van oordeel dat mr. Y wel degelijk verder mocht optreden.

Thans zitten de heer V en mevrouw W in de fase van de vereffening – verdeling en zijn er opnieuw problemen.

Zo stelde mr. Y bij brief d.d. 15.01.2013 aan notaris G diverse vorderingen in namens mevrouw W. Vordering 11 heeft betrekking op de schadevergoeding voortvloeiend uit het hierboven vernoemd ongevalsdossier. De vordering luidt als volgt:

De heer V had in mei 2009 een zwaar verkeersongeval waarvoor hij in totaal reeds minstens € 11.000 aan voorschotten persoonlijk ontvangen heeft. In principe zijn deze voorschotten gemeenschappelijk en heeft mevrouw W recht op haar deel ervan. Naar aanleiding van de verdere afhandeling van dit ongeval maakt mevrouw W ook aanspraak op een deel van de vergoeding, zijnde de vergoeding dewelke toekomt aan de gemeenschap, met name voor inkomsten, inkomstenverlies, huishoudschade, meerinspanningen en andere gemeenschappelijk schadeposten. Vermoedelijk dient dit deel van de vordering aangehouden te worden tot de verdere afwikkeling van het schadegeval.

Hieruit blijkt volgens mr. X dat mr. Y gebruik maakt van zijn voorkennis die hij heeft als vroeger raadsman van de heer V in het ongevalsdossier.

De heer V wordt tijdens de samenkomst bij de notaris op 16.01.2013 geconfronteerd met zijn voormalige advocaat die zich nu tegen hem keert en een aanzienlijke vordering instelt op basis van een verkeersongeval waar mr. Y optrad als raadsman van de heer V.

Stafhouder B zegt dat de bewering dat mr. Y informatie aanwendt uit het ongevalsdossier, niet kan gevolgd worden omdat de informatie die mr. Y gebruikt uit het eigen dossier komt dat mr. X aan de notaris en mr. Y ter beschikking heeft gesteld.

Mr. X erkent wel in zijn brief d.d. 24.01.2013 aan stafhouder A dat zowel mr. Y als hijzelf verplicht zijn in het kader van de vereffening – verdeling het ongevalsdossier in te roepen omdat hierin in het verleden belangrijke betalingen zijn gebeurd. Mr. X schrijft verder in deze brief:

In dit ongevalsdossier was mr. Y de raadsman van mijn cliënt en thans worden dezelfde stukken gebruikt in de vereffening en verdeling. Anders vertaald: mijn cliënt dient zich in de vereffening en verdeling te verweren op vorderingen gebaseerd op het ongevalsdossier waarin zijn voormalige raadsman mr. Y, thans de raadsman is van de tegenpartij.

Bij brief d.d. 31.01.2013 aan stafhouder A verduidelijkt mr. X het een en ander:

(…) Bij notaris G was een openingsvergadering voorzien op 16.01.2013. De notaris had in de voorafgaande aangetekende briefwisseling gevraagd dat de raadslieden van partijen tijdig hun vorderingen en geïnventariseerde stukken aan de notaris zouden meedelen. Gevolg gevend aan deze oproep van de notaris heb ik namens mijn cliënt de diverse aanspraken en een lijvig stukkenbundel tijdig aan de notaris meegedeeld. Mr. Y heeft echter gewacht tot het allerlaatste ogenblik, nl. de dag vóór de samenkomst, om zijn vorderingen aan de notaris over te maken. Uiteraard heb ik in mijn vorderingen moeten spreken over het ongevalsdossier, gelet op het financiële belang hiervan in de vereffening en verdeling van de huwgemeenschap. Het ongevalsdossier maakt zondermeer een onderdeel uit van het vereffeningsdossier. Indien ik het ongevalsdossier niet had bijgebracht was mr. Y wel verplicht geweest het ongevalsdossier bij te brengen, gezien zijn cliënte hieruit vorderingen put. Gelet op het gegeven dat mr. Y tot de allerlaatste seconde wacht om zijn stukken bij te brengen, krijgt hij thans de mogelijkheid om te zeggen dat het ongevalsdossier door mij wordt bijgebracht en dienvolgens niet door hemzelf, zodat er wat betreft zijn tussenkomst geen probleem is. Het kan toch niet dat de deontologie vervalt tot een tactisch spelletje. Het staat zondermeer vast dat in de vereffening en verdeling het ongevalsdossier hiervan een onderdeel uitmaakt, het betrof hier een zwaar ongeval, waarin mr. Y optrad voor de heer V en welk ongevalsdossier thans in de vereffening en verdeling gebruikt wordt tegen de heer V. Wie dit dossier van beide advocaten bijbrengt maakt mijns inziens geen verschil uit. Ik was overigens verplicht dit dossier bij te brengen om een correcte afrekening mogelijk te maken. (…)

Stafhouder A meent dat het optreden tegen een ex-cliënt, die zich tegen het optreden van mr. Y verzette, ondeontologisch is en dat, gezien er tegenstrijdige belangen zijn, mr. Y beter dit dossier niet zou verderzetten. Volgens stafhouder A volstaat het dat er een mogelijkheid bestaat tot tegenstrijdige belangen om de advocaat te verzoeken zich te ontlasten in dit dossier.

Stafhouder B is echter van oordeel dat mr. X zelf aan de oorsprong ligt van het probleem door zelf informatie uit het vroegere ongevalsdossier ter beschikking te stellen van partijen.

Advies

Ik verleen u volgend advies.

De vraag of een advocaat kan optreden tegen een ex-cliënt moet worden beoordeeld in het licht van de onafhankelijkheid van de advocaat en het verbod op tegenstrijdige belangen, de bescherming van het beroepsgeheim en de kiesheid.

Er bestaat geen absoluut verbod om op te treden tegen een vroegere cliënt. In elke zaak moeten in concreto de volgende vragen steeds getoetst worden:

  1. kan de advocaat voldoende onafhankelijk optreden tegen zijn vroegere cliënt? Is er sprake van tegenstrijdige belangen?
  2. brengt het optreden van de advocaat een (potentiële) schending van het beroepsgeheim met zich mee?
  3. kan het optreden van de advocaat tegen een vroegere cliënt als onkies worden beschouwd?

1. Onafhankelijkheid – tegenstrijdige belangen. 

Eén van de redenen om een advocaat te verbieden op te treden voor en tegen eenzelfde cliënt in verschillende dossiers ligt in de vrees dat hij niet voldoende onafhankelijk kan optreden. Als partijdige raadsman dient de advocaat de belangen van zijn cliënt maximaal te behartigen. Wanneer een advocaat in de ene zaak optreedt voor een bepaalde persoon en in een andere zaak tegen deze persoon, bestaat het gevaar dat hij - omwille van de (vroegere) vertrouwensrelatie - in een van beide zaken niet voluit kan gaan en derhalve onvoldoende onafhankelijk zal zijn om de belangen van zijn cliënt optimaal te verdedigen.

Omwille van de vertrouwensrelatie tussen de advocaat en de cliënt is het aldus moeilijk denkbaar dat een advocaat in de ene zaak optreedt voor een bepaalde partij en in een andere zaak, tegen die partij, zelfs wanneer beide zaken helemaal niets met elkaar te maken hebben.

In casu treedt mr. Y op in twee dossiers die op zich los van elkaar staan, voor en tegen de heer V. Dit is alleszins geen gelukkige zaak. Om de belangen van zijn huidige cliënte volledig te behartigen, doet mr. Y een beroep op het vorige dossier (het ongevalsdossier) waarin hij zowel de persoonlijke raadsman van de heer V was, als van de huwgemeenschap V-W. In het kader van de vereffeningverdeling van de huwgemeenschap (hetgeen een logisch gevolg is van de echtscheiding), is het dan ook een normale aangelegenheid dat deze problematiek van de ongevalsgelden aan bod komt en gemeld wordt aan de notaris. De gegevens van dit dossier zijn gemeen en bekend aan de heer V en aan de huwgemeenschap. Hoewel mevrouw W zelf niet rechtstreeks in de procedure betrokken was, kan zij hierover niet onwetend zijn (vermits de huwgemeenschap wel in de procedure aanwezig was).

Het gebruik van de gegevens uit het dossier botst in casu mijns inziens niet op het verbod voor een advocaat om tegenstrijdige belangen te behartigen vermits er kan van uitgegaan worden dat beide partijen op de hoogte waren van de ongevalszaak en de afloop ervan. Mijns inziens is er in dit geval niet duidelijk sprake van tegenstrijdige belangen in hoofde van mr. Y en is er dan ook geen reden dat hij zich hiervoor dient terug te trekken uit het dossier.

2. Beroepsgeheim

De tweede vraag is of het optreden van mr. Y een (potentiële) schending van het beroepsgeheim met zich meebrengt.

Voorafgaand merk ik op dat ik dit advies beperk tot de fase van de vereffening en verdeling en aldus de feiten die zich hebben voorgedaan ten tijde van de procedure dringende en voorlopige maatregelen, buiten beschouwing laat. Destijds hebben de betrokken stafhouders daarin reeds geoordeeld.

Uit de brief d.d. 27.12.2012 van mr. X aan notaris G blijkt dat mr. X een vordering heeft ingesteld betreffende de verrekening van de vergoedingen naar aanleiding van het verkeersongeval van de heer V d.d. 20.05.2009.

In zijn brief d.d. 31.01.2013 aan stafhouder A geeft mr. X toe dat hij het ongevalsdossier heeft voorgebracht bij notaris G:

(…) Uiteraard heb ik in mijn vorderingen moeten spreken over het ongevalsdossier, gelet op het financiële belang hiervan in de vereffening en verdeling van de huwgemeenschap. Het ongevalsdossier maakt zondermeer een onderdeel uit van het vereffeningsdossier. Indien ik het ongevalsdossier niet had bijgebracht was mr. Y wel verplicht geweest het ongevalsdossier bij te brengen, gezien zijn cliënte hieruit vorderingen put. (…)

Op 15.01.2013 formuleert mr. Y zijn vorderingen. Vordering 11 heeft tevens betrekking op het ongevalsdossier:

De heer V had in mei 2009 een zwaar verkeersongeval waarvoor hij in totaal reeds minstens € 11.000 aan voorschotten persoonlijk ontvangen heeft. In principe zijn deze voorschotten gemeenschappelijk en heeft mevrouw W recht op haar deel ervan. Naar aanleiding van de verdere afhandeling van dit ongeval maakt mevrouw W ook aanspraak op een deel van de vergoeding, zijnde de vergoeding dewelke toekomt aan de gemeenschap, met name voor inkomsten, inkomstenverlies, huishoudschade, meerinspanningen en andere gemeenschappelijk schadeposten. Vermoedelijk dient dit deel van de vordering aangehouden te worden tot de verdere afwikkeling van het schadegeval.

Algemeen wordt aangenomen dat documenten die op een legale manier in handen komen van derden, de bescherming van het beroepsgeheim verliezen. Zo verliest ook een vertrouwelijk document dat aangewend wordt in een procedure de bescherming van het beroepsgeheim; de wering ervan in een andere procedure kan dan niet meer worden gevraagd. Informatie die in conclusies wordt meegedeeld aan andere partijen en wordt overgelegd aan de rechtbank, is publiek. Niets verhindert een andere partij in dit geding om deze informatie tegen de partij die ze heeft opgenomen in de conclusie, aan te wenden in andere zaken. (D. VAN GERVEN, “Het beroepsgeheim van de advocaat”, 2013, onuitg.; G.L. BALLON, “Over het zeer absolute karakter van het beroepsgeheim van de advocaat”, noot onder Corr. Brussel 19 februari 1998, AJT 1998-99, 69 en Cass. 10 maart 1982, RW 1982-83, 236 (beiden aangehaald door D. VAN GERVEN)).

Toch wil ik dit wat nuanceren daar de commissie deontologie in 2006 – toen de vraag werd gesteld of een niet-gepubliceerd vonnis ook buiten het kader van de zaak zelf mag aangewend worden in bijvoorbeeld een ander dossier – oordeelde dat een onderscheid dient gemaakt te worden tussen het aanwenden van een uitspraak ad hominem en ad principium. Volgens de commissie kan alleszins niet als principe gesteld worden dat een advocaat te allen tijde niet-gepubliceerde rechtspraak mag aanhalen. Evenmin kan als principe worden gesteld dat het aanhalen van niet-gepubliceerde rechtspraak verboden zou zijn omwille van een schending van het beroepsgeheim of de discretieplicht. De commissieleden menen dat wellicht de stafhouder in elk concreet geval zal moeten oordelen of de mededeling van een niet-gepubliceerd vonnis of arrest op grond van de concrete gegevens van de zaak deontologisch aanvaardbaar is of niet. (zie advies nr. 269 van het departement deontologie).

In het voorliggend dossier heeft mr. X vermoedelijk het ongevalsdossier bekomen van zijn cliënt.

De informatie in de conclusies en de stukken uit het ongevalsdossier werd reeds ten tijde van de behandeling ervan voor de rechtbank publiek en wordt– althans in de uitoefening van het beroep van advocaat - niet meer beschermd door het beroepsgeheim van mr. Y.

Hierdoor is de vraag wie (mr. X of mr. Y) het ongevalsdossier heeft voorgebracht bij notaris G, van weinig belang voor de beoordeling van een mogelijke schending van het beroepsgeheim in hoofde van mr. Y, aangezien deze laatste ervan ontheven is in het kader van de uitoefening van zijn beroep.

Tot slot blijkt dat mr. X het ongevalsdossier heeft voorgebracht en mr. Y pas erna een vordering voortvloeiend uit dat dossier heeft geformuleerd. Van een onthulling van geheimen – in het kader van een betwisting vereffening-verdeling - kan er dan ook geen sprake meer zijn, voor zover er nog sprake van kon zijn.

3. Kiesheid

Ten slotte rijst de vraag of de handelswijze van mr. Y de toets van de kiesheid doorstaat.

Mijns inziens kan deze vraag ontkennend worden beantwoord. Tussen mr. Y en de heer V was er een vertrouwensband ontstaan. Nu blijkt mr. Y zich in zijn verdediging van mevrouw W te keren tegen de heer V. Bovendien heeft de heer V reeds uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij niet akkoord gaat dat mr. Y optreedt voor zijn ex-echtgenote.

In dat opzicht lijkt me het optreden van mr. Y niet erg kies te zijn. Maar hierover werd reeds door uw voorgangers beslist.

4. Besluit

Het optreden van mr. Y tegen een vroegere cliënt doet mijns inziens in casu geen afbreuk aan één van de hoekstenen van de deontologie van de advocaat, zijnde de onafhankelijkheid en het verbod om tegenstrijdige belangen te behartigen. Het is evenwel ongelukkig dat mr. Y - daar hij mevrouw W verdedigt - gemeend heeft te mogen optreden in een echtscheidingszaak tegen zijn vroegere cliënt.

De vraag of mr. Y zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een vordering te baseren op een vroeger dossier waarin hij optrad als raadsman van de heer V en er elementen heeft uitgeput, dient mijns inziens ontkennend beantwoord te worden.

Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 719

Meer lezen

Advies 720

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen