Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 381
Het optreden als consultant in een bedrijf gedurende minstens vier dagen per week onder de voorwaarden zoals opgenomen in een overeenkomst lijkt niet verenigbaar met de uitoefening van het beroep van advocaat - het komt aan de raad van de Orde toe om hierover te beslissen en eventueel op grond van de onverenigbaarheid de advocaat weg te laten
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Een advocaat van uw balie sluit een samenwerkingsovereenkomst met een groep vennootschappen die actief zijn in de sector van investeringen en ontwikkelingen in vastgoedprojecten en groeisectoren.
Het voorwerp van de overeenkomst is een juridische dienstverlening. De advocaat verbindt er zich toe om hoofdzakelijk op de kantoren van de groep, waar hij vier werkdagen per week beschikbaar moet zijn, juridische diensten te verlenen gaande van het verdedigen van de juridische belangen van de groep tot het begeleiden en het opleiden van de werknemers op de juridische dienst. De advocaat is ook verantwoordelijk voor het opvolgen van betwiste zaken en voor het uitwerken van procedures en contracten. De advocaat wordt daarvoor forfaitair per maand betaald.
De overeenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde tijd en is verlengbaar.
U stelt de vraag of deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende activiteiten verenigbaar zijn met de uitoefening van het beroep van advocaat.
Advies
Terecht wijst u erop dat de vraag moet worden beoordeeld op grond van artikel 437, 4° Ger. W. dat stelt dat het beroep van advocaat onverenigbaar is met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Het behoort de raad van de Orde toe om te oordelen of een bezoldigde betrekking of werkzaamheid al dan niet de onafhankelijkheid van de advocaat of de waardigheid van de balie in gevaar brengt.
Hoe men zich in de overeenkomst ook inspant om te wijzen op de onafhankelijkheid van de advocaat, die overigens niet als “advocaat” contracteert, maar wel als “consultant”, uit het voorwerp van de overeenkomst blijkt duidelijk dat het de bedoeling is dat de advocaat in kwestie op de juridische dienst van de groep gaat werken en er taken uitvoert die gebruikelijk tot het takenpakket van de bedrijfsjurist behoren.
Uit de overeenkomst kan niet worden afgeleid of de advocaat ook prestaties als advocaat zal moeten leveren in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst, maar wellicht is dit ook de bedoeling. Tot zijn takenpakket behoort immers ook “procedures en contracten uitwerken” en “betwiste zaken opvolgen”. Ook het feit dat een artikel is gewijd aan de vraag of de advocaat de activiteiten die het voorwerp uitmaken van de overeenkomst al dan niet kan laten uitvoeren door derden, wijst erop dat tot zijn takenpakket wellicht ook de verdediging van de belangen van de groep in rechte behoort.
Het is niet de taak van de balie te onderzoeken of hier sprake is van een schijnzelfstandigheid of niet, maar feit is dat de advocaat voor de uitoefening van zijn resterende taken als advocaat (voor zover er nog kunnen resteren) mijns inziens niet meer de nodige onafhankelijkheid zal bezitten. Ook voor het eventueel uitvoeren van opdrachten als advocaat voor dezelfde groep zal hij niet de gebruikelijke onafhankelijkheid hebben ten opzichte van de groep.
Zo is in het contract weliswaar te lezen dat de advocaat vrij zijn opdracht kan uitoefenen, maar daar wordt onmiddellijk aan toegevoegd dat dit moet gebeuren binnen de strategie en de richtlijnen vastgesteld door de raad van bestuur (art. 1.2).
Uit artikel 1.3 blijkt dan weer dat de opdracht verder in detail wordt omschreven door de directie van de groep.
De advocaat moet zich ook sterk maken dat hij geen andere bestuursmandaten (wat dat in casu ook moge betekenen) zal opnemen tijdens de duur van de overeenkomst, behoudens voorafgaand schriftelijk akkoord van de directie (artikel 1.5).
De groep stelt haar infrastructuur ter beschikking van de advocaat. Deze bestaat uit een kantoorruimte en toebehoren zoals computer, meubilair, enz. (artikel 4.1). In de bijlage bij het contract staat dan dat de advocaat zijn taken hoofdzakelijk in de kantoren van de groep moet uitoefenen en dat hij vier werkdagen (per week) beschikbaar zal zijn voor de groep.
Uit het contract blijkt niet dat de advocaat gedurende deze vier dagen nog activiteiten als advocaat mag uitoefenen voor andere cliënten. Indien hij dit wel zou mogen doen, dan zou het ten zeerste problematisch zijn dat dit zou gebeuren vanuit de kantoren van de groep. Niet alleen de onafhankelijkheid, maar ook het beroepsgeheim van de advocaat zou dan in het gedrang komen.
De in de overeenkomst omschreven diensten worden krachtens de overeenkomst buiten elk ondergeschikt verband gepresteerd, maar daaraan wordt onmiddellijk toegevoegd dat de advocaat met betrekking tot de uitvoering van zijn opdracht verslag moet uitbrengen aan de gedelegeerd bestuurder en de raad van bestuur van de groep (artikel 5.2).
Ten slotte moet worden opgemerkt dat in de overeenkomst zelf wordt bepaald dat de advocaat (in zijn hoedanigheid van consultant) jaarlijkse vakantie mag nemen van 8 tot 19 juli.
Het moge duidelijk zijn dat de advocaat in zijn hoedanigheid van consultant in een ondergeschikte en afhankelijke positie staat ten opzichte van de groep waarmee hij contracteert. Indien het contract ook inhoudt dat hij prestaties als advocaat moet leveren voor de groep, dan is de wijze waarop dit gebeurt strijdig met de onafhankelijkheid van de advocaat.
Het intensief karakter van de in de uitvoering van de overeenkomst te leveren prestaties (minstens vier dagen per week aanwezig zijn in de kantoren van de groep) laat de advocaat mijns inziens ook niet toe om daarnaast nog op een normale wijze het beroep van advocaat uit te oefenen. Indien hij dit wel zou willen doen, dan zou dit noodzakelijkerwijze betekenen dat hij een en ander moet combineren met zijn activiteiten voor de groep en dat hij dit moet doen vanuit zijn kantoor bij de groep. Hier stelt zich een bijkomend probleem van beroepsgeheim.
Om al deze redenen adviseer ik dat het optreden als consultant in een bedrijf gedurende minstens vier dagen per week onder de voorwaarden zoals opgenomen in deze overeenkomst niet verenigbaar is met de uitoefening van het beroep van advocaat.
Ik herhaal evenwel dat het de raad van de Orde toekomt hierover te beslissen en eventueel op grond van de onverenigbaarheid de advocaat weg te laten. Voor de volledigheid voeg ik daaraan toe dat de raad van de Orde alsdan het “reglement betreffende de voor de raad van de Orde geldende procedure volgens de tuchtrechtspleging” moet volgen.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie