Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 449
Een advocaat die zijn belangen zelf behartigt bij de invordering van een niet-betaalde ereloonstaat beschikt niet over de nodige onafhankelijkheid en/of (zelf)kritiek die noodzakelijk is voor het behartigen van een zaak voor de rechtbank - een vennoot van de V.O.F (van die advocaat) kan niet optreden in rechte voor een andere vennoot van de V.O.F. Volgens de artikelen 3.6 en 4.7 van het reglement op de samenwerkingsverbanden kan een advocaat de belangen niet behartigen van een lid van een groepering of een associatie. Ook een medewerker en/of een stagiair met dat kantoor verbonden, kan moeilijk optreden.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Ik refereer aan het schrijven van mr. X van 26 november 2012 waarbij u advies vraagt over volgende aangelegenheid:
Een advocaat van de balie te A oefent haar beroep uit onder de vorm van een vennootschap onder firma (V.O.F.). Een ereloonstaat, verschuldigd door een rechtsbijstandsverzekeraar, wordt niet betaald. Er wordt overgegaan tot dagvaarding waarbij de V.O.F in rechte wordt vertegenwoordigd door één van de vennoten van de V.O.F, bewuste confrater aan balie A. De raadsman van de rechtsbijstandsverzekeraar stelt zich hieromtrent vragen en richt zich tot zijn stafhouder. Bewuste stafhouder contacteert onze stafhouder en verwijst daarbij naar art. 3.6 en 4.7 van het reglement van 8 november 2006 betreffende samenwerkingsverbanden tussen advocaten en betreffende eenpersoonsvennootschappen van advocaten waarin wordt gesteld dat een advocaat die in een associatie/groepering werkzaam is niet als advocaat van de groepering in rechte kan optreden terwijl er wordt aan toegevoegd dat vermits het in casu om een V.O.F gaat, het er eigenlijk op neer komt dat bewuste advocaat haar eigen ereloon invordert! Bewuste advocaat van balie A merkt op dat het departement deontologie van de Orde van Vlaamse Balies reeds in 2005 oordeelde dat de oude regel dat het ongepast is een eigen ereloonstaat in rechte te bepleiten nog bezwaarlijk kan toegepast worden en voorbijgestreefd is door de omstandigheden. Dit zou, aldus bewuste advocaat, wellicht ook de reden zijn waarom het ondertussen toegelaten is dat advocaten hun eigen staten mogen invorderen en bepleiten. Voormeld artikel zou, aldus nog steeds dezelfde advocaat, niet van toepassing zijn op de procedure m.b.t. het invorderen van ereloonstaten. Het advies waarnaar wordt verwezen is het advies van het departement deontologie van 2 juni 2005 (1/OVB/dep. deontologie 243) waarin onder meer te lezen staat: “in ieder geval kan niet worden gezegd dat een cliënt steeds verplicht zou zijn een tweede advocaat te nemen om het recht van vergoeding van de staat van kosten en ereloon van hun eerste advocaat te kunnen effectueren.” Nu deze problematiek het domein van onze balie overstijgt had ik, in samenspraak met stafhouder Y, graag uw mening m.b.t. deze kwestie gekend.
Advies
Ik verleen u hierbij volgend advies:
Ik ben niet in het bezit van de dagvaarding of enig stuk van de onderliggende problematiek en de Orde van Vlaamse Balies houdt ook geen stukken bij m.b.t. adviezen zodat ik geen vergelijking kan maken met de elementen die aan de basis lagen van het advies 243 dat gegeven werd in 2005. Maar het komt mij voor dat de zaken alleszins niet vergelijkbaar zijn. In onderhavige aangelegenheid treedt een V.O.F. (advocatenkantoor) zelf in rechte op en wordt vertegenwoordigd door één van de vennoten van de V.O.F. Het advies van 2005 betreft een aangelegenheid waarbij een advocaat optrad als raadsman van de verzekerde tegen de verzekeraar en waarbij dekking werd gevraagd en tevens vergoeding van de staat van ereloon en kosten. De situatie is dus wel degelijk verschillend.
Bij de lezing van uw brief van 26 november 2012 blijkt dat een advocaat van balie A een rechtsbijstandsverzekeraar heeft gedagvaard in betaling van een onbetaalde ereloonstaat. Overeenkomstig artikel 6.3 van het EVRM heeft eenieder het recht zichzelf te verdedigen. Artikel 6.3 van het EVRM heeft het weliswaar over personen die wegens een strafbaar feit worden vervolgd. Maar de regel kan worden doorgetrokken naar burgerlijke zaken.
Evenwel treedt een advocaat dan niet op als advocaat, doch als particuliere ondernemer die een vordering stelt. Hij kan dan ook geen vertrouwelijke briefwisseling voeren met de raadsman van de rechtsbijstandsverzekeraar en/of bv. in toga gaan pleiten. Derhalve zal hij ook niet kunnen vermelden dat hij optreedt voor zichzelf als advocaat.
Het hoeft verder geen betoog dat het niet aangewezen is dat een advocaat voor zichzelf optreedt. Deze regel is ingegeven door de onafhankelijkheid doch ook door de waardigheid van het beroep. Het stemt niet met de waardigheid overeen dat een advocaat als eiser of verweerder zijn eigen zaak zou pleiten. Bepaalde auteurs gaan zelfs verder:
Een advocaat mag dus niet optreden en pleiten voor de rechtsmachten in zijn eigen zaak, ook niet wanneer hij niet in toga verschijnt. Dit geldt zowel in burgerlijke als in strafzaken. Ook erelooninvorderingen pleit men nooit zelf. Bepaalde auteurs houden voor dat deze regel niet bepaald is ingegeven door de onafhankelijkheid maar wel door de waardigheid van het beroep, en dat het niet met de waardigheid overeenstemt dat een advocaat als eiser of verweerder zijn eigen zaak zou pleiten.
Het komt mij alleszins voor dat een advocaat die zijn belangen zelf behartigt niet over de nodige onafhankelijkheid en/of (zelf)kritiek beschikt die noodzakelijk is voor het behartigen van een zaak voor de rechtbank.
Ook de rechters vinden een optreden van een advocaat die voor zichzelf pleit ongepast
De tussenkomst van een kantoorgenoot/vennoot is niet mogelijk. Het reglement op de samenwerkingsverbanden is hier duidelijk van toepassing. Een advocaat kan de belangen niet behartigen van een lid van een groepering of een associatie (art. 3.6 of 4.7 van het reglement op de samenwerkingsverbanden). Hier ook speelt het gebrek aan onafhankelijkheid en de waardigheid een rol.
Als besluit meen ik dat een vennoot van de V.O.F niet kan optreden in rechte voor een andere vennoot van de V.O.F. Het reglement op de samenwerkingsverbanden is hierover duidelijk. Een advocaat kan de belangen niet behartigen van een lid van een groepering of een associatie. Hier ook speelt het gebrek aan onafhankelijkheid en de waardigheid een rol.
Aan de hand van dezelfde principes kan een medewerker en/of een stagiair, met dat kantoor verbonden, moeilijk optreden.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie