Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 398
Doordat de geadresseerde cliënt een vertrouwelijk voorstel kenbaar maakte in een rechtstreekse brief aan de tegenpartij wordt de vertrouwelijkheid geschonden. Het zou in de praktijk dan ook geen nut meer hebben dat advocaten confidentiële voorstellen formuleren indien de geadresseerde cliënt –na kennis te hebben genomen van het voorstel –de vertrouwelijkheid gewoon zou kunnen negeren, door het voorstel te veruitwendigen in een rechtstreekse brief aan zijn tegenpartij.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
In deze zaak werd een mondeling confidentieel voorstel overgemaakt door A (voorgangster van het kantoor B) aan het kantoor C. Het voorstel was vertrouwelijk zoals blijkt uit de voorgelegde briefwisseling (enerzijds de brief van B d.d. 11 mei 2011 en anderzijds de brief van C d.d. 6 mei 2011 aan stafhouder X). In de brief van 30 april 2011 van de heer D wordt niet expliciet gerefereerd aan het vertrouwelijk karakter van het voorstel, wel wordt op diverse plaatsen verwezen naar: “het minnelijk voorstel van 430.000,00 EUR namens uw raadsman laten overmaken” en “u heeft ons in het kader van onze claim reeds een minnelijk voorstel overgemaakt tot betaling van de som van 430.000,00 EUR aan de vennootschap M en N. Waarbij u m.a.w. schuld erkende en trachtte met deze afkoopsom ons te overtuigen om de volledige claim niet in de rechtsprocedure op te eisen.”
Het kantoor C bespreekt de zaak met haar cliënten en laat hierbij weten dat de inhoud van het voorstel geformuleerd door A vertrouwelijk is. In het kader van het geschil hebben cliënten van A en B een rechtstreekse brief gericht aan de cliënten van C. In antwoord hierop reageerden de cliënten van C rechtstreeks en maakten zij hierbij gewag van het vertrouwelijk voorstel overgemaakt door A. In de brief van de cliënten van C van 30 april 2011 wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan het voorstel als volgt:
“Maar aan de andere kant ons toch een (toch niet kleine maar overigens wat laag) minnelijk voorstel van 430.000,00 EUR namens uw raadsman laten aanmelden” en “u heeft ons in het kader van onze claim reeds een minnelijk voorstel overgemaakt tot betaling van de som van 430.000,00 EUR aan de vennootschappen M en N. Waarbij u m.a.w. schuld erkende en trachtte met deze afkoopsom ons te overtuigen om de volledige claim niet in de rechtsprocedure op te eisen.”
De raadslieden van B menen dat de confidentialiteit van de gesprekken tussen advocaten met zich meebrengt dat de inhoud ervan niet kan geofficialiseerd worden en niet in rechte kan worden gebruikt.
In het voor mij liggend dossier vind ik geen spoor van het standpunt van A. Ik neem echter aan dat dit standpunt wordt weergegeven door B.
De stafhouder meent dat noch het beroepsgeheim noch de principiële vertrouwelijkheid van briefwisseling tussen advocaten wordt geschonden wanneer de geadresseerde van het voorstel in een
brief aan haar tegenpartij schriftelijk naar dit voorstel verwijst. Tevens refereert de stafhouder aan de loyauteitsplicht en aan het feit dat er niet kan betwist worden dat een bedrag van 430.000,00 EUR minnelijk werd aangeboden.
Advies
Besprekingen tussen advocaten van partijen zijn confidentieel tenzij hieraan uitdrukkelijk wordt verzaakt.-(Rb. Luik, 30 november 1971, Jur. Liège, 1971-72, 284; J. Stevens, Regels en gebruik van de advocatuur te Antwerpen, 2de ed.Kluwer, Antwerpen, pag. 656)
De Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel heeft in artikel 148 van haar CODEX uitdrukkelijk voorzien in de vertrouwelijkheid van de inhoud van besprekingen tussen advocaten (Artikel 148 luidt als volgt:
“Onverminderd de toepassingen van de artikelen in verband met de briefwisseling tussen advocaten is de inhoud van besprekingen tussen advocaten vertrouwelijk. Omwille van de loyauteit mag hun bestaan bekend gemaakt worden wanneer het voor de oplossing van een geschil voor een rechtsmacht dienend is. Wenst men het bestaan zelf van die bespreking absoluut vertrouwelijk te houden zullen de advocaten dit van bij het begin uitdrukkelijk melden. Ingeval van twijfel of onenigheid wordt het geschil aan de stafhouder voorgelegd.”
Een gelijkaardige formele regel bestaat niet aan balie ..., maar de uitdrukkelijke melding van het vertrouwelijk karakter van de onderhandelingen is niet vereist. De aard van de onderhandelingen of
de omstandigheden waarin zij gevoerd zijn, zijn kenmerkend om voldoende aanwijzing te zijn. –(J. STEVENS, o.c., pag. 657). In voorliggend dossier kan niet getwijfeld worden aan de vertrouwelijke aard van het voorstel. Het confidentieel karakter blijkt voldoende uit de voorgelegde briefwisseling.
Nu alle partijen het erover eens zijn dat het voorstel confidentieel was dient dit vertrouwelijk karakter gerespecteerd te worden. De aard van de onderhandelingen en de omstandigheden waarin het voorstel is gemaakt, zijn een voldoende aanwijzing dat het voorstel vertrouwelijk geschiedde. Het voorstel werd gedaan door advocaten die het voorstel koppelden aan vertrouwelijkheid. Doordat de geadresseerde cliënt het voorstel kenbaar maakte in een rechtstreekse brief aan de tegenpartij wordt de vertrouwelijkheid geschonden. Het zou in de praktijk dan ook geen nut meer hebben dat advocaten confidentiële voorstellen formuleren indien de geadresseerde cliënt –na kennis te hebben genomen van het voorstel –de vertrouwelijkheid gewoon zou kunnen negeren, door het voorstel te veruitwendigen in een rechtstreekse brief aan zijn tegenpartij. Aldus zou de confidentialiteit geen zin hebben. Dit houdt in dat de brief van 30 april 2011 in rechte niet kan worden aangewend. De toetsing van de loyauteit is marginaal. Zij heeft alleen gekwalificeerd misbruik op het oog. (J. STEVENS, o.c. pag. 656). Er zal niet kunnen worden ontkend dat er geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden.
De verwijzing naar het confidentieel voorstel in de brief van de heer D van 30 april 2011 is niet aanvaardbaar en de kwestieuze brief in welke gewag wordt gemaakt van het vertrouwelijk voorstel kan niet in rechte aangewend worden.
Edward Janssens
Verkozen bestuurder departement deontologie