Voorzitter op vrijdag: "Inzetten op educatieve communicatie, digitalisering en alternatieve geschillenoplossing, daarin valt nog bijzonder veel te winnen"
Deontologie-advies Advies 374
De vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen advocaten is de regel. Uitzonderingen daarop moeten restrictief worden geïnterpreteerd – als een advocaat het niet-vertrouwelijk karakter van een brief aanvaardt, dan moet deze brief toch vertrouwelijk blijven als daarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar eerdere vertrouwelijke briefwisseling – een advocaat die in zijn conclusie het relaas geeft van de inhoud van vertrouwelijke briefwisseling schendt in deze conclusie het vertrouwelijk karakter van de briefwisseling
Dominique Dombret
![Dominique Dombret](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/Dominique-Dombret_2023-10-12-113552_szsd.jpg)
Merve Köse
![Merve Köse](/files_filesystem/files/Fotos/Mensen/Medewerkers/_75x75_crop_center-center_none/OVB_Portretten-oktober_19_low.jpg)
Vraag
Bij brief van 18 december 2009 dient mr. X van de balie van A klacht in tegen mr. Y van de balie van B wegens schending van de vertrouwelijkheid van briefwisseling.
In zijn conclusie dd. 23 november 2009 geeft mr. Y een relaas van de inhoud van de briefwisseling tussen de raadslieden die voorafging aan de procedure (conclusie p. 5, punt 20). In dit relaas verwijst mr. Y niet uitdrukkelijk naar de briefwisseling, maar hij heeft het in detail over de inhoud van deze briefwisseling. Hij steunt zich daarop om de houding van de cliënte van mr. X “kennelijk onredelijk” te noemen.
Mr. X vraagt de verwijdering van voormeld punt 20 uit de conclusie van mr. Y.
De zaak betreft de interpretatie van een arrest dd. 10 april 2008, meer in het bijzonder met betrekking tot de rechtsplegingsvergoeding. Bij gebreke van akkoord tussen partijen heeft de cliënte van mr. X gedagvaard in verbetering van voormeld arrest.
Voorafgaand aan deze procedure werden tussen de raadslieden volgende brieven verzonden.
Bij brief van 21 april 2008 schrijft mr. X aan mr. Y dat het arrest met betrekking tot de toebedeling van de gerechtskosten blijkbaar een fout bevat. Hij maakt een nieuwe afrekening waaruit moet blijken dat de cliënt van mr. Y nog een saldo van € 4 238,55 aan kosten verschuldigd is. Deze brief bevat geen enkele verwijzing naar een niet-vertrouwelijk karakter.
Bij brief van 20 mei 2008 antwoordt mr. Y dat hij de lezing van het arrest van mr. X niet deelt. Hij is van oordeel dat zijn cliënte nog een saldo van € 2.593,00 verschuldigd is, maar stelt dat zijn cliënte zou bereid zijn het verschil tussen beide berekeningen te betalen en stelt dus voor dat zijn cliënte € 2.593,00 + € 867,75 = € 3 460,75 zou betalen. Ook in deze brief is er geen sprake van een niet- vertrouwelijk karakter.
Mr. X antwoordt bij brief van 27 mei 2008. Hij gaat niet akkoord met de afrekening van mr. Y en stelt een nieuwe afrekening voor waaruit moet blijken dat de cliënte van mr. Y € 3.703,25 zou verschuldigd zijn. Hij eindigt zijn brief als volgt:
“Wil mij het akkoord van uw cliënte met deze verbeterde afrekening bevestigen, bij gebreke waaraan ik een procedure tot verbetering van arrest zal instellen, met alle nutteloze kosten en moeite vandien.
Indien ik zulke procedure moet voeren, zou ik huidig schrijven moeten aanwenden als niet- vertrouwelijk.
Voor het overige ga ik akkoord met de procestermijnen die u heeft voorgesteld in uw afzonderlijk schrijven van 20 mei 2008.
Ten slotte moet ik opmerken dat betekening van het arrest niet nodig is, aangezien mijn cliënte erin berust, hetgeen bij huidig niet-vertrouwelijk schrijven officieel wordt verklaard.
Kosten van betekening zijn dus overbodig en mijn cliënte maakt hiervoor alle voorbehoud.”
Op deze brief komt geen antwoord, ook niet na een rappel van 4 juli 2008, noch na een rappel van 17 juli 2009 (1 jaar later).
Ondertussen werd het arrest toch betekend en heeft het kracht van gewijsde bekomen.
Mr. X laat op 6 oktober 2009 een dagvaarding strekkende tot verbetering van het arrest betekenen.
Er volgen twee brieven over de vraag of de procedure al dan niet met korte debatten moet worden gevoerd. Deze brieven vormen geen probleem.
Op 21 oktober 2009 schrijft mr. Y aan mr. X:
“Vermits u uw schrijven van 27 mei 2008 als niet-vertrouwelijk hebt bestempeld, gaan wij ervan uit dat ook uw brief van 21 april 2008 en ons schrijven van 20 mei 2008 en 19 oktober 2009 ook als niet- vertrouwelijk kunnen worden beschouwd.”
Mr. X antwoordt daarop bij brief van 21 oktober 2009:
“Enkel mijn brief van 27/05/2008 werd als niet-vertrouwelijk bestempeld in geval van gerechtelijke procedure omtrent de verbetering van de rechterlijke beslissing.
De dagvaarding in verbetering bevat trouwens ook identiek dezelfde verbeterde afrekening, als deze vervat in mijn brief van 27/05/2008.
Mijn brief van 21/04/2008 bevat een foutieve afrekening en uw antwoordbrief van 20/05/2008 bevat eveneens een foutieve afrekening. Beide brieven werden niet ontheven van hun vertrouwelijkheid en blijven dus dit vertrouwelijk karakter behouden.
Uw brief van 19/10/2009 verwijst naar uw vertrouwelijke brief van 20/05/2008 en geldt dus ook als vertrouwelijk. ...”
Advies
De vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen advocaten is de regel. Uitzonderingen daarop moeten restrictief worden geïnterpreteerd.
Geen enkele van de brieven die tussen mr. X en mr. Y werden gewisseld, voldoet aan een van de uitzonderingen vermeld in artikel 2 van het reglement betreffende de overlegging van briefwisseling tussen advocaten.
Brieven van 21 april 2008 en van 20 mei 2008
De brieven van 21 april 2008 en van 20 mei 2008 bevatten geen mededeling die een akte van rechtspleging vervangt (art. 2.1). Zij bevatten ook geen voorstel dat onvoorwaardelijk door de tegenpartij werd aanvaard (art. 2.5).
Voor de drie overige uitzonderingen vermeld in artikel 2 geldt als noodzakelijke (maar niet voldoende) voorwaarde dat de brief als niet-vertrouwelijk wordt bestempeld door de afzender.
Gezien de brieven van 21 april 2008 en 20 mei 2008 niet als niet-vertrouwelijk werden bestempeld, zijn ze vertrouwelijk.
Brief van 27 mei 2008
De zin in de brief van 27 mei 2008 waarin mr. X zegt dat zijn cliënte berust, is niet-vertrouwelijk op basis van artikel 2.1 van het reglement (elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt).
Artikel 2 vermeldt evenwel ook:
“De beschikkingen van onderhavig artikel gelden enkel voor die mededelingen dewelke niets anders behelzen dan wat onder 1, 2, 3, 3bis en 4 vermeld is.”
De rest van de brief van 27 mei 2008 krijgt derhalve door de passage over de berusting niet automatisch ook een niet-vertrouwelijk karakter.
De brief van 27 mei 2008 wordt door mr. X als niet-vertrouwelijk bestempeld. Gezien de brief veel meer bevat dan uitsluitend de nauwkeurige omschrijving van precieze feiten valt hij niet onder de toepassing van artikel 2.3bis, maar wel onder de toepassing van artikel 2.3, dat stelt dat een mededeling het vertrouwelijk karakter verliest wanneer ze zonder voorbehoud en niet-vertrouwelijk gedaan is, ten verzoeke van een partij om er kennis van te geven aan een andere partij, op voorwaarde dat de geadresseerde ze uitdrukkelijk aanvaardt als zijnde niet-vertrouwelijk.
Mr. Y heeft niet geantwoord op de brief van 27 mei 2008. Hij heeft het niet-vertrouwelijk karakter van de brief van 27 mei 2008 dus niet uitdrukkelijk aanvaard. In zijn brief van 21 oktober 2009 schijnt hij het niet-vertrouwelijk karakter van de brief van 27 mei 2008 wel te aanvaarden, doch op voorwaarde dat ook de brieven van 21 april 2008 en 20 mei 2008 als niet-vertrouwelijk zouden worden beschouwd. Dit laatste kan niet, omdat deze brieven vertrouwelijk zijn. Deze voorwaardelijke aanvaarding geldt dus niet als aanvaarding van het niet-vertrouwelijk karakter.
Zelfs al zou mr. Y uitdrukkelijk het niet-vertrouwelijk karakter van de brief van 27 mei 2008 hebben aanvaard, dan nog zou deze brief vertrouwelijk moeten blijven, omdat in de brief uitdrukkelijk wordt verwezen naar eerdere vertrouwelijke briefwisseling.
Ik besluit dat er mijns inziens geen twijfel over kan bestaan dat alle briefwisseling tussen mr. X en mr. Y vertrouwelijk was. Vermits mr. Y in punt 20 van zijn conclusie het relaas geeft van de inhoud van deze vertrouwelijke briefwisseling moet hij deze passage uit zijn conclusie schrappen. Hij schendt in deze conclusie het vertrouwelijk karakter van de briefwisseling.
Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie