Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 457
Hoewel een advocaat in principe zou kunnen optreden voor én tegen familieleden verder dan de derde graad, het toch delicaat blijft, zeker in familiezaken. De advocaat dient de vereiste onafhankelijkheid te waarborgen, wat gezien de familiale band niet evident is. Daarenboven dient de advocaat tevens eerlijk en oprecht te oordelen of hij de zaak in alle objectiviteit en sereniteit kan verdedigen. In een familiekwestie zal wellicht niet of moeilijk voldaan kunnen worden aan deze vereisten. Het lijkt raadzaam dat de advocaat zich terugtrekt als raadsman.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Uw vraagt luidt als volgt:
“Het betreft een familiekwestie waarin advocaat X (balie A) raadsman is van partijen a, b, c en d – allen broers en zussen.
Advocaat Y (balie B) is raadsman van partij e, nog een andere broer van partijen a, b, c en d (dus 4 broers en zussen tegen 1 broer).
Advocaat Y is een neef van alle partijen en treedt dus in principe op zowel VOOR als TEGEN familieleden (de moeder van advocaat Y is de zus van de vader van partijen a, b, c, d en e).
Advocaat X vraagt dat advocaat Y zich uit het dossier zou terugtrekken.
Advocaat Y weigert dit echter op basis van het argument dat het gebruik dat advocaten niet optreden VOOR familieleden slechts geldt tot in de derde graad (= stelling advocaat Y).
Advocaat X stelt echter dat het probleem er niet zozeer in bestaat dat advocaat Y optreedt als raadsman VOOR familielid e, doch wel omdat hij optreedt als raadsman TEGEN familieleden a, b, c en d (en daarmee de facto ook tegen zijn oom – i.e. de vader van partijen a, b, c, d en e).
Quid?”
Advies
Ik verleen u volgend advies.
Het is, zoals mr. Y stelt, gebruikelijk dat advocaten niet pleiten voor familieleden tot in de derde graad. In dat verband verwijs ik naar de omzendbrief van stafhouder H. SEGERS van Antwerpen d.d. 6 juni 1979 die als volgt luidt:
“Optreden voor familie.
Voor zover als nodig, herinner ik er dan ook aan dat de onafhankelijkheid van de advocaat ten opzichte van de hem toevertrouwde belangen tot gevolg heeft dat hij zich ervan moet onthouden voor zichzelf te pleiten, voor zijn ouders, zijn kinderen of echtgenote.
Wat andere familieleden betreft, zal iedere advocaat naar eigen inzicht oordelen of de zaak niet te persoonlijk en eventueel te passioneel geladen is om een objectieve verdediging te kunnen waarnemen en in geval van twijfel zal hij best de stafhouder raadplegen.
Overtreding van deze deontologische regel kan aanleiding geven tot disciplinaire vervolgingen.” (eigen markering)
Het is aldus een advocaat in principe niet verboden op te treden in familiale geschillen van neven en nichten. Hierbij moet hij steeds persoonlijk oordelen of hij volledig onafhankelijk kan optreden, zonder zich door zijn cliënt-familielid te laten beïnvloeden. Het is immers niet uitgesloten dat hij omwille van de familiale band beschikt over bepaalde voorkennis of informatie, waardoor zijn onafhankelijkheid in het gedrang komt. (E. BOYDENS, “De onafhankelijkheid van de advocaat” in X. (ed.), Deontologie. Handboek voor de advocaat-stagiair 2012-2013, Mechelen, Kluwer, 2012, nr. 45).
Bij uitbreiding geldt deze redenering eveneens voor het optreden tegen een familielid. De advocaat moet in de eerste plaats in eer en geweten uitmaken of hij een zaak tegen een familielid volledig onafhankelijk kan verdedigen. Daarenboven dient hij te oordelen of hij in alle objectiviteit en sereniteit kan optreden.
Volledigheidshalve merk ik op dat mr. Y niet zou mogen optreden tegen partijen a, b, c en/of d indien hij in het verleden reeds voor (één van) hen is opgetreden in dezelfde aangelegenheid of een die daarmee nauw verband houdt.
Besluitend meen ik dat hoewel mr. Y in principe zou kunnen optreden voor én tegen familieleden verder dan de derde graad, het toch delicaat blijft, zeker in familiezaken, om op te treden. De advocaat dient de vereiste onafhankelijkheid te waarborgen, wat gezien de familiale band niet evident is. Daarenboven dient de advocaat tevens eerlijk en oprecht te oordelen of hij de zaak in alle objectiviteit en sereniteit kan verdedigen. Aangezien het geschil in casu een familiekwestie betreft vrees ik dat niet of toch zeker moeilijk kan voldaan worden aan deze vereisten. Het lijkt me derhalve raadzaam dat mr. Y zich terugtrekt als raadsman van partij e.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie