Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 397
Overheid legt verplichting op om in het kader van aanbestedingen voor overheidsopdrachten voor juridische dienstverlening referenties voor te leggen van cliënten en van dossiers waarin men als advocaat reeds heeft gewerkt - reglement publiciteit - indien de cliënt er geen bezwaar tegen heeft dat hij als referentie wordt gebruikt, dan behoort dit niet langer tot het beroepsgeheim, althans niet binnen de context waarvoor de cliënt zijn instemming geeft.
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Mr. X stelt vragen bij de verplichting om in het kader van aanbestedingen voor overheidsopdrachten voor juridische dienstverlening referenties voor te leggen van cliënten en van dossiers waarin men als advocaat reeds heeft gewerkt. Daarbij wordt ook de identiteit en het telefoonnummer gevraagd van de ambtenaar waarmee men heeft gewerkt, teneinde deze referenties te kunnen controleren.
Mr. X stelt zich vragen met betrekking tot het beroepsgeheim.
Advies
Artikel 5 §1 van het reglement inzake publiciteit laat niet toe dat de advocaat melding maakt van behaalde resultaten, van het aantal zaken dat hij behandelt, van zijn omzet, en zelfs van succespercentages, maar maakt uitdrukkelijk een uitzondering voor gunningsprocedures.
Artikel 5 §2 bepaalt:
Het is de advocaat evenmin toegestaan publiciteit te voeren over zaken die bij hem in behandeling zijn of zijn geweest, over de identiteit van zijn cliënt tenzij mits diens uitdrukkelijke toestemming, of over de aard en omvang van diens belangen.
De precieze vraag van mr. X met betrekking tot de identiteit van de cliënt vindt hier een antwoord. Met toestemming van de cliënt mag de identiteit van de cliënt worden gegeven. In vele gevallen zal men trouwens als referentie een brief van de vroegere of bestaande cliënt vragen, waarin wordt bevestigd dat de advocaat gedurende een bepaalde tijd gelijkaardige zaken voor deze andere cliënt heeft behandeld. Daar is niets op tegen.
Buiten de toestemming van de cliënt moet de advocaat uiteraard het beroepsgeheim in acht nemen en mag hij geen enkel gegeven prijsgeven dat de derde zou toelaten de cliënt of diens zaak te identificeren.
Ik verwijs ook naar de Toelichting bij het reglement inzake publiciteit waarin te lezen staat:
Ook voor de beperkte of openbare gunningsprocedures mogen de vereiste gegevens verstrekt worden, weer met de nodige discretie en, waar nodig, de instemming van de cliënt. Het gaat uiteindelijk telkens niet om werkelijke uitzonderingen op de regel van artikel 5, daar deze slechts betrekking heeft op de publiciteit gevoerd door de advocaat zelf of door derden in zijn opdracht, en bovenvermelde schijnbare uitzonderingen geen publicitair oogmerk hebben.
In de toelichting wordt dus een onderscheid gemaakt tussen reclame aan de ene zijde en het mededelen van gegevens in het kader van een gunningsprocedure aan de andere zijde. Dit laatste wordt volgens de toelichting niet als publiciteit in de zin van het reglement aanzien. Persoonlijk ben ik het daar niet geheel mee eens. Het is m.i. steeds de bedoeling geweest om “publiciteit” in het kader van het reglement ruim op te vatten. Het feit dat in artikel 5 een uitzondering wordt gemaakt voor de gunningsprocedures, toont m.i. aan dat in principe deze vorm van “publiciteit” sensu lato ook onder de toepassing valt van het reglement.
Welke ook de interpretatie weze, deze doet niets af aan de bescherming van het beroepsgeheim, die aan de basis ligt van voormeld artikel 5. Het is niet omdat een gunningsprocedure niet zou onderworpen zijn aan het reglement inzake de publiciteit, dat de onderliggende regel van het beroepsgeheim niet in acht zou moeten worden genomen.
De kern van de zaak ligt mijns inziens in de instemming van de cliënt. Indien de cliënt er geen bezwaar tegen heeft dat hij als referentie wordt gebruikt, dan behoort dit mijns inziens niet langer tot het beroepsgeheim, althans niet binnen de context waarvoor de cliënt zijn instemming geeft. Deze instemming zal wellicht ook makkelijk worden verkregen. Bij overheden en institutionele cliënten is het loutere feit dat een bepaalde advocaat optreedt voor een bepaalde overheid voor een welbepaald soort zaken zelden nog een geheim.
Ik besluit dat met betrekking tot de gegevens die worden gevraagd in het kader van een gunningsprocedure de regels inzake publiciteit en het beroepsgeheim met de nodige soepelheid moeten worden beoordeeld en dat er ter zake weinig problemen kunnen rijzen wanneer vooraf de instemming van de betrokken cliënt word gevraagd.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie