Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 43
Nationaal reglement 7 januari 1971, Financiële aansprakelijkheid tegenover derden - gerechtsdeurwaarder- toepassing : advocaat vraagt deurwaarder in haar opdrachtbrief de afrekening rechtstreeks aan de cliënt over te maken - advocaat niet persoonlijk gehouden tot de dagvaardingskosten
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Ik dank U voor uw brief van 15 juli ll. en de bijgevoegde stukken.
De zaak betreft dus een opdracht die door een advocaat-lid van uw balie wordt gegeven aan haar gerechtsdeurwaarder met de fax waarbij gevraagd wordt dat de afrekening rechtstreeks aan de cliënte zou worden overgemaakt door de gerechtsdeurwaarder in verband met een dringende dagvaarding van de advocaat die het project aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden (dagvaarding in revindicatie).
De kosten van de dagvaarding (13.269 BEF) worden echter niet door de cliënte betaald en de gerechtsdeurwaarder vraagt betaling aan zijn opdrachtgeefster, de betrokken advocaat, welke ondertussen is opgevolgd en de balie heeft verlaten.
Terecht wordt verwezen naar de bepaling van het Reglement van de Nationale Orde van 7 januari 1971, Financiële aansprakelijkheid tegenover derden, dat bepaalt :
Voor zover de hierna bedoelde kosten binnen een normale termijn aangerekend worden, is de advocaat tegenover de door hem gekozen derden (o.a. de gerechtsdeurwaarder) financieel aansprakelijk voor de opdrachten waarmede hij hen belast, tenzij hij hen vooraf en schriftelijk verwittigd heeft dat deze kosten rechtstreeks aan de cliënt dienden aangerekend te worden.
Dat is juist wat de betrokken advocaat heeft gedaan in haar opdrachtbrief aan de gerechtsdeurwaarder.
Wanneer deze zich dus op de deontologische regel van het Nationaal Reglement wenst te beroepen, moet hij hem ook in zijn volheid aanvaarden.
De gerechtsdeurwaarder vindt het onaanvaardbaar dat hij onmiddellijk moet dagvaarden en het risico moet nemen van de betaling van de kosten.
Het is een situatie echter die zowel bij advocaten als bij gerechtsdeurwaarders regelmatig voorkomt en het verwondert mij enigszins dat de advocaten dit risico er gemakkelijk bijnemen, maar de gerechtsdeurwaarders telkens steigeren wanneer zij (toch niet zo heel dikwijls en dan nog beschermd door de deontologische regel van het reglement in de meeste gevallen), het risico ook moeten nemen.
Vanzelfsprekend heeft de deurwaarder hier een risico genomen en hij was helemaal niet verplicht dat te nemen ; hij had evengoed kunnen weigeren en laten weten aan de betrokken advocaat dat hij niet tot dagvaarding zou overgaan zonder geprovisioneerd te zijn of zonder de zekerheid te verkrijgen van de betrokken advocaat dat zij het risico zou nemen.
Hij heeft m.a.w. blijkbaar een "commercieel gebaar" tegenover zijn cliënt en opdrachtgever, de advocaat, gesteld en ook dat is een investering die een zeker risico waard is.
U spreekt van de noodzaak een wijziging van het reglement van de Nationale Orde door te voeren voor dergelijke situaties.
Ik wil doen opmerken dat de balie van Antwerpen reeds gepoogd heeft een wijziging door te voeren doch in omgekeerde richting, nl. door elke aansprakelijkheid van de advocaat door de staat van derden die hij tracht te geven, te beperken tot enkel de dagvaardings- en de betekeningskosten, een interpretatie die m.i. tegen het Reglement van de Nationale Orde ingaat.
Ik heb daarover een advies gegeven, advies nr. 33 van het departement Deontologie, dat ik hierbij voeg omdat diverse van de onderzochte punten daar aan de orde komen, alsook de rechtspraak, in werkelijkheid een enkel vonnis van de Vrederechter van Fosses-la-Ville van 24 november 1993, dat over de zaak handelt, en waar de mening vooropgesteld wordt dat het Nationaal Reglement terzake een bindende gewoonte is voor de advocatuur, mening die door mij wordt bestreden.
Stafhouder Jo Stevens
Bestuurder departement deontologie