Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 388

Voor de beoordeling van de vraag of bepaalde briefwisseling tussen advocaten niet-vertrouwelijk is bij toepassing van art. 2, eerste lid, 4° van het reglement moet de stafhouder enkel formeel nagaan of er tussen de betrokken advocaten, handelende namens hun respectieve cliënten, een akkoord tot stand kwam, met name een voorstel of aanbod en een onvoorwaardelijke aanvaarding. Eens deze vaststelling is gemaakt, moet de stafhouder beslissen dat de desbetreffende briefwisseling niet-vertrouwelijk is. Het is niet de taak van de stafhouder om zich uit te spreken over de draagwijdte van het akkoord, noch over de vraag of de cliënt gebonden is door het akkoord afgesloten via de advocaten. Dit is de betekenis van art. 5 van het reglement.



Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

U vraagt mijn advies met betrekking tot het al dan niet vertrouwelijk karakter van een aantal brieven gewisseld tussen een advocaat van de balie A en een advocaat van de balie B.

In het kader van een hangende procedure doet de advocaat van balie A namens zijn cliënt bij brief van 7 oktober 2009 aan de advocaat van balie B een uitgewerkt voorstel van minnelijke regeling.

Bij brief van 28 oktober 2009 vraagt de advocaat van balie B aan de advocaat van balie A verduidelijking van het voorstel met betrekking tot een passage over het niet gebruiken van een dak.

Zij schrijft daarin onder meer:

“Kan U mij uw vertrouwelijk schrijven dd. 7 oktober 2009 verduidelijken met betrekking tot “het niet gebruiken van het dak”?

Indien dit inhoudt dat mijn cliënt afstand zou doen van eigendomsaanspraken op zijn terras, zal, minstens wat dit punt betreft, verdere procedure moeten worden gevoerd.

Indien U het dak bedoelt waar de airconditioning thans op staat gehecht, dan bevestig ik U dat mijn cliënt op dit deel uiteraard geen aanspraken van eigendom doet.”

Bij brief van 28 oktober 2009 antwoordt de advocaat van balie A:

“Uiteraard doelt cliënt niet op het terras van ± 1meter diepte dat rechtstreeks uitgeeft op de achterkant van het appartementsgebouw van uw cliënt, maar wel op het verlengde daarvan, ‘t is te zeggen het plat dak boven de achterbouw van mijn cliënt.

Of met andere woorden: de scheidingslijn van beide eigendommen is gelegen op de plaats waarop het appartement boven dat van uw cliënt een balustrade is aangebracht.

Kan u me bevestigen dat uw cliënten onder deze voorwaarden bereid zijn te regelen?”

Bij brief van 9 december 2009 antwoordt de advocaat van balie B:

“Bij deze ben ik zo vrij te verwijzen naar mijn schrijven van dd. 28 oktober 2009 en de bevestiging van Uwentwege in naam van uw cliënt dat het terras door mijn cliënt aangekocht, loopt over de volledige lengte - breedte.

Bij deze kan ik U bevestigen dat een akkoord dienaangaande is bereikt, waarbij ik U dank weet een dading te willen overmaken die dan in een akkoordconclusie voor het Hof van Beroep kan worden bekrachtigd, voor zover U dit nodig acht.”

De advocaat van balie A stelt vervolgens een akkoordconclusie op, waarvan de inhoud overeenstemt met de brief van 7 oktober 2009 en de latere verduidelijking met betrekking tot het dak. In dat

verband staat in de akkoordconclusie te lezen:

“Appellant erkent dat hij geen enkel eigendomsrecht heeft op het terras van geïntimeerden dat loopt over de volledige lengte van hun appartement en een diepte van ± 1 meter (zijnde tot op de plaats waar op de bovenliggende appartementen een balustrade werd aangebracht)” (markering toegevoegd)

De advocaat van balie B past deze passage in akkoordconclusie als volgt aan:

“Appellant erkent dat hij geen enkel eigendomsrecht heeft op het terras van geïntimeerden dat loopt over de volledige lengte van hun appartement, het terras heeft een afmeting van 3,55 meter op 10,20 meter, zijnde 36,20m2 (zijnde tot op de plaats waar op de bovenliggende appartementen een balustrade werd aangebracht).”
(markering toegevoegd)

Als gevolg van deze aanpassing ontstaat tussen partijen een discussie over het eerder gesloten akkoord en de interpretatie daarvan. Meteen rijst ook de vraag of bepaalde brieven in rechte kunnen worden overgelegd.


Advies

Terecht steunen beide betrokken stafhouders zich op art. 2, eerste lid, 4° van het reglement van de Nationale Orde van Advocaten met betrekking tot het overleggen van briefwisseling tussen advocaten. Dit artikel stelt dat elke mededeling tussen advocaten, zelfs vertrouwelijk gedaan, uit naam van een partij, wanneer ze bepaalde voorstellen behelst die onvoorwaardelijk uit naam van de andere partij worden aangenomen, haar vertrouwelijk karakter verliest.

Zoals blijkt uit bovenstaande citaten kan moeilijk worden betwist dat de advocaat van balie A uit naam van zijn cliënt in een brief van 7 oktober 2009 bepaalde voorstellen heeft gedaan. Evenmin kan worden betwist dat de advocate van balie B deze voorstellen uit naam van haar cliënt heeft aanvaard bij brief d.d. 9 december 2009.

Bijzonder in deze zaak is dat er tussen beide brieven nog andere briefwisseling werd gevoerd om het voorstel te verduidelijken. Het gaat om de brief d.d. 28 oktober 2009 waarin de confrater van balie B

verduidelijking vraagt en de brief van zelfde datum waarin de confrater van balie A verduidelijking geeft. In de brief d.d. 9 december 2009 van de advocaat van balie B, waarin het voorstel wordt aanvaard, wordt uitdrukkelijk verwezen naar deze verduidelijking.

Gezien er sprake is van een uitdrukkelijk voorstel uitgaande van een cliënt dat onvoorwaardelijk werd aanvaard uit hoofde van de cliënt van de andere partij, zijn voormelde brieven d.d. 7 oktober 2009 (voorstel) en 9 december 2009 (aanvaarding) niet vertrouwelijk. Hetzelfde geldt m.i. voor de wederzijdse brieven van 28 oktober 2009, waarin het voorstel wordt verduidelijkt. Deze brieven behelzen immers het akkoord tussen partijen via hun raadsleden.

Ik stel vast dat stafhouder X van oordeel is dat er geen akkoord tot stand kwam en dat de brieven dus vertrouwelijk moeten blijven.

Hij motiveert dit als volgt:

“Inderdaad heeft confrater D. geschreven dat er een akkoord is maar klaarblijkelijk hebben beide confraters niet hetzelfde bedoeld.

Er is slechts een akkoord indien de cliënt akkoord is met de interpretatie door confrater D van haar eigen brief d.d. 09.12.2009 en deze interpretatie blijkt uit haar versie van de akkoordbesluiten.

Aangezien de cliënt van confrater D niet met deze versie akkoord gaat, is er dus kennelijk geen akkoord.”

Ik vrees dat deze redenering niet kan worden gevolgd. Er moet immers een onderscheid worden gemaakt tussen een akkoord en de interpretatie van het akkoord.

Voor de beoordeling van de vraag of bepaalde briefwisseling tussen advocaten niet vertrouwelijk is bij toepassing van art. 2, eerste lid, 4° van het reglement moet de stafhouder enkel formeel nagaan of er tussen de betrokken advocaten, handelende namens hun respectieve cliënten, een akkoord tot stand kwam, met name een voorstel of aanbod en een onvoorwaardelijke aanvaarding.

Eens deze vaststelling is gemaakt, moet de stafhouder beslissen dat de desbetreffende briefwisseling niet vertrouwelijk is.

Het is niet de taak van de stafhouder om zich uit te spreken over de draagwijdte van het akkoord, noch over de vraag of de cliënt gebonden is door het akkoord afgesloten via de advocaten. Dit is de

betekenis van art. 5 van het reglement: “Het recht de briefwisseling over te leggen wijzigt niets aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomst.”

Beide partijen behouden voor de rechtbank het recht om te betwisten dat er een akkoord tot stand gekomen is en deze of gene interpretatie van het akkoord aan te vechten. Op burgerrechtelijk vlak zijn noch de partijen, noch hun advocaten gebonden door het oordeel van de stafhouder over het bestaan van een voorstel en een aanvaarding als basis voor de bevestiging van het niet vertrouwelijk karakter van bepaalde brieven.

Ik ben dienvolgens van oordeel dat de vier brieven van respectievelijk 7 oktober 2009, 28 oktober 2009, 28 oktober 2009 en 9 december 2009 in rechte mogen worden overgelegd, zodat de rechter op basis van kennisname van deze brieven kan oordelen of er een overeenkomst tot stand kwam en wat de precieze bedoeling van partijen daarbij was.

Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 251

Meer lezen

Advies 697

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen