Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 430

Het proberen werven van cliënten vormt geen oneerlijke handeling op zich want cliënteel is een res nullius en het beginsel van economische vrijheid belet een verkoper of een verlener van diensten rechten ten aanzien van zijn cliënt op te eisen - de vermelding van namen van concurrenten onder de vermelding van een advocaat op een websitepagina maakt geen daad van rechtsmisbruik of parasitisme uit - de vermelding van de naam van een advocaat in een rubriek van vergelijkende advocaten is niet strijdig met de Wet van 2 augustus 2002 op de vrije beroepen - een algemene beperking van de wervingspubliciteit van een advocaat is niet noodzakelijk om een goede uitoefening van het beroep van advocaat te kunnen verwezenlijken

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Advocaten worden door een bedrijf T gecontacteerd via een advertentie. Gemakshalve herneem ik deze advertentie die u mij toezond.

“T * offerteaanvragen op maat

Wij hebben nieuwe klantcontacten voor u

Aanvragen voor advocaten in Brussel. Ontvang € 50 gratis klantcontacten

Geachte mr. ...,

Bent u geïnteresseerd in nieuwe opdrachten? Wij genereren veel aanvragen voor advocaten en zijn momenteel op zoek naar nieuwe partnerbedrijven in Brussel die deze offerteaanvragen via a-v.be kunnen omzetten in opdrachten.

Nieuwe klanten binnenhalen, eenvoudig en effectief

Meld u vandaag nog aan als T-partner. U ontvangt offerteaanvragen voor advocaten in Brussel en u kunt meteen beginnen met het binnenhalen van opdrachten.

Ontvang uw eerste offerteaanvragen gratis

Als nieuwe T-partner profiteert u niet alleen van kwalitatieve klantcontacten. Wij sturen ook uw eerste klantcontacten helemaal gratis om onze service te testen. Bevalt het niet, meld u zich direct weer af en bent u binnen 24 uur van onze websites verwijderd. Bevalt het wel, betaalt u daarna gewoon een vaste lage prijs per offerteaanvraag.

Geïnteresseerd? Laat vrijblijvend uw contactgegevens achter en één van onze medewerkers neemt spoedig contact met u op. Naar het contactformulier.

Met vriendelijke groeten.”

Offerteaanvragen van potentiële cliënten worden bezorgd aan zes advocaten in de regio. De webpagina maakt ook melding van “veel gestelde vragen”. Hierin lees ik:

Zijn er kosten verbonden aan het aanvragen van juridisch advies offertes? Nee, deze service is geheel gratis en vrijblijvend. De bedrijven betalen een kleine vergoeding per ontvangen offerteaanvraag voor een advocaat.”

A-v.be is een onderdeel van T, die vergelijkingswebsites over de hele wereld beheert. De bedoeling van T is potentiële cliënten toe te laten advocaten te vergelijken. Het vergelijkingsvoorstel van T “a- v.be” is niet uniek. Wie in de Goudengids de gegevens van een advocaat opzoekt zal onder de naam van de advocaat vaak een lead “interessante bedrijven in de buurt” aantreffen met de namen van andere confraters.

De vraag rijst onder meer of dergelijke publiciteit al dan niet wettelijk toegelaten is en/of advocaten die een overeenkomst met T of een gelijkaardig bedrijf ondertekenen al dan niet een reglement/wettelijke regel overtreden.

Advies

Het is een advocaat uiteraard niet toegelaten zijn ereloon te delen met een derde, zoals een zaakaanbrenger. Een advocaat dient zich tevens te onthouden aan een derde mee te delen of hij al dan niet door een (potentieel) cliënt werd aangezocht of dat een cliëntenrelatie is tot stand gekomen. Uit de door u verstrekte advertentie blijkt dat T enkel offerteaanvragen aanreikt aan potentiële cliënten. Advocaten die met T scheep gaan krijgen offerteaanvragen. Ik kan uit de voorliggende stukken ook niet afleiden dat na het tot stand komen van een advocaat–cliëntenrelatie via T, deze (i) hiervan weet heeft en (ii) hiervoor nog een vergoeding zou ontvangen. Ik heb de indruk dat de rol van T zich enkel beperkt om de offerteaanvragen te bezorgen aan een paar advocaten.

Advocaten die met T in zee gaan wensen duidelijk hiermede publiciteit te voeren en cliënten te werven.

Het reglement inzake publiciteit van 18 september 2002 en 4 juni 2003 stipuleert dat een advocaat publiciteit mag voeren of laten voeren, voor zover deze niet in strijd is met enige rechtsnorm, in het bijzonder met het reglement publiciteit. Het is aan de advocaat niet toegestaan misleidende publiciteit te voeren.

Artikel 3, §1 luidt als volgt:

“het is een advocaat niet toegestaan in een lopende zaak bewust en onuitgenodigd cliënteel dat door een andere advocaat wordt bijgestaan, door publiciteit af te werven of dat te pogen.”

Artikel 3, §2 bepaalt:

“het is een advocaat niet toegestaan publiciteit te voeren door een gepersonaliseerd dienstenaanbod voor een bepaalde zaak of een dossier zonder daartoe te zijn uitgenodigd.”

Verordeningen van Ordes (zoals de Orde van Advocaten) in de economische sfeer, die mededingingsbeperkende gevolgen hebben of kunnen hebben, zijn niet verboden voor zover ze niet verder gaan dan noodzakelijk voor de verzekering van de goede uitoefening van het beroep van advocaat.1

Een algemene beperking van de wervingspubliciteit werd dan ook door het Hof van Justitie verboden. Het Hof besliste op 6 april 2011 dat artikel 24, lid 1 van de richtlijn 2006/123/EG en de raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, aldus dient te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de beoefenaars van een reglementair beroep verbiedt actief cliënten te werven. In dit opzicht is het reglement van de OBFG, dat wervende reclame in het algemeen verbiedt, mogelijk strijdig met de Europese regelgeving. Een algemene beperking van de wervingspubliciteit van een advocaat lijkt mij ook niet noodzakelijk om de goede uitoefening van het beroep van advocaat te kunnen verwezenlijken. Artikel 3 van het OVB-reglement inzake publiciteit2 bepaalt wel dat het een advocaat niet toegestaan is publiciteit te voeren door een gepersonaliseerd dienstenaanbod voor lopende zaken of in een welbepaald dossier zonder daartoe te zijn uitgenodigd. Tevens is het een advocaat niet toegestaan in een lopende zaak bewust en onuitgenodigd cliënteel dat door een andere advocaat wordt bijgestaan, door publiciteit af te werven of dat te pogen. Deze bepalingen zijn mijns inziens wel van wezenlijk belang voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat. Het afwerven van een cliënt in een lopende zaak zou onder meer de destabilisatie van de cliënt teweeg kunnen brengen en een ernstige ontregeling van de procedure voor gevolg kunnen hebben. (bv. cascade van opvolgingen)

Een advocaat is uiteraard verantwoordelijk voor de publiciteit die hij voert en kan zich niet verschuilen achter onwetendheid over de wijze waarop de organisator/provider van publiciteit zijn reclame behandelt en voert.

De Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake vrije beroepen is uiteraard ook van toepassing op vrije beroepen.

Deze wet heeft als definitie van “reclame”:

“iedere vorm van mededeling bij de uitoefening van een vrij beroep die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel heeft de afzet van goederen of diensten te bevorderen(...)”.

De wet heeft een aantal aanduidingen om uit te maken of reclame al dan niet misleidend is. De wet definieert als “misleidende reclame”:

“elke vorm van reclame die op enige wijze (...) misleidt of kan misleiden en die door haar misleidend karakter het economisch gedrag kan beïnvloeden, of die daardoor aan een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen.”

Door op een webpagina te refereren aan andere advocaten wordt aan vergelijkende reclame gedaan. “Vergelijkende reclame” wordt immers gedefinieerd als:

“elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd.”

Dergelijke reclame wordt door de wetgever getolereerd op voorwaarde dat zij:

  1. niet misleidend is;
  2. betrekking heeft op goederen of diensten die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd;
  3. betrekking heeft op één of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze goederen en diensten, waartoe ook de prijs kan behoren, die op een objectieve wijze met elkaar worden vergeleken;
  4. die ertoe leidt dat op de markt de adverteerder met een concurrent, of merken, namen of andere onderscheidende kenmerken, goederen of diensten van de adverteerder met die van een concurrent worden verward;
  5. niet de goede naam schaadt van of zich niet kleinerend uitlaat over de merken, namen, andere onderscheidende kenmerken, goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van een concurrent;
  6. voor producten met de benaming van oorsprong in elk geval betrekking heeft op de producten met dezelfde benaming;
  7. geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, naam of ander onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten;
  8. geen goederen of diensten voorstelt als imitatie of namaak van goederen of diensten met een beschermd merk of beschermde naam.

Paragraaf 4 van artikel 6 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomt inzake vrije beroepen bepaalt dat in afwijking van paragraaf 2 van dit artikel de beroepsregulerende overheden volgens de gebruikelijke wijze waarop ze hun deontologische regels vaststellen, de vergelijkende reclame kunnen verbieden of beperken voor zover dit nodig is om de waardigheid en de deontologie van het betrokken vrij beroep te vrijwaren. Zoals reeds aangehaald komt het mij voor dat dergelijke beperkende deontologische regel zich voor de advocatuur niet opdringt tenzij de regels vervat in artikel 3 van het reglement inzake publiciteit van 18 september 2002 en 4 juni 2003.

De beoefenaars van een vrij beroep zijn onderworpen aan de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake vrije beroepen3. Deze wet is nog niet aangepast aan de Europese richtlijn 2005/29/EG (die diende omgezet te worden voor 12 juni 2007 in de Belgische wetgeving; hetgeen nog niet gebeurd is) in de zin dat het geen algemeen verbod op oneerlijke praktijken bevat hoewel de Richtlijn 2005/29/EG een dergelijk verbod voorschrijft. Op 15 december 2011 deed het Grondwettelijk Hof uitspraak over de legimiteit van de uitsluiting van vrije beroepsbeoefenaars uit het toepassingsgebied van de wet marktpraktijken.4

In het principearrest van 6 april 2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof eveneens de artikelen 2, 1° en 2°, en 3, § 2 WMPC artikelen 10 en 11 van de GW schenden in zover ze als gevolg hebben dat de beoefenaars van een vrij beroep, de tandartsen en de kinesisten van het toepassingsgebied zijn uitgesloten.5 Het Hof stelt vast dat de WMPC net zoals de Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende de eerlijke handelspraktijken van de ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, een algemeen verbod aan ondernemingen oplegt om zich schuldig te maken aan oneerlijke marktpraktijken. In tegenstelling tot de richtlijn sluit de WMPC de vrije beroepen uit van haar toepassingsveld.

Het proberen werven van cliënten vormt mijns inziens geen oneerlijke handeling op zich want cliënteel is een res nullius en het beginsel van economische vrijheid belet een verkoper of een verlener van diensten rechten ten aanzien van zijn cliënt op te eisen.6

De vermelding van de naam van een confrater in een rubriek van vergelijkende advocaten is mijns inziens niet strijdig met de Wet van 2 augustus 2002 op de vrije beroepen, tenzij de bijhorende vermeldingen strijdig zouden zijn met de Wet van 2 augustus 2002 (bijvoorbeeld: lasterlijke of misleidende aantijgingen of vermeldingen). Aldus vermeldde destijds de website G.be een rubriek “meer interessante bedrijven in de buurt” onder de adresgegevens van een advocaat. Het woord “meer” was alleszins ongelukkig gekozen en kwam als denigrerend over. Inmiddels blijkt de lead in de reclame van G.be aangepast te zijn en komt het woord “meer” er niet meer in voor.

De vermelding van namen van concurrenten onder de vermelding van een advocaat op een websitepagina maakt mijns inziens geen daad van rechtsmisbruik of parasitisme uit. “Aldus beschouwd, kan overmatig aanleunen, of ‘parasiteren’, slechts onrechtmatig zijn wanneer en voor zover de bevoegde rechter vaststelt dat zulk strijdig is met een op de relevante markt algemeen aanvaard “machtsgebruik”. Het is maar zeer de vraag of een dergelijk mededingingsbeperkend machtsgebruik, zo het al zou bestaan, wel als eerlijk kan worden gekwalificeerd. De norm van de eerlijke machtsgebruiken mag immers niet worden misbruikt ten dienste van een louter eigen belang van gevestigde machtdeelnemers en ten koste van (potentiële) concurrenten en/of afnemers.”7

Op basis van de voor mij liggende publiciteit a-v.be komt het mij voor dat een advocaat niet kan verweten worden cliënten te werven langs deze weg, op voorwaarde evenwel dat de wettelijke bepalingen worden nageleefd en dat hij eveneens de bepalingen van artkel 3 van het reglement inzake publiciteit naleeft. Een algemene beperking van de wervingspubliciteit van een advocaat is mijns inziens niet noodzakelijk om een goede uitoefening van het beroep van advocaat te kunnen verwezenlijken. Dergelijke beperking zou overigens in strijd zijn met de Europese regelgeving. Ik refereer in dit verband aan het eerder gemeld arrest van het Hof van Justitie van 6 april 2011.

Edward Janssens
Bestuurder departement deontologie

1 D. VANDERMEERSCH, De mededingingswet, Mechelen, Kluwer, 2007, 92.
2 Reglement inzake publiciteit 12 september 2002 en 4 juni 2003.
3 B.S., 20 november 2002. Deze wet is nog niet aangepast aan de Europese richtlijn 2005/29/EG (die diende omgezet te worden voor 12 juni 2007 in de Belgische wetgeving; hetgeen nog niet gebeurd is).
4 Grondwettelijk Hof 15 december 2011, nr. 192/2011.
5 Grondwettelijk Hof 6 april 2011, nr. 55/2011.
6 Kh. Namen 29 april 2009, RRD 2008, afl. 129, 525.
7 D. MERTENS, “Het Hof van Cassatie over “parasitaire mededinging” en “aanhaking”, scherpstelling of genadeschot, noot onder Cas. 29 mei 2009”, R.W. 2010-2011, 1560.

Ook interessant

Advies 720

Meer lezen

Advies 636

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen