Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 440
Het principe van de vertrouwelijkheid moet strikt worden toegepast. Dit betekent onder meer dat een vertrouwelijke brief niet mag worden bijgebracht en tevens in besluiten of pleidooien er niet in concreto naar mag worden verwezen, noch met vermelding van de datum, noch in algemene bewoordingen. Evenmin mag uit de brief worden geciteerd of de inhoud ervan worden weergegeven of omschreven, zowel met betrekking tot hetgeen in de brief vermeld staat als tot hetgeen er niet in zou vermeld staan - de loyaliteitsverplichting betekent dat de advocaat in zijn besluiten en pleidooi niets mag beweren dat strijdig is met de pertinente en onbetwiste inhoud van een vertrouwelijke brief.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Vennootschap T. vordert van vennootschap L. betaling van prestaties uitzendarbeid en gaat over tot dagvaarding. In het kader van deze procedure betwist L. dat er prestaties zouden verricht zijn door T.
Advocaat X., raadsman van T., maakt gebruik van een schrijven gedateerd 15.12.1999 van advocaat Y (gericht aan de voorganger van advocaat X.) waarin deze de afrekening betwist doch niet het principe der prestaties.
Eerder beslisten de betrokken stafhouders:
- dat het schrijven van 15.12.1999 als vertrouwelijk moet worden gekwalificeerd;
- dat aan advocaat X. verbod wordt opgelegd het schrijven in rechte aan te wenden;
- dat advocaat Y. op basis van de loyaliteitsverplichting niet mag ontkennen dat hij kort na dagvaarding aan de voorganger van advocaat X. een schrijven heeft gericht waarin het feit dat in opdracht van zijn cliënte –in omvang niet vaststaande– uitzendprestaties werden verricht, niet werd betwist.
Advocaat X. heeft thans conclusies opgesteld waarin gesteld wordt:
“(...) de toenmalige raadsman van verweerster heeft kort na de dagvaarding een schrijven gericht aan de toenmalige raadsman van concluante waarin het feit dat in opdracht van verweerster (in omvang niet vaststaande ) uitzendprestaties werden verricht, niet betwist wordt.”
De vraag rijst thans of de handelswijze van advocaat X. strookt met de eerdere beslissing van de stafhouders en op welke wijze inhoud en uitvoering moet gegeven worden aan de hoger geschetste verplichting tot loyaliteit die rust op advocaat Y.
Advies
De stafhouders hebben terecht beslist dat de brief van 15.12.1999 een vertrouwelijk karakter heeft. Het principe van de vertrouwelijkheid moet bovendien strikt worden toegepast.
Dit betekent onder meer dat de brief niet mag worden bijgebracht maar tevens dat in besluiten of pleidooien er niet in concreto naar mag worden verwezen, noch met vermelding van de datum (15.12.1999) noch in algemene bewoordingen (een vertrouwelijk schrijven na dagvaarding) en dat evenmin uit de brief mag worden geciteerd of de inhoud ervan mag worden weergegeven of omschreven, zowel met betrekking tot hetgeen in de brief vermeld staat als tot hetgeen er niet in zou vermeld staan.
Degene die een vertrouwelijk schrijven opstelt en richt aan een confrater mag er van uitgaan dat voormelde beginselen door de aangeschreven confrater worden gehanteerd en houdt hiermee overigens zelf impliciet rekening bij de redactie van de brief, ook naar de inhoud ervan.
De loyaliteitsverplichting betekent anderzijds in casu onder meer dat advocaat Y. in zijn besluiten en pleidooi niets mag beweren dat strijdig is met de pertinente en onbetwiste inhoud van de betrokken vertrouwelijke brief.
De ratio van de loyaliteitsregel is (zie J. STEVENS, Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen, Antwerpen, Kluwer, 654.) dat niet kan worden toegestaan dat de leden van de balie misbruik zouden maken van de regel van de confidentialiteit om de tegenstrever te verschalken en dat men dingen zou aanvoeren in de debatten waarvan men perfect weet uit confidentiële briefwisseling dat zij onwaar zijn.
Deze plicht houdt dus in, aldus J. STEVENS, dat het een advocaat naar omstandigheden niet is toegestaan om een vertrouwelijk gegeven dat blijkt uit confidentiële briefwisseling, te ontkennen, waarvan hij uit eigen weten weet dat het waar is.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie