Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 463
Het is, op grond van de regel van de onafhankelijkheid, onmogelijk voor een burgemeester om op te treden als raadsman van een sociale huisvestingsmaatschappij van de gemeente waarvan hij burgemeester is in zaken die betrekking hebben op het wezenlijk doel van de sociale huisvestigingsmaatschappij, daar een mogelijke belangenvermenging kan ontstaan tussen enerzijds de belangen van de sociale huisvestingsmaatschappij en anderzijds de gemeente (burgemeester). Indien zou blijken dat de sociale huisvestingsmaatschappij en de gemeente onafhankelijk van elkaar zouden zijn, dan bestaat er toch minstens een schijn van belangenvermenging, wat volstaat om de advocaat-burgemeester te verbieden op te treden als raadsman van de sociale huisvestingsmaatschappij van dezelfde gemeente als waarvan hij burgemeester is. Dit neemt niet weg dat hij wel kan optreden in zaken waar er totaal geen schijn van belangentegenstelling bestaat tussen enerzijds de functie van burgemeester en anderzijds de sociale huisvestingsmaatschappij.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U wordt geconfronteerd met de vraag of een burgemeester kan optreden als raadsman van de sociale huisvestingsmaatschappij van dezelfde gemeente.
U meent dat dit niet gepast is maar u wordt de vraag gesteld waarop u zich baseert.
Advies
U verwijst naar artikel 438, tweede lid Ger. W. Ik citeer hier gemakshalve integraal het artikel 438 Ger. W.:
“Advocaten die lid zijn van een der Wetgevende Kamers, mogen niet worden aangesteld als vast advocaat van openbare besturen, noch in enige zaak in geschil pleiten of optreden in het belang van de Staat of van een van de instellingen bedoeld in artikel 1, littera A en B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut, noch in hun zodanige zaak van advies of van raad dienen, behalve onbezoldigd.
Hetzelfde verbod geldt voor de provincieraadsleden en de gemeenteraadsleden met betrekking tot zaken ingeleid voor de provincie of voor of tegen de gemeente waar zij verkozen zijn.”
Stafhouder X verwijst terecht naar het Gemeentedecreet (artikel 27, § 2), dat luidt als volgt:
“Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken in geschillen ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
(...)”
Ik treed het standpunt van stafhouder X bij, daar waar hij stelt dat de verboden opgenomen in artikel 27 van het Gemeentedecreet hier niet van toepassing zijn. Bij uitbreiding is mijns inziens artikel 438, tweede lid Ger. W. evenmin van toepassing.
Stafhouder X wijst verder op de plicht om problemen te voorkomen. Hoewel de graad van onafhankelijkheid van de sociale huisvestingsmaatschappij in casu ten opzichte van de gemeente niet gekend is, kan volgens stafhouder X terecht een burgemeester bezwaarlijk toezicht uitoefenen op een nauw met de gemeente verboden maatschappij en er tezelfdertijd raadsman van zijn.
Verder wil ik nog wijzen op de regel van de onafhankelijkheid. Deze onafhankelijkheid wordt gemist indien de advocaat vanuit zijn positie van openbaar ambtenaar (in casu burgemeester) invloed kan hebben op zaken of aangelegenheden die de sociale huisvesting betreffen. Zelfs enige schijn hiervan volstaat.
Het komt mij derhalve voor dat het, op grond van de regel van de onafhankelijkheid, onmogelijk zal zijn voor een burgemeester om op te treden als raadsman van een sociale huisvestingsmaatschappij van de gemeente waarvan hij burgemeester is in zaken die betrekking hebben op het wezenlijk doel van de sociale huisvestigingsmaatschappij daar een mogelijkheid van belangenvermenging kan ontstaan tussen enerzijds de belangen van de sociale huisvestingsmaatschappij en de gemeente (burgemeester). Zoals reeds gezegd is de graad van onafhankelijkheid van de sociale huisvestingsmaatschappij ten opzichte van de gemeente niet gekend. Indien zou blijken dat beiden onafhankelijk van elkaar zouden zijn, dan bestaat er minstens toch een schijn van belangenvermenging, wat volstaat om de advocaat-burgemeester te verbieden op te treden als raadsman van de sociale huisvestingsmaatschappij van dezelfde gemeente als waarvan hij burgemeester is. Dit neemt mijns inziens niet weg dat hij wel kan optreden in zaken waar er totaal geen schijn van belangentegenstelling bestaat tussen enerzijds de functie van burgemeester en anderzijds de sociale huisvestingsmaatschappij (bijvoorbeeld de sociale huisvestigingsmaatschappij wil een procedure beginnen wegens koopvernietigende gebreken voor een wagen die de maatschappij heeft aangeschaft).
In een andere situatie oordeelde de Tuchtraad van Gent dat het weinig kies is om als advocaat op te treden in een betwisting, waarbij –weze het zijdelings – stedenbouwkundige vergunningen (verleend door het College van Burgemeester en Schepenen waarvan diezelfde advocaat deel uitmaakte) ter discussie staan. Vooral omdat de advocaat schepen van ruimtelijke ordening is en dus als schepen rechtstreeks betrokken is bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, is het in strijd met de regels van kiesheid om naderhand – zelfs wanneer de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend door het College – op te treden in geschillen waarbij deze stedenbouwkundige vergunning, zelfs maar zijdelings, betrokken is. (Tuchtraad Gent, 14 maart 2012, onuitgegeven.). Ik voeg deze geanonimiseerde sententie als bijlage.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie