Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 431
Een advocaat onthoudt zichzelf ervan zijn persoonlijke, directe of indirecte belangen in burgerlijke, disciplinaire en strafzaken te verdedigen. Deze regel druist in tegen artikel 6.3 EVRM, doch ook met de bepaling van artikel 440 Ger. W. De onafhankelijkheid van de advocatuur tegenover de belangen die hem zijn toevertrouwd vormen één van de grondslagen van de plichtenleer van de balie en van het aanzien dat de balie geniet. Zowel door reglementen van plichtenleer als wegens eerbiediging van vastgelegde gebruiken mogen de gezagsorganen aan de advocaten, zelfs buiten de uitoefening van hun beroep, bijzondere plichten opleggen die niet aan de gewone burger als zodanig ten laste vallen – de stafhouder kan aan een advocaat de verplichting opleggen zijn belangen te laten behartigen door een ander advocaat.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een confrater heeft een geschil met zijn gewezen kantoorgenote met wie hij een samenwerkingsverband had. De confrater verdedigt zichzelf en weigert een eigen raadsman aan te stellen om zijn belangen te behartigen.
De gewezen kantoorgenote wordt verdedigd door twee confraters.
De confrater beklaagt er zich over dat de raadslieden van zijn gewezen kantoorgenote hem brieven stuurden ‘met gevoelige elementen en welke dan onderschept worden door hetzij zijn echtgenote, hetzij ander personeel’. De confrater weigert nog steeds na uw aandringen een raadsman aan te stellen. U stelt de vraag hoe de confrater kan gedwongen worden een eigen raadsman te gelasten zowel in de dossiers aangaande de contractuele aangelegenheid als wat betreft de mogelijke deontologische problemen die zich zouden aandienen.
Advies
Ik zal u niet verhelen dat de confrater die weigert zich te laten bijstaan door een raadsman bijzonder slecht geplaatst is om zich te beklagen over het feit dat hij rechtstreeks wordt aangeschreven door de raadslieden van zijn gewezen kantoorgenote.
Terecht stelt u dat het aangewezen zou zijn dat de confrater in kwestie een advocaat aanstelt.
Artikel 6.3 (c) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens garandeert de beklaagde in beginsel het recht om zichzelf te verdedigen. Het recht van de beklaagde om zichzelf te verdedigen is echter geen absoluut recht en kan worden beperkt omwille van een relevante en voldoende reden in het belang van de goede rechtsbedeling. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt zich bovendien, wat betreft de beperkingen van het recht om zichzelf te verdedigen, terughoudend op en laat de lidstaten een nationaal beoordelingsvermogen1. De beklaagde is zelf verantwoordelijk voor fouten in de procedure die het gevolg zijn van het feit dat hij zichzelf wenste te verdedigen, rekening houdend met zijn capaciteiten en kennis.2 Uiteraard is in deze zaak niemand beklaagd (hoewel u wel verwijst naar ‘mogelijke deontologische problemen’).
Algemeen wordt in België aangenomen dat de advocaat zichzelf ervan zal onthouden zijn persoonlijke, directe of indirecte belangen in burgerlijke, disciplinaire en strafzaken te verdedigen. Deze regel druist in tegen artikel 6.3 EVRM vermeld, doch ook met de bepaling van artikel 440 Ger. W. De onafhankelijkheid van de advocatuur tegenover de belangen die hem zijn toevertrouwd vormen één van de grondslagen van de plichtenleer van de balie en van het aanzien dat de balie geniet. Zowel door reglementen van plichtenleer als wegens eerbiediging van vastgelegde gebruiken mogen de gezagsorganen aan de advocaten, zelfs buiten de uitoefening van hun beroep, bijzondere plichten opleggen die niet aan de gewone burger als zodanig ten laste vallen. De auteurs geven op een algemene wijze de aanbeveling aan de advocaat om zich te onthouden van te pleiten in zijn zaak.3
In het licht van bovenstaande komt het mij dan ook voor dat u als stafhouder aan de confrater de verplichting kunt opleggen zijn belangen te laten behartigen door een ander advocaat.
Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie
1 EHRM 15 november 2001, Correira D. Matos/tegen Portugal
2 EHRM, 22 juni 1993, Melin/Frankrijk
3 E. BOYDENS, “De onafhankelijkheid van de advocaat” in Handboek van de advocaat-stagiair – deontologie – communicatie, burgerlijk procesrecht, strafprocesrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 52.