Ga verder naar de inhoud

Deontologie-advies Advies 347

Algemeen wordt aangenomen dat het vertrouwelijk karakter van besprekingen tussen advocaten en dus a fortiori van onderhandelingen tussen partijen in aanwezigheid van hun advocaten betekent dat de inhoud van deze bespreking vertrouwelijk moet blijven, maar niet noodzakelijk het feit zelf van de bespreking. De loyaliteit gebiedt zelfs dat in bepaalde gevallen de advocaat erkent dat er vertrouwelijke besprekingen zijn geweest.

Dominique Dombret

Jurist deontologie
Dominique Dombret

Merve Köse

Jurist deontologie
Merve Köse

Deel dit artikel

Vraag

Mr. X van de balie van A is de raadsman van de firma I. Mr. Y van de balie van B is de raadsman van de firma MP.

In het kader van een geschil is er op 14 juli 2008 een bijeenkomst van partijen en hun raadslieden in de kantoren van I. Er zou op deze bijeenkomst afgesproken zijn dat deze bespreking een vertrouwelijk karakter had. De bespreking van 14 juli 2008 resulteerde niet in een akkoord en er werd betreffende deze bespreking ook geen enkel verslag opgesteld.

Uit de stukken die mij werden meegedeeld, blijkt dat er nadien diverse rechtstreekse contacten waren tussen de partijen, buiten de tussenkomst van de raadslieden. Er werden verschillende e-mails verzonden waarbij voorstellen van minnelijke regeling werden gedaan, maar het kwam nog steeds niet tot een akkoord.

Op 24 september 2008 zond de cliënte van mr. Y dan een aangetekende brief aan de cliënte van mr. X. In deze brief wordt de cliënte van meester X in gebreke gesteld en wordt voorafgaandelijk een opsomming gegeven van de voorgaanden aan deze ingebrekestelling.

Dit gebeurt in volgende bewoordingen:

“Bij deze verwijzen wij kort naar de voorgaanden, te weten:

+ de brief van 3 juli 2008 van onze raadsman;

+ de bijeenkomst in uw kantoren (bespreking met de raadslieden) waarvan de inhoud vertrouwelijk blijft;

+ mijn rondgang na deze bijeenkomst met u waarbij wij in concreto verder bespraken en meedeelden wat we nog verwachtten;

...”

Verder in de opsomming volgen dan de verschillende data waarop voorstellen werden gedaan en waarop werd gereageerd op deze voorstellen.

Bij brief van 26 september 2008 verzoekt mr. X mr. Y om per kerende te bevestigen dat de aangetekende brief van 24 september 2008 van zijn cliënt zou worden ingetrokken en dat deze brief

niet zou worden overgelegd in het kader van een procedure en dit enerzijds omdat volgens mr. X conform de deontologie de briefwisseling tussen raadslieden moet geschieden en anderzijds omdat

in de kwestieuze brief melding wordt gemaakt van de onderhandelingen, waarbij werd overeengekomen om deze als strikt vertrouwelijk te behandelen.

Gezien mr. Y hier niet op ingaat vraagt mr. X de tussenkomst van zijn stafhouder. Tot daar de belangrijkste feiten.


Advies

Hoewel hierover geen enkel geschreven akkoord bestaat, kan moeilijk worden betwist dat de onderhandelingen die plaatsvonden op 14 juni 2008 in aanwezigheid van de raadslieden een

vertrouwelijk karakter hadden. Mr. X roept dit in en dit wordt met zoveel woorden bevestigd in de brief van 24 september 2008 van de cliënte van mr. Y (“de bijeenkomst in uw kantoren (bespreking met de raadslieden) waarvan de inhoud vertrouwelijk blijft”).

De vraag is evenwel of die vaststelling volstaat om mr. Y te verbieden om de brief van 24 september 2008 van zijn cliënte in de procedure aan te wenden.

In de kwestieuze brief van 24 september 2008 wordt niets gezegd met betrekking tot de inhoud van de bespreking van 14 juli 2008, wel in tegendeel. In deze brief wordt immers nogmaals benadrukt dat

de inhoud van deze bespreking vertrouwelijk was. Het enige waarmee mr. X dienvolgens een probleem zou kunnen hebben is het feit dat de bespreking überhaupt wordt vermeld.

Algemeen wordt nochtans aangenomen dat het vertrouwelijk karakter van besprekingen tussen advocaten en dus a fortiori van onderhandelingen tussen partijen in aanwezigheid van hun advocaten betekent dat de inhoud van deze bespreking vertrouwelijk moet blijven, maar niet noodzakelijk het feit zelf van de bespreking. De loyaliteit gebiedt zelfs dat in bepaalde gevallen de advocaat erkent dat er vertrouwelijke besprekingen zijn geweest.

Ik kan in dit verband verwijzen naar artikel 146 van de deontologische code van de balie van Brussel waarin met betrekking tot de vertrouwelijkheid van besprekingen tussen advocaten te lezen staat:

“Onverminderd de toepassing van de artikelen 31 en volgende is de inhoud van de besprekingen tussen advocaten vertrouwelijk. Omwille van de loyauteit mag hun bestaan bekend gemaakt worden wanneer het voor de oplossing van een geschil voor een rechtsmacht dienend is.
Wenst men het bestaan zelf van de besprekingen absoluut vertrouwelijk te houden zullen de advocaten dit van bij het beging uitdrukkelijk melden. In geval van twijfel of onenigheid wordt het geschil aan de stafhouder voorgelegd.”

Mijns inziens handelde de cliënte van mr. Y niet in strijd met de afspraak van vertrouwelijkheid door het loutere feit van een bijeenkomst tussen partijen te vermelden. Er is op grond daarvan dan ook geen enkele reden om mr. Y te verbieden deze brief in de procedure aan te wenden.

Dit alles is destemeer het geval, nu uit de stukken blijkt dat er na deze bijeenkomst verder rechtstreeks tussen partijen werd onderhandeld, met een weerslag daarvan in e-mailverkeer.

Onderhandelingen tussen partijen zijn in principe niet vertrouwelijk.

Voor de volledigheid wil ik nog laten opmerken dat mr. X het mijns inziens ook niet bij het rechte eind heeft wanneer hij stelt dat conform de deontologie de briefwisseling tussen raadslieden dient te geschieden.

Gezien de briefwisseling tussen raadslieden in principe vertrouwelijk is en de uitzonderingen daarop restrictief moeten worden geïnterpreteerd, is het in sommige gevallen noodzakelijk dat partijen elkaar rechtstreeks aanschrijven. Overigens kan een deontologische regel partijen zelf niet verbieden met elkaar te corresponderen wanneer zij reeds een raadsman hebben. Het is slechts wanneer een advocaat deze rechtstreekse contacten tussen partijen op een of andere wijze zou misbruiken, dat hem onconfraterneel gedrag zou kunnen worden verweten. Dit lijkt in casu niet het geval te zijn.

Ik besluit dienvolgens dat er geen enkel bezwaar bestaat tegen de kwestieuze brief van 24 september 2008 en de aanwending daarvan in de procedure door mr. Y. Hetzelfde geldt voor de overige briefwisseling tussen partijen.

Philippe De Jaegere
Bestuurder departement deontologie

Ook interessant

Advies 710

Meer lezen

Advies 692

Meer lezen

Gerelateerd nieuws

Deze berichten verschenen recent:
Deontologie

Inzicht in nationale risicoanalyse witwaspreventie

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de nationale risicoanalyse over witwassen van geld, financiering van terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens samengevat voor alle entiteiten die onder de witwaspreventiewet vallen. Deze samenvatting is daarom ook van belang voor advocaten. Ze biedt u een goed inzicht in de actuele risico’s, waardoor u uw eigen risicoanalyses daarop kunt afstemmen.

Meer lezen
Deontologie Podcast

Podcast Ten Gronde: F*Q deontologie

In een boeiende aflevering van de podcast Ten Gronde, gemodereerd door bestuurder Jan Meerts, wordt de deontologie kritisch in vraag gesteld, met een focus op de veranderende landschappen van ethiek en praktijk. Mr. Eva Raepsaet, stafhouder Luk Delbrouck en vice-stafhouder Frank Judo betreden de arena om te debatteren over de ethiek en de grenzen van het beroep.

Deze podcast biedt een unieke kans om diepgaand inzicht te krijgen in de ethiek en de moderne ontwikkelingen van het beroep. Luister alsof u er zelf bij was!

Meer lezen
Deontologie Rechten van de mens

Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens: een steun voor klokkenluiders

Recente wetten versterken de bescherming van klokkenluiders in Belgische privébedrijven en de federale publieke sector. Deze wetten, voortkomend uit een Europese richtlijn, bieden niet alleen bescherming maar ook diverse vormen van ondersteuning via het onafhankelijke Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM). Advocaten en advocatenkantoren die geïnteresseerd zijn in de verdediging van klokkenluiders worden opgeroepen om zich bij het FIRM te melden.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Nieuwjaarsgeschenk van het Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft op 11 januari 2024 opnieuw het beroepsgeheim van de advocaat beschermd in een bevestiging van zijn eerdere DAC6-rechtspraak. Ditmaal handelen de arresten over de omzettingsregelgeving op federaal niveau en op het niveau van de Franstalige Gemeenschap, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Meer lezen
Deontologie

Individueel e-mailadres voortaan verplicht

Advocaten moeten vanaf nu bereikbaar zijn via een (individueel) e-mailadres. Dat besliste onze algemene vergadering.

Meer lezen
Deontologie

OVB waarschuwt voor platform 'starofservice.be'

Het platform “starofservice.be” beweert via het internet vragers en aanbieders van ‘diensten’ met elkaar in contact te brengen. Er is ernstige twijfel over het bonafide karakter ervan, zodat de OVB elke samenwerking afraadt. Samenwerking kan bovendien zware deontologische inbreuken opleveren.

Meer lezen
Tucht

Onrechtmatig verzet niet langer mogelijk in procedures zoals in tucht

Onze algemene vergadering keurde op 8 februari 2023 een wijzigingsreglement goed dat voortaan (onder meer) de mogelijkheid biedt aan de raad van de Orde om verzet in procedures zoals in tucht ongedaan te verklaren. Dat reglement trad recent in werking.

Meer lezen
Deontologie Fiscaal recht

Het Grondwettelijke Hof verdedigt opnieuw ons beroepsgeheim bij DAC6

Het Grondwettelijke Hof heeft vandaag opnieuw uitspraak gedaan met betrekking tot een Vlaams decreet dat de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen regelt. Het Hof respecteert opnieuw het beroepsgeheim van ons beroep.

Meer lezen
Deontologie Witwaspreventie

OVB waarschuwt voor opleiding witwaspreventie door SwiftSkills

We vernamen dat SwiftSkills, een e-learning platform, advocaten via een misleidend e-mailbericht aanspoort om deel te nemen aan een opleiding over hun verplichtingen onder de wet van 18 september 2017 ‘tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten’ (WPW).

Meer lezen