Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 451
Een Belgisch advocatenkantoor wil een netwerk aangaan met een Nederlands advocatenkantoor – voorlegging van de ontwerpovereenkomst aan de stafhouder:
- de vermelding op het briefpapier van de respectieve kantoren “i.s.m. advocatenkantoor X” (Belgisch kantoor) enerzijds en anderzijds “i.s.m. Y” (Nederlands kantoor) wekt niet de indruk dat de advocatenkantoren een associatie of groepering vormen;
- de doorverwijzing is preferentieel zodat er absoluut geen sprake is van exclusiviteit.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
U legt mij een ontwerpovereenkomst voor die een confrater van uw balie wil tekenen met een Nederlands advocatenkantoor.
Advies
Bij de lezing van het contract blijkt dat partijen de bedoeling hebben een netwerk aan te gaan. Een netwerk is één van de vormen van samenwerkingsverband zoals voorzien in het reglement van 8 november 2006 op de samenwerkingsverbanden tussen advocaten en eenpersoonsvennootschappen van advocaten. Het netwerk wordt er gedefinieerd als “een samenwerkingsverband waarvan de leden onafhankelijk van elkaar het beroep van advocaat uitoefenen, doch waarbij de leden bij hun cliënteel de andere leden van het netwerk aanbevelen”.
De overeenkomst voorziet niet in het delen van winsten of verliezen of inbreng van een beroepsbeoefening. Evenmin wordt een wijze van kostendeling bij de organisatie van de gemeenschappelijke diensten voorzien in de overeenkomst. Derhalve dient de voorgenomen samenwerking gecatalogeerd te worden als een netwerk in de zin van het voormeld reglement.
Gemakshalve herneem ik het artikel van de voorgenomen overeenkomst:
“1.
Partijen komen overeen, onder opschortende voorwaarde van akkoord van de Orde van Advocaten te ..., tot het aanbrengen van een vermelding op hun respectievelijke briefhoofding, publiciteitsbrochures en website dat zij gebruikelijk samenwerken bij grensoverschrijdende geschillen.Op het briefhoofd van de kantoren zal respectievelijk vermeld worden: “i.s.m. advocatenkantoor X” (Belgisch kantoor) enerzijds en anderzijds “i.s.m. Y” (Nederlands kantoor).”
Het voornoemd reglement van 8 november 2006 bepaalt dat indien leden van het netwerk hun deelname aan het netwerk op hun briefpapier vermelden, dergelijke vermelding steeds zo zal gebeuren dat bij het publiek niet de indruk wordt gewekt dat de advocaat binnen een associatie of groepering werkzaam is.
Het komt mij voor dat de loutere vermelding “i.s.m. ...” niet de indruk wekt dat de advocatenkantoren een associatie of groepering vormen. De indruk dat partijen een associatie of groepering hebben aangegaan zou kunnen gewekt worden door de wijze van voorstelling op het briefpapier doch hiervan kan ik mij niet uitspreken bij gebreke aan ontwerp van briefpapier.
Ik ga er evenwel vanuit dat de melding “i.s.m. ...” geen verwarring zal teweegbrengen.
Wel stel ik vast dat mr. X melding maakt dat hij zowel in A als in B een vestiging heeft. Hij zal dus tevens het akkoord moeten vragen van de stafhouder van B overeenkomstig artikel 5.1 van het reglement van 8 november 2006 betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten en betreffende de eenpersoonsvennootschappen van advocaten.
“2.
Publiciteit waarin melding wordt gemaakt van een verwijzing naar de contractspartner zal voorafgaandelijk worden voorgelegd ter goedkeuring aan de andere partij. Indien de andere partij bezwaar maakt, zal de vermelding van de samenwerking of verwijzing naar de overige partij niet worden opgenomen.”
Een advocaat mag publiciteit voeren of laten voeren voor zover dit niet in strijd is met enige wettelijke bepaling en/of reglement waaronder het reglement van 4 juni 2003 inzake publiciteit. Een advocaat valt onder de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen.
Deze wet zal bij het voeren van publiciteit eveneens in aanmerking worden genomen door de advocatenkantoren.
Het voorgenomen artikel 2 van de overeenkomst van samenwerking is mijns inziens volledig aanvaardbaar.
“3.
Partijen zetten hun jarenlange de facto bestaande samenwerking houdende preferentiële doorverwijzing van cliënten naar elkaar m.b.t. grensoverschrijdende adviesverlening en/of procedurevoering voor onbepaalde tijd verder.”
De doorverwijzing is preferentieel zodat er absoluut geen sprake is van exclusiviteit. Met het voorgenomen artikel 3 heb ik geen probleem.
“4.
Elk der partijen kan onderhavige overeenkomst beëindigen mits respectering van een opzegtermijn van drie maanden.”
Ook dit artikel maakt mijns inziens geen probleem uit.
“5.
In geval van betwisting komen partijen overeen het geschil voor te leggen aan respectievelijk de stafhouder van de Orde van Advocaten te X en de deken van de Orde van Advocaten te Y.”
De overeenkomst dient mijns inziens ook voorgelegd te worden aan de stafhouder van B conform het reglement van 8 november 2006.
Evenwel kan ik aannemen dat in geval van betwisting partijen overeenkomen dat het geschil wordt voorgelegd aan slechts één stafhouder en een deken.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie