Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 442
Het gebruik maken van bewijsmateriaal waarvan de advocaat weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat het onrechtmatig werd verkregen of dat het bezit ervan precair is, kan vanuit deontologisch oogpunt worden beschouwd als een tekortkoming aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid - een bijzonder mandaat van de cliënt tot het aanwenden van de overhandigde stukken kan de positie en eigen verantwoordelijkheid van de advocaat niet opheffen of vergoelijken - door het louter gebruik van twijfelachtige stukken op zich wordt de advocaat geen mededader in de zin van de strafwet. Evenmin kan een advocaat vervolgd worden voor heling van documenten aangezien de advocaat de stukken niet ten persoonlijke titel maar als advocaat bezit, op precaire wijze en voor rekening van de cliënt.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Advocaat X. werd in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand aangesteld om een beklaagde bij te staan in een strafzaak (beroep). Deze beklaagde wordt vervolgd wegens lasterlijke aangifte opzichtens drie politie-inspecteurs.
De betrokken inspecteurs hebben zich burgerlijke partij gesteld en vorderen schadevergoeding onder meer wegens de beweerde impact van de lasterlijke aangifte op hun professionele loopbaan.
Advocaat X. wordt via zijn cliënte in het bezit gesteld van briefwisseling, onder meer uitgaande van de Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de lokale politie alsook van de Procureur des Konings te ...; deze documenten zijn dus aan derden gericht.
Deze stukken zouden voor de beklaagde interessant en relevant kunnen zijn, in die zin dat hiermee in het kader van de hangende strafzaak eventueel zou kunnen worden aangetoond dat de burgerlijke partijen zich in de uitoefening van hun beroep ook in andere aangelegenheden aan onregelmatigheden zouden hebben bezondigd, waardoor het in de redenering van de beklaagde niet zo evident is dat zij schade hebben geleden ingevolge de mogelijke lasterlijke aangifte vanwege beklaagde.
De vraag is thans of het advocaat X. vanuit deontologisch oogpunt en in het licht van een eventuele strafrechtelijke aansprakelijkheid toegestaan is gebruik te maken van deze stukken.
Advies
Het gebruik maken van bewijsmateriaal waarvan de advocaat weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat het onrechtmatig werd verkregen of dat het bezit ervan precair is, kan – vanuit deontologisch oogpunt – worden beschouwd als een tekortkoming aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid.
Een bijzonder mandaat van de cliënt tot het aanwenden van de overhandigde stukken kan de positie en eigen verantwoordelijkheid van de advocaat niet opheffen of vergoelijken.
De vrijheid van pleidooi houdt niet in dat onrechtmatig of dubieus verkregen stukken, zoals bijvoorbeeld documenten verkregen via diefstal of afkomstig van een lopend straf- of tuchtonderzoek, of vallend onder een beroepsgeheim of een andere geheimhoudingsverplichting, zouden mogen worden aangewend.
Vanuit deontologisch oogpunt is de grootste terughoudendheid aan te bevelen.
Inzake de persoonlijke al dan niet strafrechtelijke aansprakelijkheid van een advocaat in zulk geval is het moeilijk zich uit te spreken en is de casuïstiek zeer breed.
Het parket kan een advocaat betrekken in een strafonderzoek aangaande de herkomst van onrechtmatig verkregen stukken en heeft zulks in het verleden ook reeds gedaan.
Echter, (cfr. J. STEVENS, Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer, 1997, 715) door het louter gebruik van twijfelachtige stukken op zich wordt de advocaat geen mededader in de zin van de strafwet. Evenmin kan een advocaat vervolgd worden voor heling van documenten aangezien de advocaat de stukken niet ten persoonlijke titel maar als advocaat bezit, op precaire wijze en voor rekening van de cliënt. Volgens J. STEVENS (p. 792) is het in principe de cliënt die het dossier samenstelt maar behoort het aan de advocaat om medewerking aan een deloyale handeling te verhinderen of te vermijden.
De advocaat zal dus de eerste rechter zijn bij het beoordelen van de legaliteit en opportuniteit van het aanwenden van stukken, overgemaakt door zijn cliënt, en deze toetsen aan voormelde beginselen.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie